Wet van 18 december 2024 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is fiscale maatregelen te treffen die voortvloeien uit de koopkrachtbesluitvorming voor het jaar 2025 en dat het ook in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2025 en volgende jaren wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.10, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
B
In artikel 2.10a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
C
In de in artikel 2.12 opgenomen tabel wordt het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage vervangen door «31%».
D
Aan artikel 3.16 wordt een lid toegevoegd, luidende:
14.
Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek kosten en lasten die verband houden met een tot het ondernemingsvermogen van de belastingplichtige behorende woning die de belastingplichtige anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat, indien die kosten en lasten ingevolge het eerste lid niet in aftrek zouden komen als de woning niet tot het ondernemingsvermogen zou behoren.E
Artikel 3.31 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Milieu-bedrijfsmiddelen zijn bedrijfsmiddelen die door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister en na overleg met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij ministeriële regeling zijn aangewezen als bedrijfsmiddelen die in het belang zijn van de bescherming van het Nederlandse milieu.5.
Bij ministeriële regeling kunnen door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister regels worden gesteld met betrekking tot de verklaring, bedoeld in het eerste lid.6.
Tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven inzake beroep tegen de verklaring, bedoeld in het eerste lid, kunnen de belanghebbende en Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat beroep in cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde toepassing van het begrip bedrijfsmiddelen. Op dit beroep zijn de voorschriften betreffende het beroep in cassatie tegen uitspraken van de gerechtshoven inzake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij het College van Beroep voor het bedrijfsleven de plaats inneemt van een gerechtshof.F
In artikel 3.36, tweede lid, onderdeel a, wordt «in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat» vervangen door «door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister».
G
In artikel 3.40 wordt «belastingplichtigenaast» vervangen door «belastingplichtige naast».
H
Artikel 3.42a wordt als volgt gewijzigd:
8.
Bij ministeriële regeling kunnen door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister:- regels worden gesteld met betrekking tot de verklaring, bedoeld in het eerste lid; en
- regels worden gesteld met betrekking tot het zevende lid.
9.
Tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven inzake beroep tegen de verklaring, bedoeld in het eerste lid, kunnen de belanghebbende en Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat beroep in cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde toepassing van de begrippen investeren en bedrijfsmiddelen. Op dit beroep zijn de voorschriften betreffende het beroep in cassatie tegen uitspraken van de gerechtshoven inzake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij het College van Beroep voor het bedrijfsleven de plaats inneemt van een gerechtshof.I
Aan artikel 4.13 worden twee leden toegevoegd, luidende:
6.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel f, blijven schulden uit hoofde van een civielrechtelijke verbondenheid van de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon voor een schuld die deel uitmaakt van het vermogen van een samenwerkingsverband waaruit de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon winst uit onderneming geniet buiten beschouwing.7.
Voor de toepassing van het zesde lid wordt onder een samenwerkingsverband verstaan:- een vennootschap onder firma;
- een commanditaire vennootschap;
- een maatschap;
- een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam dat een met een vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of maatschap vergelijkbare rechtsvorm heeft.
J
Artikel 4.13, vierde en vijfde lid, vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vierde en vijfde lid.
K
Aan artikel 4.14a wordt een lid toegevoegd, luidende:
7.
Indien een schuld die deel uitmaakt van het vermogen van een samenwerkingsverband voor de toepassing van het eerste lid in aanmerking wordt genomen bij meerdere belastingplichtigen die participeren in dat samenwerkingsverband en het gezamenlijk in aanmerking te nemen bedrag van die schuld meer bedraagt dan de nominale waarde daarvan, wordt bij de belastingplichtige het meerdere voor hetzelfde deel als bij de andere belastingplichtige of belastingplichtigen in mindering gebracht op het bij de belastingplichtige in aanmerking te nemen bedrag van de schuld.L
Aan artikel 5.10 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
- ten aanzien van de Tijdelijke wet Groningen:
- aanspraken op vergoeding van schade door het treffen van maatregelen in natura als bedoeld in artikel 2, derde lid, van die wet;
- aanspraken op tegemoetkomingen in natura als bedoeld in artikel 2, tiende lid, van die wet;
- aanspraken op vergoeding als bedoeld in de artikelen 13ia, derde lid, 13ib, derde lid, en 13j, eerste lid, onderdeel b, van die wet voor zover deze aanspraken niet zijn gericht op de uitbetaling van geld aan de eigenaar.
La
In artikel 5.13 wordt «€ 30.000» vervangen door «€ 26.000» en wordt «€ 60.000» vervangen door «€ 52.000».
M
Artikel 6.17 wordt als volgt gewijzigd:
7.
De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden in aanmerking genomen voor € 925 per jaar.N
In artikel 6.19, eerste lid, aanhef, en tweede lid, wordt «onderdelen b tot en met g» vervangen door «onderdelen b tot en met h».
Na
In artikel 6.38, vierde lid, wordt «€ 250.000» vervangen door «€ 1.500.000».
O
Artikel 7.2 wordt als volgt gewijzigd:
P
Artikel 8.9 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Indien ten aanzien van de belastingplichtige die geboren is op of na 1 januari 1963 de gecombineerde heffingskorting door artikel 8.8 wordt beperkt tot een bedrag beneden het niveau van 55% van de voor de belastingplichtige geldende algemene heffingskorting (toetsniveau) wordt, indien de belastingplichtige in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden dezelfde partner heeft, de gecombineerde heffingskorting daarna verhoogd tot het toetsniveau. De verhoging bedraagt echter maximaal het bedrag van de door de partner verschuldigde gecombineerde inkomensheffing verminderd met zijn gecombineerde heffingskorting. De verhoging wordt verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met 14,70% van het gedeelte van het gezamenlijke verzamelinkomen van de belastingplichtige en zijn partner dat meer bedraagt dan € 36.000.5.
Dit artikel is niet van toepassing indien de belastingplichtige bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 21 jaar niet heeft bereikt en in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden in belangrijke mate door zijn ouders is onderhouden.Q
In artikel 8.10, tweede lid, wordt het eerstvermelde bedrag verlaagd met € 335.
Qa
In artikel 8.19, tweede lid, wordt «0,7%» vervangen door «0,1%».
R
In artikel 9.4, vierde lid, wordt «eerste lid, tweede volzin» vervangen door «eerste lid, tweede zin, of tweede lid, tweede zin».
S
In artikel 10.1, eerste lid, wordt «6.17, derde lid» vervangen door «6.17, vierde lid» en vervalt «8.10,». Voorts wordt na «vermelde bedragen,» ingevoegd «het in artikel 8.10, tweede lid, eerstvermelde bedrag,».
T
Na artikel 10.6ter wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10.6a Jaarlijkse aanpassing inkomensgrens en percentage uitbetaling gecombineerde heffingskorting bij minstverdienende partner
1.
Bij het begin van het kalenderjaar worden het in artikel 8.9, eerste lid, eerstvermelde percentage, en het in dat lid vermelde bedrag bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage, onderscheidenlijk een ander bedrag.2.
Het in artikel 8.9, eerste lid, eerstvermelde percentage wordt gesteld op het in artikel 37, tweede lid, van de Participatiewet vermelde percentage, verminderd met 100%.3.
Het in artikel 8.9, eerste lid, vermelde bedrag wordt gesteld op 113% van 108% van het twaalfvoud van het bedrag, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.U
Artikel 10.6b komt te luiden:
Artikel 10.6b. Indexering inkomensgrens en percentage algemene heffingskorting
1.
Bij het begin van het kalenderjaar worden het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde percentage en het in artikel 8.10, tweede lid, laatstvermelde bedrag bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage en een ander bedrag.2.
Het percentage in artikel 8.10, tweede lid, wordt berekend door na toepassing van het derde lid het in artikel 8.10, tweede lid, eerstvermelde bedrag te delen door het verschil tussen het in de tabel van artikel 2.10, eerste lid, in de tweede kolom als laatste vermelde bedrag en het in artikel 8.10, tweede lid, laatstvermelde bedrag. Dit berekende percentage wordt rekenkundig afgerond op drie decimalen.3.
Het in artikel 8,10, tweede lid, laatstvermelde bedrag wordt gesteld op 108% van het twaalfvoud van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag.V
Artikel 10a.25, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
- het gezamenlijke bedrag van de door de belastingplichtige in het voorafgaande kalenderjaar voor een nettopensioen betaalde of verrekende premies, bedoeld in artikel 5.17, gedeeld door de nettofactor, bedoeld in artikel 5.16, vierde lid.
Artikel 10.6a Jaarlijkse aanpassing inkomensgrens en percentage uitbetaling gecombineerde heffingskorting bij minstverdienende partner
Artikel 10.6b. Indexering inkomensgrens en percentage algemene heffingskorting
ARTIKEL II
In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2026 de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel als volgt gewijzigd:
ARTIKEL III
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:
A
De in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel worden als volgt gewijzigd:
B
Artikel 3.20 wordt als volgt gewijzigd:
C
In artikel 3.45, eerste lid, onderdeel d, wordt «artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992,» vervangen door «artikel 2, onderdeel c, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992».
D
Afdeling 5.3 vervalt.
E
Artikel 8.19 vervalt.
ARTIKEL IV
In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2028 de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel als volgt gewijzigd:
ARTIKEL V
In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2029 de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel als volgt gewijzigd:
ARTIKEL VI
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2030 in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 1.079.
ARTIKEL VII
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2031 in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 1.028.
ARTIKEL VIII
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 20a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
B
In artikel 20b, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
C
In artikel 22, tweede lid, wordt het eerstvermelde bedrag verlaagd met € 335.
D
In artikel 31, eerste lid, onderdeel d, wordt «€ 300» vervangen door «€ 438».
E
Artikel 31a wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL IX
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2026 als volgt gewijzigd:
A
De in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel worden als volgt gewijzigd:
B
In artikel 31 wordt, onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid tot vijfde tot en met achtste lid, een lid ingevoegd, luidende:
4.
Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in het eerste lid, onderdeel d, genoemde bedrag bij ministeriële regeling vervangen door een ander bedrag. Dit bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande kalenderjaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.ARTIKEL X
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 13bis wordt als volgt gewijzigd:
B
De in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel worden als volgt gewijzigd:
C
In artikel 31, eerste lid, onderdeel d, wordt «artikel 3» vervangen door «artikel 2, onderdeel d,».
D
Artikel 31a wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XI
In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2028 de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XII
In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2029 de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XIII
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2030 in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 1.079.
ARTIKEL XIV
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2031 in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 1.028.
ARTIKEL XIVA
Artikel 23 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XV
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1a, eerste lid, wordt na «kerkgenootschappen»» ingevoegd «alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd».
B
Aan artikel 2, eerste lid, onderdeel e, wordt toegevoegd «en hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd».
C
Aan artikel 3, derde lid, onderdeel b, wordt toegevoegd «alsmede zijn zelfstandige onderdelen en lichamen waarin het is verenigd».
D
[Vervallen]
E
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Tot de winst behoren niet voordelen verkregen door het prijsgeven van niet voor verwezenlijking vatbare rechten door schuldeisers, voor zover de voordelen de som van het verlies dat overigens mocht zijn geleden in het jaar van het prijsgeven en de te verrekenen verliezen uit het verleden overtreffen. Indien het bedrag aan te verrekenen verliezen uit het verleden meer bedraagt dan € 1.000.000, behoren in afwijking van de eerste zin de voordelen verkregen door het prijsgeven van niet voor verwezenlijking vatbare rechten door schuldeisers niet tot de winst, voor zover de voordelen het verlies dat overigens mocht zijn geleden in het jaar van het prijsgeven overtreffen. In dat geval worden de te verrekenen verliezen uit het verleden verminderd met het bedrag van de niet tot de winst behorende voordelen, bedoeld in de vorige zin, in de volgorde waarin de verliezen zijn ontstaan. Voor de toepassing van dit lid wordt met het prijsgeven van niet voor verwezenlijking vatbare rechten gelijkgesteld het niet afdwingbaar worden van een vordering ingevolge artikel 358 van de Faillissementswet.F
In artikel 10, eerste lid, onderdeel j, vervalt «bij een vennootschap met een geheel of ten dele in aandelen verdeeld kapitaal:» en wordt «van aandelen in dat kapitaal» vervangen door «van aandelen in het kapitaal van de belastingplichtige». Voorts wordt «die vennootschap» telkens vervangen door «de belastingplichtige» en wordt «de vennootschap» telkens vervangen door «de belastingplichtige». Ten slotte wordt «dat kapitaal of winstbewijzen» vervangen door «het kapitaal van of winstbewijzen» en wordt «een daarmee» vervangen door «een met de belastingplichtige».
G
Artikel 10a wordt als volgt gewijzigd:
9.
Voor de toepassing van het eerste, tweede, derde en vijfde lid wordt onder lichaam als bedoeld in het vierde lid, onderdelen a tot en met d, mede verstaan een commanditaire vennootschap, een lichaam opgericht of aangegaan naar het recht van een andere staat dat een met een commanditaire vennootschap vergelijkbare rechtsvorm heeft en een lichaam als bedoeld in artikel 2.14bis, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001.10.
Een rechtshandeling als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, die wordt verricht door een commanditaire vennootschap, een lichaam opgericht of aangegaan naar het recht van een andere staat dat een met een commanditaire vennootschap vergelijkbare rechtsvorm heeft of een lichaam als bedoeld in artikel 2.14bis, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt voor de toepassing van dit artikel toegerekend aan haar, onderscheidenlijk zijn, participanten.H
Artikel 13ba, vierde lid, komt te luiden:
4.
Het eerste lid is ter zake van een omstandigheid als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, niet van toepassing voor zover:- de in dat lid bedoelde omstandigheid bij de schuldenaar leidt tot een voordeel dat wordt betrokken in een belasting naar de winst die resulteert in een naar Nederlandse begrippen reële heffing; of
- het bedrag van de ingevolge artikel 8, vierde lid, of een soortgelijke buitenlandse regeling vrijgestelde kwijtscheldingswinst in mindering is gekomen op de in het kader van een belasting naar de winst die resulteert in een naar Nederlandse begrippen reële heffing te verrekenen verliezen van de schuldenaar.
I
Artikel 13d wordt als volgt gewijzigd:
J
Artikel 15ac wordt als volgt gewijzigd:
K
Artikel 15b wordt als volgt gewijzigd:
L
[Vervallen]
M
In artikel 18, eerste lid, wordt «en dertiende lid» vervangen door «, dertiende en zestiende lid».
N
[Vervallen]
O
In artikel 21a, derde lid, wordt na «artikelen» ingevoegd «8, vierde lid, derde zin,».
ARTIKEL XVA
In de Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling komt het in artikel I, onderdeel 1, onder a, opgenomen onderdeel a te luiden:
- het lichaam belegt niet in:
- in Nederland gelegen onroerende zaken als bedoeld in artikel 17a, onderdeel a;
- schuldvorderingen op een lichaam dat in Nederland gelegen onroerende zaken als bedoeld in artikel 17a, onderdeel a, houdt, indien de vergoeding op die schuldvordering doorgaans rechtens dan wel in feite hoofdzakelijk verband houdt met inkomsten uit die in Nederland gelegen onroerende zaken;.
ARTIKEL XVI
De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1a komt te luiden:
Artikel 1a
1.
De gerechtigdheid, bedoeld in artikel 1, eerste lid, tot de opbrengst van aandelen die behoren tot een soort die is toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of een met een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht vergelijkbaar systeem dat gelegen of werkzaam is in een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is, wordt bepaald op het moment, bedoeld in het tweede lid.2.
De gerechtigdheid wordt bepaald op het moment aan het eind van de werkdag op de door de uitgevende instelling vastgestelde datum (registratiedatum) waarop de uit de aandelen voortvloeiende rechten worden vastgesteld op basis van de afgewikkelde posities, zoals die zijn vastgelegd in de administratie van de centrale effectenbewaarinstelling van de uitgevende instelling of van een andere door de uitgevende instelling aangewezen eerste tussenpersoon die de aandelenregisters van de uitgevende instelling bijhoudt.B
In artikel 3, vijfde lid, derde zin, wordt «derde lid» vervangen door «vierde lid».
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
D
In artikel 4d, eerste lid, wordt «vijfde lid» vervangen door «vierde lid».
Artikel 1a
ARTIKEL XVII
De Wet bronbelasting 2021 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 2.1, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
C
In artikel 6.2, eerste lid, onderdeel c, wordt «een samenwerkende groep als bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969» vervangen door «een kwalificerende eenheid».
ARTIKEL XVIII
In de Wet op de kansspelbelasting wordt artikel 5 als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XIX
In de Wet op de kansspelbelasting wordt met ingang van 1 januari 2026 artikel 5 als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XX
In de Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt artikel 15, eerste lid, onderdeel l, vervangen door twee onderdelen, luidende:
- krachtens de Wet inrichting landelijk gebied of krachtens afdeling 12.4 van de Omgevingswet;
- krachtens artikel 12.47 in samenhang met artikel 12.44 van de Omgevingswet waarbij:
- de vrijstelling niet van toepassing is op de verkrijging van een woning of rechten waaraan deze is onderworpen, de ondergrond en tot die woning behorende aanhorigheden, met uitzondering van een woning of rechten waaraan deze is onderworpen, met inbegrip van de ondergrond en tot die woning behorende aanhorigheden, die is gelegen op een kavel met een agrarische functie en functioneel is verbonden met het nabijgelegen agrarische bedrijf (agrarische bedrijfswoning);
- de vrijstelling niet van toepassing is op de verkrijging van een andere opstal dan een woning, met de ondergrond of rechten waaraan die andere opstal is onderworpen en tot die andere opstal behorende aanhorigheden, behoudens indien die andere opstal geheel of nagenoeg geheel ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd;
- de belasting die door toepassing van deze bepaling, aanhef en subonderdelen 1° en 2°, niet is geheven, alsnog verschuldigd is voor zover de agrarische bedrijfswoning niet gedurende ten minste tien jaren na de verkrijging als zodanig kwalificeert of voor zover de bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van de landbouw van de opstal, bedoeld in subonderdeel 2°, niet gedurende ten minste tien jaren wordt voortgezet;
- subonderdeel 3° niet van toepassing is indien binnen de aldaar bedoelde termijn de opstal door overheidsingrijpen als bedoeld in artikel 3.54, twaalfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen aan de landbouw wordt onttrokken ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van natuur en landschap.
ARTIKEL XXA
De Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt met ingang van 1 januari 2026 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 9, vijfde lid, wordt «of zevende lid» vervangen door «, vijfde of achtste lid».
B
In artikel 13, vierde lid, wordt «of zevende lid» vervangen door «, vijfde of achtste lid».
C
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
2.
In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting 8 percent voor de verkrijging van een woning of van rechten waaraan deze zijn onderworpen, alsmede voor de verkrijging van aandelen of rechten van lidmaatschap als bedoeld in artikel 4, eerste lid, voor zover deze aandelen, onderscheidenlijk de laatstgenoemde rechten, middellijk of onmiddellijk betrekking hebben op een woning.D
In artikel 15a, eerste en vierde lid, wordt «tweede lid» vervangen door «derde lid».
ARTIKEL XXI
De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt met ingang van 1 januari 2026 als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 2a, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel x door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
In tabel I, vervallen, onderdeel a, posten 29 en 30, en onderdeel b, posten 2, 3, 11, 14, onder c, d en f, 17 en 21.
ARTIKEL XXII
De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 9, tweede lid, vervalt.
B
In artikel 9c wordt «artikel 9, eerste tot en met het derde lid» vervangen door «artikel 9, eerste en derde lid».
C
In artikel 10, eerste lid, wordt «artikel 9, eerste tot en met derde lid en twaalfde lid» vervangen door «artikel 9, eerste, derde en twaalfde lid».
D
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
E
In artikel 19a, eerste lid, wordt «0,25» vervangen door «0,125».
ARTIKEL XXIII
De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2 worden, onder verlettering van de onderdelen a tot en met e tot e tot en met i, vier onderdelen ingevoegd, luidende:
B
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
1.
De voertuigcategorie, voertuigclassificatie of aanduiding voor speciale doeleinden van een motorrijtuig blijkt uit het kentekenregister.2.
Indien een motorrijtuig niet is ingeschreven in het kentekenregister wordt de voertuigcategorie, voertuigclassificatie of aanduiding voor speciale doeleinden bepaald op basis van Verordening (EU) nr. 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (PbEU 2018, L 151) en Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PbEU 2013, L 60).C
Artikel 4 vervalt.
D
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
E
Artikel 15, eerste lid, onderdelen d en e komen te luiden:
- de aanduiding voor speciale doeleinden SC (ambulance) hebben of bij algemene maatregel van bestuur worden gelijkgesteld met een ambulance;
- de aanduiding voor speciale doeleinden SD (lijkwagen) hebben;.
F
Artikel 15a wordt als volgt gewijzigd:
G
Aan artikel 22, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Voor de toepassing van die artikelen zijn voor de definitie van bestelauto de artikelen 2 en 3, zoals die luidden op 1 januari 2027 van toepassing.
Artikel 3
ARTIKEL XXIV
De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 25b vervalt.
B
In artikel 37d, eerste lid, wordt «vrachtwagen» vervangen door «vrachtauto».
ARTIKEL XXV
De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
1.
De voertuigcategorie, voertuigclassificatie of aanduiding voor speciale doeleinden van een motorrijtuig blijkt uit het kentekenregister.2.
Indien een motorrijtuig niet is ingeschreven in het kentekenregister wordt de voertuigcategorie, voertuigclassificatie of aanduiding voor speciale doeleinden bepaald op basis van Verordening (EU) nr. 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (PbEU 2018, L 151) en Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PbEU 2013, L 60).C
De artikelen 4 en 5 vervallen.
D
In artikel 23a wordt «personenauto waarvan de binnenruimte is ingericht voor het vervoer en verblijf van personen en is voorzien van een vaste kook- en slaapgelegenheid en die voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden en beperkingen met betrekking tot uiterlijk en inrichting, bedraagt de belasting in afwijking van artikel 23 en onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden,» vervangen door «motorrijtuig met de aanduiding voor speciale doeleinden SA (kampeerwagen) bedraagt de belasting in afwijking van artikel 23».
E
Artikel 24a, tweede lid, vervalt.
F
Artikel 30, eerste lid, aanhef, komt te luiden:
Voor een bestelauto of een vrachtauto die:H
Artikel 71, eerste lid, onderdelen a en b, komt te luiden:
- motorrijtuigen met de aanduiding voor speciale doeleinden SC (ambulances) of die bij algemene maatregel van bestuur worden gelijkgesteld met een ambulance;
- motorrijtuigen met de aanduiding voor speciale doeleinden SD (lijkwagens);.
Artikel 3
ARTIKEL XXVI
In de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 vervalt met ingang van 1 januari 2030 artikel 23b.
ARTIKEL XXVII
De Wet uitwerking Autobrief II wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XXVIIIA komt te luiden:
B
In artikel XXVIIIB, onder 1, wordt «twee» vervangen door «vier».
C
Artikel XXX komt te luiden:
ARTIKEL XXVIIIA
De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt met ingang van 1 januari 2026 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 23b, eerste lid, komt te luiden:
1.
In afwijking van de artikelen 23 en 23a bedraagt de belasting 75% van de ingevolge die artikelen verschuldigde belasting, mits de personenauto, onderscheidenlijk het motorrijtuig, is ingericht en bestemd om uitsluitend te worden aangedreven door een elektromotor waarbij de elektrische energie uitsluitend door een batterij of door een brandstofcel wordt geleverd, of door een verbrandingsmotor die kan worden gevoed met waterstof.B
De artikelen 24aa en 31 vervallen.
ARTIKEL XXX
In de Provinciewet wordt met ingang van 1 januari 2026 artikel 222, derde lid, als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XXVIII
In de Wet milieubeheer wordt artikel 16b.17 als volgt gewijzigd:
4.
De correctiefactor voor broeikasgasinstallaties voor de verbranding van stedelijk afval bedraagt voor het jaar 2025 1, voor het jaar 2026 0,88, voor het jaar 2027 0,76, voor het jaar 2028 0,64, voor het jaar 2029 0,52 en voor het jaar 2030 en de daaropvolgende jaren 0,4.ARTIKEL XXIX
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
Aa
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
B
In artikel 63, eerste lid, wordt «€ 521,78» vervangen door «€ 521,81».
ARTIKEL XXX
In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt in artikel 63, eerste lid, het bedrag verhoogd met € 0,04.
ARTIKEL XXXI
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2026 als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 47, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel ac door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
Aan artikel 48 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3.
In afwijking van het tweede lid wordt voor de toepassing van de artikelen 47, zesde lid, 55, 59 tot en met 62 en 64, derde lid, en de op die artikelen berustende bepalingen waterstof niet als aardgas aangemerkt.C
In artikel 50, derde lid, onderdeel b, wordt na «gasbeurs» ingevoegd «, waterstofbeurs».
D
In artikel 55, onderdeel b, wordt na «elektriciteit» ingevoegd «en waterstof».
E
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
- waterstof per kWh het tarief voor zakelijk gebruik, genoemd in onderdeel c, vijfde aandachtsstreepje.
F
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 0,03.
G
In artikel 64, vierde lid, wordt na de eerste zin op een nieuwe regel een zin ingevoegd, luidende: Als levering of verbruik van elektriciteit voor elektrolytische procedés wordt in ieder geval aangemerkt de levering of het verbruik van elektriciteit voor de productie van waterstof, waaronder wordt verstaan de demineralisatie of elektrolyse van water alsmede de purificatie en compressie van de uit dit water ontstane waterstof.
ARTIKEL XXXII
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 32, onderdeel c, vervalt, onder verlettering van de onderdelen d tot en met m tot c tot en met l.
B
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
C
In artikel 45, eerste lid, wordt «eerste tot en met derde lid» vervangen door «eerste lid».
D
Artikel 59, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
E
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 0,08.
ARTIKEL XXXIII
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2028 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
B
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 0,11.
ARTIKEL XXXIV
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2029 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
B
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 0,11.
ARTIKEL XXXV
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2030 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
B
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 0,41.
ARTIKEL XXXVI
In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2031 in artikel 63, eerste lid, het bedrag verhoogd met € 0,19.
ARTIKEL XXXVII
[Vervallen]
ARTIKEL XXXVIII
In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2032 in artikel 63, eerste lid, het bedrag verhoogd met € 0,20.
ARTIKEL XXXIX
In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2033 in artikel 63, eerste lid, het bedrag verhoogd met € 0,22.
ARTIKEL XL
In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2034 in artikel 63, eerste lid, het bedrag verhoogd met € 0,06.
ARTIKEL XLI
De Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XXVI, onderdeel A, onder 1 en 1a, vervalt.
B
Artikel XXVII, onderdeel A, onder 1 en 1a, vervalt.
ARTIKEL XLII
De Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw wordt als volgt gewijzigd:
A
In het in artikel I, onderdeel G, opgenomen artikel 71aa wordt «als bedoeld in artikel 71t, eerste lid, onderdelen d, onderscheidenlijk e» vervangen door «waarop hoofdstuk VIC van toepassing is».
B
In artikel I, onderdeel H, onder 1, wordt «als bedoeld in artikel 71t, eerste lid, onderdelen d, onderscheidenlijk e, dan wel» vervangen door «waarop hoofdstuk VIC van toepassing is en».
C
Het in artikel I, onderdeel I, opgenomen artikel 71t wordt als volgt gewijzigd:
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot een glastuinbouwbedrijf of energiebedrijf voor de glastuinbouw.D
Na het in artikel I, onderdeel I, opgenomen artikel 71t wordt in afdeling 1 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 71ta
1.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op een glastuinbouwbedrijf dat in het gehele tijdvak:- een totale oppervlakte in de kassen heeft van minder dan 2.500 m2; of
- gewassen in kassen teelt uitsluitend vanwege het uitoefenen van beroep of bedrijf aan huis, voor educatieve doeleinden, bij onderzoeksinstellingen of bij volkstuinen.
2.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op een energiebedrijf voor glastuinbouw:- dat in het gehele tijdvak geen aardgas verstookt;
- waarvandaan in het gehele tijdvak minder dan 75% van de met aardgas opgewekte warmte direct of indirect is getransporteerd naar een of meer glastuinbouwbedrijven en dat, indien de inspecteur daarom verzoekt, dat aantoont; of
- waarvandaan in het gehele tijdvak uitsluitend restwarmte is getransporteerd naar een of meer glastuinbouwbedrijven.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de toepassing van dit artikel.E
In het in artikel I, onderdeel I, opgenomen artikel 71w, tweede lid, vervalt «en de standaard CO2-emissiefactor voor aardgas».
F
Het in artikel I, onderdeel I, opgenomen artikel 71y, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
G
Het in artikel I, onderdeel I, opgenomen artikel 71z komt te luiden:
Artikel 71z
1.
In afwijking van de artikelen 10, tweede lid, en 19, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen worden de in een tijdvak verschuldigd geworden belasting voldaan en de daarop betrekking hebbende aangifte gedaan binnen een door de inspecteur gestelde termijn van ten minste drie maanden na het einde van het tijdvak.2.
Bij ministeriële regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid onderdeel a, van de algemene wet inzake rijksbelastingen wordt bepaald dat voor de CO2-heffing glastuinbouw het eerste tijdvak dat aanvangt op 1 januari 2025 de kalenderjaren 2025 en 2026 beslaat. Voor dat tijdvak wordt in artikel 30h, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, van de algemene wet inzake rijksbelastingen in plaats van «kalenderjaar of boekjaar» telkens gelezen «tijdvak».H
Artikel I, onderdeel J, komt te luiden:
Artikel 71ta
Artikel 71z
ARTIKEL XLIIA
In de Wet waardering onroerende zaken wordt in artikel 30a, eerste lid, «0,25» vervangen door «0,125».
ARTIKEL XLIII
In de Wet op de accijns wordt artikel 27, eerste lid, met ingang van 1 januari 2026 als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XLIV
Artikel 27a van de Wet op de accijns vindt bij het begin van het kalenderjaar 2025 geen toepassing op de bedragen, genoemd in artikel 27, eerste lid, onderdeel a, tweede bedrag, onderdeel b, tweede bedrag, en onderdeel d, van die wet.
ARTIKEL XLV
In bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt in artikel 4 de zinsnede met betrekking tot de Wet inkomstenbelasting 2001 als volgt gewijzigd:
- de artikelen 3.31, eerste lid, en 3.42a, eerste lid, voor zover het betreft een besluit van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
ARTIKEL XLVI
In de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt in artikel 16, zevende lid, «eerste lid» vervangen door «eerste of tweede lid» en wordt na «is overschreden,» ingevoegd «of de hoogte van het verzamelinkomen of de arbeidskorting van zijn partner, bedoeld in artikel 8.9, eerste lid, is gewijzigd,». Voorts wordt «bedoeld in het derde lid» vervangen door «, bedoeld in het derde lid,».
ARTIKEL XLVII
In artikel 222, eerste lid, van de Provinciewet wordt met ingang van 1 januari 2027 «personenauto’s en motorrijwielen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en d, en artikel 3 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994» vervangen door «motorrijwielen en personenauto’s als bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994».
ARTIKEL XLVIII
In de Provinciewet vervalt met ingang van 1 januari 2030 artikel 222, derde lid, onderdeel d».
ARTIKEL XLIX
In de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 komt artikel 6, vierde lid, te luiden:
4.
De houder kan bij Onze Minister een ontheffing van artikel 7, eerste lid, aanvragen voor:- motorrijtuigen met de aanduiding voor speciale doeleinden SC (ambulances) en die worden gebruikt voor het vervoer van zieken of gewonden, of voor motorrijtuigen die bij ministeriële regeling worden gelijkgesteld met een ambulance;
- motorrijtuigen die zijn ingericht en uitsluitend worden gebruikt voor het vervoer van een stoffelijk overschot;
- motorrijtuigen die uitsluitend worden gebruikt door politie of brandweer.
ARTIKEL L
In de Wet tijdelijke tolheffing blankenburgverbinding en ViA15 komt met ingang van 1 januari 2027 artikel 6, vierde lid, onderdeel b, te luiden:
- motorrijtuigen met de aanduiding voor speciale doeleinden SD (lijkwagens) en die uitsluitend worden gebruikt voor het vervoer van een stoffelijk overschot;.
ARTIKEL LI
In de Tunnelwet Westerschelde wordt met ingang van 1 januari 2027 in artikel 1, tweede lid, «zijn de artikelen 2 en 3 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994» vervangen door «is artikel 2 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994».
ARTIKEL LIA
In artikel III van de Wet van 26 juni 2024, houdende goedkeuring en uitvoering van het Protocol van 29 maart 2023 te Brussel tot wijziging van het Verdrag van 9 februari 1994 inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens (Trb. 2023, 52) (Stb. 2024, 240) wordt «met ingang van 1 januari 2025» vervangen door «op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip».
ARTIKEL LII
In de Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022 vervalt artikel Vb.
ARTIKEL LIII
Artikel 1.3, eerste lid, van de Belastingwet BES wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:
ARTIKEL LIIIA
De Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel IX wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IXA
De bewijzen van deelgerechtigdheid in een fonds worden geacht met ingang van 1 januari 2025 niet verhandelbaar te zijn indien:- het fonds voor gemene rekening of het lichaam opgericht of aangegaan naar het recht van een andere staat dat een met een fonds voor gemene rekening vergelijkbare rechtsvorm heeft zonder toepassing van dit artikel met ingang van 1 januari 2025 belastingplichtig zou zijn op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, onderscheidenlijk artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van die wet;
- het fonds onmiddellijk voorafgaand aan 1 januari 2025 niet belastingplichtig was op grond van artikel 2 of 3 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
- uiterlijk op 31 december 2025 de vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid in het fonds uitsluitend kan plaatsvinden aan het fonds voor gemene rekening; en
- reeds vóór 1 januari 2025 het voornemen bestond om aan de voorwaarde in onderdeel c te voldoen.
B
In de Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling wordt in artikel X, tweede lid, «,III en VII» vervangen door «III, VII en IXA».
ARTIKEL IXA
De bewijzen van deelgerechtigdheid in een fonds worden geacht met ingang van 1 januari 2025 niet verhandelbaar te zijn indien:
ARTIKEL LIV
In het Belastingplan 2019 vervallen de artikelen VII tot en met XII en de artikelen XVIII tot en met XXIII.
ARTIKEL LV
Het Belastingplan 2023 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XXIX, onderdeel A, onder 1, subonderdelen a en aa, vervalt.
B
Artikel XXX, onderdeel A, onder 1, subonderdelen a en aa, vervalt.
C
Artikel XXXI, onderdeel A, onder 1, subonderdelen a en aa, vervalt.
D
Artikel XXXII, onderdeel A, onder 1, subonderdelen a en aa, vervalt.
E
Artikel XXXIII, onderdeel A, onder 1, subonderdelen a en aa, vervalt.
F
Artikel XXXIV, onderdeel A, onder 1, subonderdelen a en aa, vervalt.
ARTIKEL LVI
Het Belastingplan 2024 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XIVA vervalt.
Aa
Artikel XX, onderdelen A, C en D, vervalt.
B
De artikelen XXIVA, onderdeel A, XXIVB, onderdeel A, XXIVC, onderdeel A, XXIVD, onderdeel A, XXIVE, onderdeel A, XXIVF, onderdeel A, XXIVG, onderdeel A, XXIVH, onderdeel A, en XXIVI, onderdeel B, vervallen.
C
Artikel XXXIV vervalt.
ARTIKEL LVII
Artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vindt met betrekking tot de artikelen 2.10 en 2.10a van de Wet inkomstenbelasting 2001 geen toepassing bij het begin van het kalenderjaar 2025.
ARTIKEL LVIIA
ARTIKEL LVIII
Artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is van overeenkomstige toepassing:
ARTIKEL LVIIIA
Artikel 10.2b, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 18ga, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 vinden geen toepassing bij het begin van de kalenderjaren 2025 en 2026.
ARTIKEL LIX
Na toepassing van de artikelen III, IV, onderdeel A, V, onderdeel A, VI, onderdeel A, IX, X, XI of XII van het Belastingplan 2024, artikel II, artikel III, onderdeel A, de artikelen IV tot en met VII, artikel IX, onderdeel A, artikel X, onderdeel B, of de artikelen XI tot en met XIV worden de bedragen in kolom III van de tabellen in de artikelen 2.10, eerste lid, en 2.10a, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, onderscheidenlijk in de artikelen 20a, eerste lid, en 20b, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, bij ministeriële regeling gewijzigd in de bedragen die na toepassing van die artikelen voortvloeien uit de aan het begin van de betreffende kalenderjaren in de kolommen I en II van die tabellen vermelde bedragen en de in kolom IV van die tabellen vermelde percentages.
ARTIKEL LX
Indien artikel XXXA van de Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel F, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel F, van deze wet «tweede lid» vervangen door «derde lid».
ARTIKEL LXI
Indien artikel XXV, onderdeel A, eerder in werking treedt dan de artikelen III en VI van de Wet 26 oktober 2023 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enige andere wetten in verband met het laten vervallen van de mogelijkheid tot het aanwijzen van bijzondere bromfietsen in hoofdstuk IIA van de Wegenverkeerswet 1994, het mogelijk maken van implementatie van het kader voor lichte elektrische voertuigen en enige andere wijzigingen vervallen de artikelen III en VI van die wet.
ARTIKEL LXII
ARTIKEL LXIII
Indien het bij koninklijke boodschap van 9 juni 2023 ingediende voorstel van wet Regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet) (Kamerstukken 36 378) tot wet is of wordt verheven en artikel 7.11, onderdeel B, van die wet:
ARTIKEL LXIV
Ingeval de samenloop van wetten die in 2024 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in een of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of indien als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, kunnen die wetten op dit punt bij ministeriële regeling worden gewijzigd.
ARTIKEL LXV
ARTIKEL LXVI
Deze wet wordt aangehaald als: Belastingplan 2025.