Part of Smart Yellow Suite

WGK027137
Besluit wijziging tot vrijstellings- en boetebesluit in verband met aanpassing gelijkwaardigheidstoetsen wtp

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Datum uitgave 2 april 2025
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Documenten

stb-2025-245 (PDF)

Besluit van 15 augustus 2025, houdende de wijziging van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 in verband met informatieverstrekking voor onderzoek, wijziging van het begrip dezelfde aanspraken en wijziging van het overgangsrecht Wet toekomst pensioenen [KetenID WGK027137]

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 juli 2025, nr. 2025-0000144992

Gelet op artikel 13, derde lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 juli 2025, nr. W12.25.00163/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 augustus 2025, nr. 2025-0000181087,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. VRIJSTELLINGS- EN BOETEBESLUIT WET BPF 2000

Het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van artikel 2 komt te luiden:

B

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

9.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de berekening van het verzekeringstechnisch nadeel, bedoeld in het vierde lid, de actuariële en financiële gelijkwaardigheid, bedoeld in het vijfde lid, en de gelijkwaardigheid van aanspraken, bedoeld in het zesde lid.
C

Na artikel 8e wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8f. Verstrekking informatie ten behoeve van onderzoek
1.
Indien naar het oordeel van Onze Minister inlichtingen nodig zijn voor een onderzoek naar de doeltreffendheid of effecten van dit besluit, verstrekt het bedrijfstakpensioenfonds op verzoek van Onze Minister inlichtingen omtrent:
  1. de beleggingsperformance van het bedrijfstakpensioenfonds, bedoeld in artikel 5, eerste lid;
  2. de benchmark, bedoeld in artikel 5, eerste lid; en
  3. de kosten van vermogensbeheer, bedoeld in artikel 10a, tweede lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
2.
Onze Minister kan een derde opdragen de gegevens of inlichtingen die hem ingevolge het eerste lid zijn verstrekt te onderzoeken en aan hem verslag uit te brengen. Tevens kan Onze Minister de derde die in zijn opdracht handelt, machtigen namens hem gegevens of inlichtingen in te winnen, in welk geval het eerste lid van overeenkomstige toepassing is.
3.
Onze Minister en degenen die in zijn opdracht handelen zijn verplicht tot geheimhouding van de op grond van het eerste lid ontvangen gegevens of inlichtingen. Onze Minister kan uitsluitend de aan de gegevens of inlichtingen ontleende bevindingen en de daaruit getrokken conclusies in algemene zin aan de Staten-Generaal meedelen en openbaar maken.
4.
Het bedrijfstakpensioenfonds is verplicht de gegevens en inlichtingen genoemd in het eerste lid beschikbaar te hebben en deze gedurende ten minste zeven jaren na het boekjaar waarop ze betrekking hebben beschikbaar te houden.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over het verstrekken van inlichtingen, bedoeld in het eerste lid.
D

Artikel 9b komt te luiden:

Artikel 9b. Overgangsrecht Wet toekomst pensioenen
1.
In het geval van een vrijstelling als bedoeld in de artikelen 2 of 6, blijven de artikelen 7 en 7b en bijlagen 2 en 3, zoals die luidden op 30 juni 2023, van toepassing tot het tijdstip dat het bedrijfstakpensioenfonds dan wel de werkgever die een vrijstelling heeft of aanvraagt bij dat bedrijfstakpensioenfonds is overgegaan op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 220i van de Pensioenwet.
2.
In het geval van een vrijstelling als bedoeld in artikel 5, blijven de artikelen 5, 5a en bijlage 1, zoals die luidden op 30 juni 2023, van toepassing tot het tijdstip dat het bedrijfstakpensioenfonds is overgegaan op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 220i van de Pensioenwet.
3.
In het geval van een vrijstelling als bedoeld in artikel 5, blijven de artikelen 7 en 7b en bijlage 2, zoals die luidden op 30 juni 2023, van toepassing tot het tijdstip dat het bedrijfstakpensioenfonds dan wel de werkgever die een vrijstelling heeft of aanvraagt bij dat bedrijfstakpensioenfonds is overgegaan op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 220i van de Pensioenwet.
4.
Indien bij een vrijstelling als bedoeld in de artikelen 2 of 6, is afgezien van de berekening van de actuariële en financiële gelijkwaardigheid op grond van artikel 7, vijfde lid, tweede zin, zoals dat luidde op 30 juni 2023, wordt vanaf het tijdstip dat het bedrijfstakpensioenfonds of de werkgever die een vrijstelling heeft of aanvraagt bij dat bedrijfstakpensioenfonds is overgegaan op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 220i van de Pensioenwet, de gelijkwaardigheid aangetoond door aan te tonen dat de pensioenregeling van de werkgever ten minste financieel gelijkwaardig is aan de pensioenregeling van het bedrijfstakpensioenfonds.
5.
De gelijkwaardigheid kan in afwijking van artikel 7, vijfde lid, voor de duur van de hierna genoemde periode worden aangetoond door een toets op enkel de financiële gelijkwaardigheid, bedoeld in de krachtens artikel 7, negende lid, vastgestelde ministeriële regeling. Het gaat om de periode waarin enkel het bedrijfstakpensioenfonds dan wel enkel de werkgever die een vrijstelling heeft of aanvraagt bij dat bedrijfstakpensioenfonds, als bedoeld in de artikelen 2 of 6, is overgegaan op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 220i van de Pensioenwet. In de genoemde periode kan in afwijking van artikel 8, eerste lid, de vrijstelling door het bedrijfstakpensioenfonds niet worden ingetrokken vanwege het ontbreken van de actuariële gelijkwaardigheid.
6.
De financiële gelijkwaardigheid, bedoeld in het vierde en vijfde lid, wordt geacht te zijn aangetoond indien de werkgever voor de vrijgestelde werknemers een pensioenregeling heeft die aansluit bij de maximale begrenzingen die zijn opgenomen in de hoofdstukken IIB en VIII van de Wet op de loonbelasting 1964.
7.
Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2027.

Artikel 8f. Verstrekking informatie ten behoeve van onderzoek

Artikel 9b. Overgangsrecht Wet toekomst pensioenen

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.