Part of Smart Yellow Suite

WGK027092
Wet tegenbewijsregeling box 3

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Financiën
Datum uitgave 20 november 2024
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Wet tegenbewijsregeling box 3

Documenten

stb-2025-195 (PDF)

Wet van 14 juli 2025, houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 om een tegenbewijsregeling te introduceren bij het bepalen van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (Wet tegenbewijsregeling box 3)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om een tegenbewijsregeling te introduceren bij het bepalen van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen op grond van de Wet inkomstenbelasting 2001;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan hoofdstuk 5 wordt een afdeling toegevoegd, luidende:

B

Aan artikel 7.7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5.
Indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het met overeenkomstige toepassing van afdeling 5.6 berekende werkelijke rendement van de bezittingen in Nederland en van de schulden in verband met die bezittingen in Nederland per saldo lager is dan het voordeel uit sparen en beleggen in Nederland, wordt het belastbare inkomen uit sparen en beleggen in Nederland in afwijking van het eerste lid gesteld op het werkelijke rendement van die bezittingen en schulden.

Artikel 5.25. Tegenbewijsregeling

Artikel 5.26. Werkelijk rendement

Artikel 5.27. Reguliere voordelen

Artikel 5.28. Vermogensaanwas

Artikel 5.29. Stortingen

Artikel 5.30. Onttrekkingen

Artikel 5.31. Waardering bezittingen en schulden

Artikel 5.31a. Vrijstelling bepaalde levensverzekeringen

Voor de toepassing van deze afdeling behoren rechten op kapitaalsuitkeringen of prestaties uit levensverzekering, uitsluitend bestaande uit een kapitaalsuitkering bij overlijden van de belastingplichtige, zijn partner of een bloed- of aanverwant, dan wel op prestaties in natura ter zake van de verzorging van een uitvaart, uitsluitend tot de bezittingen, indien:

Artikel 5.31b. Vrijstelling contant geld

Artikel 5.32. Vrijstelling groene beleggingen

Artikel 5.32a. Vrijstelling bepaalde kapitaalverzekeringen

Artikel 5.33. Vermogensaanwas bij ontstaan of einde binnenlandse belastingplicht

Artikel 5.34. Tijdstip genieten en aftrek

Artikel 5.35. Onregelmatige handelingen met nettolijfrenten

Artikel 5.36. Onregelmatige handelingen met nettopensioenen

ARTIKEL II

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2026 als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 5.27, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  1. voordeel uit het voor eigen gebruik ter beschikking staan van een onroerende zaak of een deel daarvan.
B

Na artikel 5.27 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.27a. Waardering voordeel uit eigen gebruik van een onroerende zaak
1.
Het voordeel uit het voor eigen gebruik ter beschikking staan van een onroerende zaak of een deel daarvan wordt gesteld op de economische huurwaarde per jaar van die onroerende zaak, onderscheidenlijk van dat deel van die onroerende zaak.
2.
Indien een onroerende zaak of een deel daarvan een gedeelte van het kalenderjaar voor eigen gebruik ter beschikking staat, wordt het voordeel uit het voor eigen gebruik ter beschikking staan gesteld op de economische huurwaarde per jaar van die onroerende zaak, onderscheidenlijk van dat deel van die onroerende zaak, gedeeld door het totale aantal dagen in het kalenderjaar en vermenigvuldigd met het aantal dagen in het kalenderjaar dat die onroerende zaak, onderscheidenlijk dat deel van die onroerende zaak, de gehele dag voor eigen gebruik ter beschikking staat.
3.
Een onroerende zaak of een deel daarvan staat in ieder geval niet voor eigen gebruik ter beschikking voor zover die onroerende zaak, onderscheidenlijk dat deel van die onroerende zaak, wordt verhuurd of verpacht, in aanbouw is of onbruikbaar is door een brand of een verbouwing.

Artikel 5.27a. Waardering voordeel uit eigen gebruik van een onroerende zaak

ARTIKEL III

In afwijking van artikel 2.17, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt voor de persoonsgebonden aftrek die voortvloeit uit een herrekening van het verzamelinkomen over het kalenderjaar 2023 of 2024 door toepassing van afdeling 5.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001, aangesloten bij de door de fiscale partners in de aangifte gekozen verdeling van uitgaven voor specifieke zorgkosten als bedoeld in afdeling 6.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001 of aftrekbare giften als bedoeld in afdeling 6.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Indien de belastingplichtige tezamen met zijn partner op een andere wijze het extra bedrag aan persoonsgebonden aftrek wil verdelen, kunnen zij hiervoor een verzoek om ambtshalve vermindering indienen bij de inspecteur waarin zij hun gezamenlijke keuze kenbaar maken.

ARTIKEL IV

De Wet rechtsherstel box 3 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

3.
Deze wet regelt tevens een tegenbewijsregeling op basis van het werkelijke rendement, bedoeld in artikel 6a, met betrekking tot de aanslagen, genoemd in het tweede lid, onderdelen a of b.
6.
Bij de toepassing van deze wet worden de Wet inkomstenbelasting 2001, de daarop berustende bepalingen en het besluit toegepast zoals deze luidden in het kalenderjaar waarover het voordeel uit sparen en beleggen of het werkelijke rendement van bezittingen en schulden wordt vastgesteld, met dien verstande dat:
  1. afdeling 5.6 van die wet wordt toegepast zoals die luidt op het bij koninklijk besluit bepaalde tijdstip, bedoeld in artikel V;
  2. bij de toepassing van artikel 5.27, tweede lid, onderdeel b, van die wet artikel 5.2, derde lid, van die wet wordt toegepast zoals dat luidt op het bij koninklijk besluit bepaalde tijdstip, bedoeld in artikel V;
  3. bij de toepassing van de artikelen 5.35, eerste lid, en 5.36, eerste lid, van die wet in plaats van artikel 5.2, tweede lid, wordt gelezen: artikel 5.2, eerste lid.
B

In artikel 5 wordt «de artikelen 2 en 3» vervangen door «de artikelen 2, 3 of 6a».

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

4.
Indien het belastbare inkomen uit sparen en beleggen wordt bepaald met inachtneming van artikel 6a, vinden het eerste tot en met derde lid geen toepassing en wordt het besluit toegepast met inachtneming van het vijfde tot en met elfde lid.
5.
In afwijking van artikel 23, eerste lid, van het besluit bestaat het buitenlandse voordeel uit sparen en beleggen uit het gezamenlijke bedrag aan werkelijk rendement van bezittingen in het buitenland en van schulden in verband met die bezittingen. Daarbij zijn bezittingen in het buitenland bezittingen als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van het besluit voor zover de daaruit genoten opbrengsten zijn onderworpen aan een belasting naar het inkomen die vanwege de andere Mogendheid waarin de bezittingen zijn gelegen, wordt geheven.
6.
In afwijking van artikel 24, tweede lid, van het besluit wordt de vermindering, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, berekend met inachtneming van de inkomstenbelasting die over het belastbare inkomen uit sparen en beleggen na toepassing van artikel 6a, maar vóór de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting, verschuldigd zou zijn.
7.
Artikel 24, derde lid, van het besluit blijft buiten toepassing.
8.
In afwijking van artikel 24, vijfde lid, onderdelen a en b, van het besluit wordt verstaan onder:
9.
Voor de toepassing van het vijfde lid en het achtste lid, onderdeel a, worden het werkelijke rendement van de bezittingen in het buitenland en het werkelijke rendement van de schulden in verband met die bezittingen bepaald met inachtneming van artikel 6a, tweede lid.
10.
Voor de toepassing van artikel 25, vierde lid, van het besluit wordt onder het bedrag aan berekende belasting op het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen verstaan: het bedrag aan berekende belasting op het belastbare inkomen uit sparen en beleggen na toepassing van artikel 6a.
11.
Bij de toepassing van artikel 25b, vierde lid, van het besluit wordt artikel 6a toegepast bij het bepalen van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen.
D

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a. Tegenbewijsregeling op basis van werkelijk rendement
1.
Indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het werkelijke rendement van bezittingen en schulden lager is dan het voordeel uit sparen en beleggen dat ingevolge deze wet in aanmerking wordt genomen, wordt het belastbare inkomen uit sparen en beleggen in afwijking van artikel 5.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 gesteld op het werkelijke rendement van bezittingen en schulden, verminderd met de persoonsgebonden aftrek.
2.
Het werkelijke rendement van bezittingen en schulden wordt bepaald met toepassing van afdeling 5.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
3.
Indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het werkelijke rendement van de bezittingen in Nederland en de schulden in verband met die bezittingen in Nederland lager is dan het voordeel uit sparen en beleggen in Nederland, wordt het belastbare inkomen uit sparen en beleggen in Nederland in afwijking van artikel 7.7, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 gesteld op het werkelijke rendement van deze bezittingen en schulden. Dit werkelijke rendement wordt berekend met overeenkomstige toepassing van het tweede lid.
4.
In afwijking van de artikelen 4:1, 4:2, eerste lid, 6:4, eerste lid en 6:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht maakt de belastingplichtige bij een beroep op de tegenbewijsregeling op basis van het werkelijke rendement gebruik van een door de inspecteur ter beschikking te stellen formulier.
5.
Ter aanvulling van het ter beschikking gestelde formulier kunnen tot zes weken na verzending van het formulier nadere stukken ingediend worden.

Artikel 6a. Tegenbewijsregeling op basis van werkelijk rendement

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met dien verstande dat:

ARTIKEL VI

Deze wet wordt aangehaald als: Wet tegenbewijsregeling box 3.

stb-2025-196 (PDF)

Besluit van 14 juli 2025 tot inwerkingtreding van de Wet tegenbewijsregeling box 3

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 9 juli 2025, nr. 0000190059;

Gelet op artikel V van de Wet tegenbewijsregeling box 3;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Wet tegenbewijsregeling box 3 treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.