Part of Smart Yellow Suite

WGK026556
Eindejaarsbesluit 2024

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Financiën
Datum uitgave 14 januari 2025
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Documenten

stb-2024-441 (PDF)

Besluit van 18 december 2024 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten (Eindejaarsbesluit 2024)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 21 november 2024, nr. 2024-0000541439, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid;

Gelet op de artikelen 3.54, 3.127 en 10.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001, artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964, de artikelen 14c en 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, de artikelen 15a en 20 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, artikel 72 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, de artikelen 64 en 70 van de Wet belastingen op milieugrondslag, de artikelen 7:15, 7:28 en 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 10a, 30hb, 38 en 70 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 8.95, 8.115a en 8.121 van de Belastingwet BES, artikel 65 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 4.50a van de Douane- en Accijnswet BES en artikel 18.4.1 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 4 december, nr. W06.24.00324/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 16 december 2024, nr. 2024-0000562490, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A.

In artikel 12a worden, onder verlettering van onderdeel f tot h, twee onderdelen ingevoegd, luidende:

  1. de Landelijke verplaatsingsregeling veehouderijen met piekbelasting;
  2. de Subsidieregeling permanente reductie rechten op de inzet van staand net en zegen in het IJsselmeergebied;.
B.

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

3.
Voor de toepassing van de artikelen 3.127, eerste en vierde lid, en 10a.25, eerste en tweede lid, van de wet verstrekt de verzekeraar van een nettopensioen, bedoeld in artikel 5.17, tweede lid, onderdeel c, van de wet, aan de belastingplichtige een opgave van het gezamenlijke bedrag van de door de belastingplichtige in het voorafgaande kalenderjaar voor een nettopensioen als bedoeld in artikel 5.17, tweede lid, van de wet betaalde of verrekende premies.
C.

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

  1. indien over het kalenderjaar gegevens en inlichtingen worden aangeleverd als bedoeld in de subonderdelen 1° of 2°: de in totaal betaalde premies voor de verzekering en het bedrag van een in een eerder kalenderjaar genoten uitkering of, indien in eerdere kalenderjaren meer uitkeringen zijn ontvangen, het gezamenlijke bedrag van de in die eerdere kalenderjaren genoten uitkeringen;.
  1. indien over het kalenderjaar gegevens en inlichtingen worden aangeleverd als bedoeld in de subonderdelen 1° of 2°: de in totaal overgemaakte bedragen naar de spaarrekening eigen woning of het beleggingsrecht eigen woning en het in een eerder kalenderjaar gedeblokkeerde tegoed, onderscheidenlijk de in een eerder kalenderjaar gedeblokkeerde waarde, of, indien in eerdere kalenderjaren meer tegoeden, onderscheidenlijk waarden, zijn gedeblokkeerd, het gezamenlijke bedrag van de in die eerdere kalenderjaren gedeblokkeerde tegoeden, onderscheidenlijk waarden;.
  1. indien over het kalenderjaar gegevens en inlichtingen worden aangeleverd als bedoeld in subonderdeel 3°: de totaal betaalde premies voor de levensverzekering en het bedrag van een in een eerder kalenderjaar genoten uitkering of, indien in eerdere kalenderjaren meer uitkeringen zijn ontvangen, het gezamenlijke bedrag van de in die eerdere kalenderjaren genoten uitkeringen;.
  1. met betrekking tot een lijfrente als bedoeld in hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, zesde lid, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001: de omstandigheid, bedoeld in de subonderdelen 1°, 2°, 3° of 4°, die zich heeft voorgedaan en de waarde in het economische verkeer van de aanspraak op lijfrente op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan dat waarop die omstandigheid zich heeft voorgedaan, indien:
    1. zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3.133, derde lid, van de wet;
    2. een uitkering bij leven of overlijden toekomt aan een ander dan een natuurlijk persoon;
    3. de aanspraak op lijfrente wordt beleend of overgedragen tot zekerheid; of
    4. de aanspraak op lijfrente niet langer als zodanig wordt aangemerkt.
D.

In artikel 22a, eerste lid, onderdeel b, wordt «onderdeel c» vervangen door «onderdeel d» en wordt «onderdeel g» vervangen door «onderdeel h».

ARTIKEL II

In het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt artikel 10aa als volgt gewijzigd:

ARTIKEL III

In het Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971 vervalt artikel 7ab.

ARTIKEL IV

In het Besluit fiscale eenheid 2003 vervalt artikel 3.

ARTIKEL V

Het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 5a, zevende lid, eerste zin, komt te luiden: Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vennootschap verstaan de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.

B.

Artikel 5b, negende lid, eerste zin, komt te luiden: Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vennootschap verstaan de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.

C.

Artikel 5c, tweede lid, eerste zin, komt te luiden: Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vennootschap verstaan de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.

ARTIKEL VI

In het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer komt met ingang van 1 juli 2025 artikel 5c te luiden:

Artikel 5c
1.
De in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet bedoelde vrijstelling wegens splitsing is van toepassing bij overgang van vermogen onder algemene titel in het kader van een splitsing van een rechtspersoon voor zover de verkrijgende rechtspersoon de gehele onderneming of een zelfstandig onderdeel daarvan, tezamen met de onroerende zaak die daartoe behoort en daaraan dienstbaar is, van de splitsende rechtspersoon verkrijgt. De eerste zin is slechts van toepassing indien de aandeelhouder van de splitsende rechtspersoon, als gevolg van de verkrijging van de bij die splitsing toegekende aandelen, onmiddellijk of middellijk een soortgelijk belang houdt in de verkrijgende rechtspersoon als de aandeelhouder had in de splitsende rechtspersoon op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de splitsing. Indien de verkregen onroerende zaak die behoort tot en dienstbaar is aan de onderneming of het zelfstandig onderdeel daarvan op het tijdstip van de verkrijging dienstbaar is aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van die onroerende zaak, kan de vrijstelling alleen toepassing vinden indien de splitsende rechtspersoon of de aandeelhouder van de splitsende rechtspersoon het gehele belang in de verkrijgende rechtspersoon houdt.
2.
In afwijking van het eerste lid is de in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet bedoelde vrijstelling wegens splitsing eveneens van toepassing indien, in het kader van een zuivere splitsing als bedoeld in artikel 334cc van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een vergelijkbare buitenlandse rechtsfiguur, niet de gehele onderneming of een zelfstandig onderdeel daarvan onder algemene titel overgaat, voor zover:
  1. de aandeelhouder van de splitsende rechtspersoon, ingeval de verkrijgende rechtspersoon aandelen in een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet verkrijgt, een soortgelijk belang bij laatstgenoemde rechtspersoon houdt als hij had op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de zuivere splitsing en de aandeelhouder het gehele belang in de verkrijgende rechtspersoon houdt; of
  2. de aandeelhouder van de splitsende rechtspersoon, ingeval de verkrijgende rechtspersoon een andere onroerende zaak dan bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet verkrijgt, een gelijk belang bij de onroerende zaak houdt als hij had op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de zuivere splitsing en de aandeelhouder het gehele belang in de verkrijgende rechtspersoon houdt.
3.
De belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet niet is geheven is alsnog verschuldigd indien:
  1. ter zake van een splitsing als bedoeld in het eerste lid of tweede lid, onderdeel a, de gesplitste rechtspersoon dan wel de aandeelhouder van de gesplitste rechtspersoon binnen drie jaren na de splitsing het bij of in verband met de splitsing verkregen belang niet meer geheel houdt; of
  2. ter zake van een splitsing als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, de aandeelhouder van de gesplitste rechtspersoon binnen drie jaren na de splitsing niet meer het gehele belang in de verkrijgende rechtspersoon houdt.
4.
De belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet niet is geheven ter zake van een splitsing als bedoeld in het eerste lid is alsnog verschuldigd door die verkrijger die de van de gesplitste rechtspersoon verkregen onderneming of een zelfstandig onderdeel daarvan niet gedurende een periode van ten minste drie jaren na de splitsing geheel voortzet.
5.
Het derde lid blijft buiten toepassing:
  1. in geval van vervreemding van het belang, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, of het gehele of een gedeelte van het belang, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, in het kader van een fusie, splitsing of interne reorganisatie of een geruisloze terugkeer waarop de vrijstelling, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet, onderscheidenlijk artikel 15, eerste lid, onderdeel f, onder 2°, van de wet, van toepassing is en van toepassing blijft gedurende de resterende periode, bedoeld in het derde lid, en waarbij in overeenstemming met artikel 15, negende lid, van de wet aangifte is gedaan, behoudens de situatie dat artikel 5b, vijfde lid, wordt toegepast; dan wel
  2. indien ten minste 75 percent van de aandelen van de rechtspersoon die wegens splitsing aandelen heeft toegekend, wordt verkregen door een andere rechtspersoon tegen toekenning van een door eigen aandelen vertegenwoordigd soortgelijk belang.
6.
Voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel b, wordt onder toekenning van aandelen mede begrepen het geval waarin naast de toekenning van aandelen tevens een bedrag in geld wordt betaald van ten hoogste 10 percent van de nominale waarde van de toegekende aandelen.
7.
Het vijfde lid is slechts van toepassing indien:
  1. het in het kader van een opvolgende rechtshandeling als bedoeld in het vijfde lid toegekende belang in de plaats komt van het belang, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, en ook de resterende periode in de plaats van dat belang wordt gehouden; of
  2. het belang, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, de resterende periode wordt gehouden door de opvolgende verkrijger.
8.
Het vierde lid blijft buiten toepassing ingeval de onderneming of een zelfstandig onderdeel daarvan wordt vervreemd in het kader van een opvolgende vrijgestelde rechtshandeling als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, of een inbreng als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van de wet en deze onderneming of een zelfstandig onderdeel daarvan voor de resterende periode wordt voortgezet door de opvolgende verkrijger. In geval van een inbreng als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van de wet is de eerste zin slechts van toepassing indien het door de inbrengende rechtspersoon ter zake van die inbreng in de vennootschap verkregen belang soortgelijk is aan het belang dat de aandeelhouders in de inbrengende rechtspersoon hebben en dat soortgelijke belang gedurende de resterende periode wordt gehouden door de inbrengende rechtspersoon.
9.
Het vijfde tot en met het achtste lid blijven buiten toepassing ingeval de daar bedoelde rechtshandelingen in samenhang met de splitsing, bedoeld in het eerste of tweede lid, in overwegende mate gericht zijn op het ontgaan van belastingheffing.
10.
De in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet bedoelde vrijstelling wegens splitsing is eveneens van toepassing op een uit de splitsing voortvloeiende verkrijging van aandelen in een verkrijgende rechtspersoon of een groepsmaatschappij daarvan, welke rechtspersoon of groepsmaatschappij kwalificeert als een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet voor zover de in het kader van de splitsing verkregen onroerende zaak door de verkregen aandelen wordt vertegenwoordigd en de in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet bedoelde vrijstelling in samenhang met dit artikel op de verkrijging van deze onroerende zaak van toepassing is.
11.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder rechtspersoon verstaan de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, de vereniging, de coöperatie alsmede de onderlinge waarborgmaatschappij, mits deze een in aandelen verdeeld kapitaal hebben. Onder rechtspersoon wordt mede verstaan het lichaam dat naar het recht van een andere staat is opgericht en naar aard en inrichting vergelijkbaar is met een rechtspersoon als bedoeld in dit lid.

Artikel 5c

ARTIKEL VII

Het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

B.

Na artikel 15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15a
1.
Het niet of niet tijdig doen van de suppletie, bedoeld in artikel 15, eerste lid, en het niet doen van de suppletie op de op grond van artikel 15, derde lid, aangegeven wijze worden aangemerkt als een overtreding.
2.
De bevoegdheid tot het opleggen van een vergrijpboete voor een overtreding als bedoeld in het eerste lid vervalt door verloop van vijf jaren na afloop van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan of de teruggaaf is verleend.

Artikel 15a

ARTIKEL VIII

Het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 13a, tweede lid, onderdeel a, laatste opsommingsstreepje, komt te luiden:

  1. indien de teruggaaf wordt verrekend in de zin van artikel 15a, vierde lid, van de wet: een kopie van de teruggaafverklaring die aan de inschrijver is overgelegd; en.
B.

Na artikel 13a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13b
De teruggaaf, bedoeld in artikel 15a, vierde lid van de wet, kan worden verrekend indien:
  1. de teruggaafverklaring bevat:
    1. de naam, het adres en de woonplaats van degene op wiens naam de bestelauto wordt gesteld;
    2. de verklaring van degene op wiens naam de bestelauto wordt gesteld dat de teruggaaf door de aanvrager van de inschrijving van de bestelauto mag worden verrekend met de voldoening van de belasting ter zake van de inschrijving van de betreffende bestelauto;
    3. het voertuigidentificatienummer van de bestelauto waarop de teruggaaf betrekking heeft, of indien het voertuigidentificatienummer nog niet bekend is een andere tot het individuele voertuig herleidbare aanduiding;
    4. de naam, de vestigingsplaats en het unieke informatienummer voor rechtspersonen en samenwerkingsverbanden van de aanvrager van de inschrijving van de bestelauto waarvoor de verrekening plaatsvindt;
    5. de dagtekening van de teruggaafverklaring; en
    6. de ondertekening door degene op wiens naam de bestelauto wordt gesteld en de aanvrager van de inschrijving van de bestelauto waarvoor de verrekening plaatsvindt; en
  2. de teruggaafverklaring wordt bewaard in de administratie van de inschrijver van de bestelauto waarvoor de verrekening plaatsvindt.

Artikel 13b

De teruggaaf, bedoeld in artikel 15a, vierde lid van de wet, kan worden verrekend indien:

ARTIKEL IX

Het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:

A.

Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3.
De aangifte, bedoeld in artikel 15, vierde lid, van de wet, wordt niet gedaan indien de verschuldigde belasting nihil is.
B.

In artikel 6 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

C.

In artikel 7 vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

D.

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8
1.
De teruggaaf, bedoeld in artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de wet wordt voor een motorrijtuig met de aanduiding voor speciale doeleinden SC (ambulance) slechts verleend, indien die ambulance wordt gebruikt:
  1. door een aangewezen Regionale Ambulancevoorziening als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Wet ambulancezorgvoorzieningen;
  2. bij de ambulancezorg waarvoor op grond van artikel 20 van de Wet ambulancezorgvoorzieningen vrijstelling van bepalingen van die wet is verleend;
  3. uitsluitend als wensambulance voor het vervoer van ernstig zieken of zwaar gehandicapten in verband met het in vervulling laten gaan van een wens van sociale of recreatieve aard;
  4. door het Nederlandse Rode Kruis voor vervoer van personen die geen medische zorg behoeven uitsluitend voor zover dit betreft vervoer in verband met bezoek aan religieuze, culturele, recreatieve, sociale of soortgelijke gebeurtenissen;
  5. door ziekenhuizen voor het vervoer van patiënten op het ziekenhuisterrein; of
  6. als bedrijfsambulance voor het vervoer van zieken en gewonden op het bedrijfsterrein.
2.
Met een ambulance wordt gelijkgesteld een motorrijtuig dat uitsluitend wordt gebruikt voor het verlenen of coördineren van spoedeisende medische hulp. De teruggaaf, bedoeld in artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de wet wordt slechts verleend indien dat motorrijtuig uitsluitend wordt gebruikt door:
  1. een aangewezen regionale Ambulancevoorziening als bedoeld in artikel 4 van de Wet ambulancezorgvoorzieningen; of
  2. de noodhulpteams van het Nederlandse Rode Kruis indien dat een schriftelijke afspraak als bedoeld in artikel 5.1 van het Besluit veiligheidsregio’s heeft gemaakt met een GHOR als bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s voor het verlenen van hulp, bedoeld in die afspraak.
3.
Met een ambulance wordt tevens gelijkgesteld een motorrijtuig dat wordt gebruikt voor het redden van drenkelingen. De teruggaaf, bedoeld in artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de wet, wordt slechts verleend indien dat motorrijtuig:
  1. is geregistreerd op naam van een organisatie die krachtens haar statuten ten doel heeft het voorkomen van de verdrinkingsdood en is aangewezen als hulpverleningsdienst als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel k, van de Regeling optische en geluidssignalen 2009; en
  2. is ingericht voor de verzorging of het vervoer van drenkelingen en daarbij is voorzien van:
    1. een duidelijk zichtbaar blauw zwaai- of knipperlicht;
    2. een tweetonige of drietonige hoorn;
    3. binnen de branche voorgeschreven striping;
    4. een mobilofoon of vergelijkbare installatie; en
    5. voorzieningen voor de verzorging of het vervoer van drenkelingen.
E.

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9
De teruggaaf, bedoeld in artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de wet wordt voor een motorrijtuig met de aanduiding SD (lijkwagen) slechts verleend indien de lijkwagen uitsluitend wordt gebruikt voor het vervoer van stoffelijke overschotten.
F.

In artikel 10 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

G.

In artikel 11 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

H.

In artikel 12 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

Artikel 8

Artikel 9

De teruggaaf, bedoeld in artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de wet wordt voor een motorrijtuig met de aanduiding SD (lijkwagen) slechts verleend indien de lijkwagen uitsluitend wordt gebruikt voor het vervoer van stoffelijke overschotten.

ARTIKEL X

Het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A.

In artikel 1 vervalt «19, eerste lid,» en wordt na «73,» ingevoegd «eerste lid,».

B.

Aan artikel 27, eerste lid, wordt toegevoegd «, indien de houder van het motorrijtuig niet reeds een verklaring als bedoeld in artikel 12, tweede lid, heeft overgelegd».

ARTIKEL XI

Het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:

A.

In artikel 1 vervallen «4,» en «23a, eerste lid,».

B.

Artikel 4 vervalt.

C.

Artikel 5aa vervalt.

D.

In artikel 5a, vijfde lid, vervalt «, anders dan door een aanpassing als bedoeld in het artikel 24a, tweede lid, van de wet,».

E.

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8
1.
De in artikel 71, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet bedoelde vrijstelling wordt voor een motorrijtuig met de aanduiding voor speciale doeleinden SC (ambulance) slechts verleend indien die ambulance wordt gebruikt:
  1. door een aangewezen Regionale Ambulancevoorziening als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Wet ambulancezorgvoorzieningen;
  2. bij de ambulancezorg waarvoor op grond van artikel 20 van de Wet ambulancezorgvoorzieningen vrijstelling van bepalingen van die wet is verleend;
  3. uitsluitend als wensambulance voor het vervoer van ernstig zieken of zwaar gehandicapten in verband met het in vervulling laten gaan van een wens van sociale of recreatieve aard;
  4. door het Nederlandse Rode Kruis voor vervoer van personen die geen medische zorg behoeven uitsluitend voor zover dit betreft vervoer in verband met bezoek aan religieuze, culturele, recreatieve, sociale of soortgelijke gebeurtenissen;
  5. door ziekenhuizen voor het vervoer van patiënten op het ziekenhuisterrein; of
  6. als bedrijfsambulance voor het vervoer van zieken en gewonden op het bedrijfsterrein.
2.
Met een ambulance wordt gelijkgesteld een motorrijtuig dat uitsluitend wordt gebruikt voor het verlenen of coördineren van spoedeisende medische hulp. De vrijstelling, bedoeld in artikel 71, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet wordt slechts verleend indien dat motorrijtuig uitsluitend wordt gebruikt door:
  1. de aangewezen Regionale Ambulancevoorziening, bedoeld in artikel 4 van de Wet ambulancezorgvoorzieningen; of
  2. de noodhulpteams van het Nederlandse Rode Kruis indien dat een schriftelijke afspraak als bedoeld in artikel 5.1 van het Besluit veiligheidsregio’s heeft gemaakt met een GHOR als bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s voor het verlenen van hulp, bedoeld in die afspraak.
3.
Met een ambulance wordt tevens gelijkgesteld een motorrijtuig dat wordt gebruikt voor het redden van drenkelingen. De vrijstelling, bedoeld in artikel 71, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet, wordt slechts verleend indien dat motorrijtuig:
  1. is geregistreerd op naam van een organisatie die krachtens haar statuten ten doel heeft het voorkomen van de verdrinkingsdood en is aangewezen als hulpverleningsdienst als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel k, van de Regeling optische en geluidssignalen 2009; en
  2. is ingericht voor de verzorging of het vervoer van drenkelingen en daarbij is voorzien van:
    1. een duidelijk zichtbaar blauw zwaai- of knipperlicht;
    2. een tweetonige of drietonige hoorn;
    3. binnen de branche voorgeschreven striping;
    4. een mobilofoon of vergelijkbare installatie; en
    5. voorzieningen voor de verzorging of het vervoer van drenkelingen.
F.

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9
Vrijstelling van belasting voor een motorrijtuig met de aanduiding SD (lijkwagen) wordt verleend indien de lijkwagen uitsluitend wordt gebruikt voor het vervoer van stoffelijke overschotten.

Artikel 8

Artikel 9

Vrijstelling van belasting voor een motorrijtuig met de aanduiding SD (lijkwagen) wordt verleend indien de lijkwagen uitsluitend wordt gebruikt voor het vervoer van stoffelijke overschotten.

ARTIKEL XII

Het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 wordt met ingang van de dag dat artikel 2, eerste lid, van de Wet vrachtwagenheffing in werking treedt als volgt gewijzigd:

A.

In artikel 1 vervalt «25b,».

B.

Artikel 5b vervalt.

C.

In artikel 7a, onderdeel a, vervalt «artikel 25b van de wet,».

ARTIKEL XIII

Het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

B.

Na artikel 22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 22a
1.
Voor de toepassing van de vrijstellingen, bedoeld in artikel 64, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, van de wet, wordt ingeval aardgas wordt gebruikt in een inrichting bestaande uit twee of meer installaties als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel g, van de wet de totale hoeveelheid op een distributienet ingevoede elektriciteit aan de installaties toegedeeld naar verhouding van de hoeveelheid per installatie opgewekte elektriciteit.
2.
Indien de inspecteur hierom wordt verzocht en indien aannemelijk wordt gemaakt dat de werkelijke verhouding niet overeenkomt met de verhouding, bedoeld in het eerste lid, kan de totale hoeveelheid op het distributienet ingevoede elektriciteit, bedoeld in het eerste lid, worden toegedeeld aan de installaties in overeenstemming met een verhouding die de werkelijkheid benadert.
C.

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1.
Het tijdvak waarover een teruggaaf van belasting als bedoeld in artikel 70, eerste tot en met vierde lid, van de wet wordt verleend is:
  1. het kalenderjaar ingeval het aardgas of de elektriciteit in dat kalenderjaar is gebruikt op een wijze als bedoeld in artikel 64, eerste of tweede lid, van de wet;
  2. het kalenderkwartaal ingeval het aardgas of de elektriciteit in dat kalenderkwartaal is gebruikt op een wijze als bedoeld in artikel 64, vierde, vijfde of zesde lid, van de wet.
2.
De inspecteur kan op verzoek een tijdvak aanwijzen dat afwijkt van het tijdvak, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of b, met dien verstande dat het aan te wijzen tijdvak twaalf, onderscheidenlijk drie dan wel twaalf, aaneengesloten maanden bedraagt.
D.

In artikel 29 wordt «artikel 27, tweede lid» vervangen door «artikel 27, derde lid».

Artikel 22a

ARTIKEL XIV

In de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht komt onderdeel B te luiden:

ARTIKEL XV

In het Uitvoeringsbesluit accijns vervalt in artikel 42, onderdeel a, «22,».

ARTIKEL XVI

In het Besluit belasting- en invorderingsrente wordt artikel 1 als volgt gewijzigd:

ARTIKEL XVII

Het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A.

In artikel 36a, vijfde lid, wordt «artikel 36» vervangen door «de artikelen 36 en 36c».

B.

Na artikel 36b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 36c. Verrekening buitenlandse belasting op artiesten- en sportersinkomsten in de vennootschapsbelasting
1.
Aan een binnenlandse belastingplichtige wordt, ter verrekening van vanwege een andere Mogendheid geheven belasting, een vermindering van vennootschapsbelasting verleend voor in de winst, maar niet in de winst uit een andere staat, bedoeld in artikel 15e, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, begrepen voordelen en inkomsten uit persoonlijke werkzaamheden verricht door een artiest of sportbeoefenaar binnen het gebied van de andere Mogendheid, mits die voordelen en inkomsten zijn onderworpen aan een belasting naar de winst die vanwege de andere Mogendheid, al dan niet aan de bron, wordt geheven.
2.
Het bedrag van de vermindering, bedoeld in het eerste lid, is het laagste van de volgende bedragen:
  1. het bedrag van de in het desbetreffende jaar vanwege andere Mogendheden geheven belasting;
  2. het bedrag van de in dat jaar volgens het eerste lid in aanmerking te nemen voordelen en inkomsten, vermenigvuldigd met het percentage van het hoogste tarief, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
3.
Bij de toepassing van het tweede lid, onderdeel b, worden de voordelen en inkomsten verminderd met de daarmee verband houdende kosten. Tot de kosten, bedoeld in de eerste zin, behoren ook de kosten die een met de belastingplichtige verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 of een met de belastingplichtige verbonden natuurlijk persoon als bedoeld in artikel 10a, vijfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 heeft gemaakt en die bij het bepalen van de in Nederland belastbare winst of het in Nederland belastbare inkomen van dat verbonden lichaam, onderscheidenlijk die natuurlijk persoon, in aftrek zijn gekomen.
4.
Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daarbij voor dividenden, interest of royalty’s wordt gelezen: voordelen en inkomsten uit persoonlijke werkzaamheden verricht door een artiest of sportbeoefenaar.
5.
De vermindering volgens dit artikel bedraagt, met inachtneming van de verminderingen volgens andere regelen ter voorkoming van dubbele belasting, ten hoogste het bedrag aan belasting dat volgens de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 verschuldigd is.
C.

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

D.

Artikel 38 komt te luiden:

Artikel 38. Kostenaftrek
Op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige blijft artikel 36 of artikel 36c buiten toepassing voor de in een jaar genoten dividenden, interest en royalty's als bedoeld in artikel 36 en voor de daarover vanwege ontwikkelingslanden geheven belasting, onderscheidenlijk de in een jaar genoten voordelen en inkomsten uit persoonlijke werkzaamheden verricht door een artiest of sportbeoefenaar als bedoeld in artikel 36c en voor de daarover vanwege andere Mogendheden geheven belasting.
E.

In artikel 46, eerste lid, wordt «artikel 36, onderscheidenlijk 36a» vervangen door «artikel 36, artikel 36a, onderscheidenlijk artikel 36c».

Artikel 36c. Verrekening buitenlandse belasting op artiesten- en sportersinkomsten in de vennootschapsbelasting

Artikel 38. Kostenaftrek

Op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige blijft artikel 36 of artikel 36c buiten toepassing voor de in een jaar genoten dividenden, interest en royalty's als bedoeld in artikel 36 en voor de daarover vanwege ontwikkelingslanden geheven belasting, onderscheidenlijk de in een jaar genoten voordelen en inkomsten uit persoonlijke werkzaamheden verricht door een artiest of sportbeoefenaar als bedoeld in artikel 36c en voor de daarover vanwege andere Mogendheden geheven belasting.

ARTIKEL XVIII

In de Belastingregeling voor het land Nederland wordt artikel 1.4, tweede lid, als volgt gewijzigd:

ARTIKEL XIX

In het Uitvoeringsbesluit Belastingwet BES wordt in artikel 5.1, onderdeel e, na «alsmede kosten van» ingevoegd «aangetekende post,».

ARTIKEL XX

In het Besluit gegevensverstrekking heffing eilandbelastingen BES wordt in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, na «verblijf wordt geboden,» ingevoegd «lichamen die zich bezighouden met de exploitatie van zeehavens of luchthavens,».

ARTIKEL XXI

In het Uitvoeringsbesluit Douane- en Accijnswet BES worden na artikel 3.7, drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3.7a
1.
Teruggaaf van accijns voor accijnsgoederen die verloren zijn gegaan door niet te voorziene omstandigheden of overmacht, wordt verleend indien de goederen tot een bedrijfsvoorraad behoren en de belanghebbende onverwijld nadat is geconstateerd dat de accijnsgoederen zijn verloren gegaan, daarvan melding doet bij de inspecteur.
2.
De soort, de hoeveelheid en de voor de berekening van de teruggaaf van belang zijnde samenstelling van de accijnsgoederen die zijn verloren gegaan, alsmede het tijdstip waarop en de oorzaak waardoor de accijnsgoederen verloren zijn gegaan, dienen door de belanghebbende te worden aangetoond.
Artikel 3.7b
Voor de toepassing van de teruggaaf voor onder ambtelijk toezicht vernietigde accijnsgoederen is artikel 3.7a, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.7c
Teruggaaf van accijns voor accijnsgoederen die zijn gebracht binnen een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen, wordt verleend aan de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de goederen zijn overgebracht indien uit de administratie blijkt dat de goederen in zijn accijnsgoederenplaats zijn opgenomen.

Artikel 3.7a

Artikel 3.7b

Voor de toepassing van de teruggaaf voor onder ambtelijk toezicht vernietigde accijnsgoederen is artikel 3.7a, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.7c

Teruggaaf van accijns voor accijnsgoederen die zijn gebracht binnen een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen, wordt verleend aan de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de goederen zijn overgebracht indien uit de administratie blijkt dat de goederen in zijn accijnsgoederenplaats zijn opgenomen.

ARTIKEL XXII

Het Besluit zorgverzekering BES wordt als volgt gewijzigd:

A.

In artikel 1, onderdeel g, vervalt «de hoofdstukken II en III, van».

B.

In artikel 11, tweede lid, wordt «III en VI» vervangen door «IV en V».

C.

In artikel 12, tweede lid, wordt «inkomen» vervangen door «loon» en wordt «II en III» vervangen door «II en IV».

ARTIKEL XXIII

De in artikel VII, onderdeel A, opgenomen termijn van acht weken vangt niet eerder aan dan op 1 januari 2025.

ARTIKEL XXIV

ARTIKEL XXV

Dit besluit wordt aangehaald als: Eindejaarsbesluit 2024.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.