Besluit van 16 december 2024, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (toelage voor vaste voorzitters van commissies, vergoeding voor verblijfkosten en andere aanpassingen)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 2 september 2024, nr. 2024-0000546569;
Gelet op de artikelen 43, eerste, tweede en achtste lid, 65, eerste, tweede en zevende lid, 93, vierde lid, en 94, derde lid, van de Provinciewet, de artikelen 44, eerste, tweede en achtste lid, 66, eerste, tweede en zevende lid, 95, vierde lid, en 96, derde lid, van de Gemeentewet en de artikelen 32a, vierde lid, 44, eerste en zevende lid, 48, zevende lid, en 49, eerste lid, onder c, van de Waterschapswet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 oktober 2024, nr. W04.24.00240/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 december 2024, nr. 2024-0000863429;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.1.2 wordt als volgt gewijzigd:
B
Na artikel 2.1.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.1.4a. Toelage vaste voorzitter commissie als bedoeld in artikel 80 Provinciewet
1.
Indien provinciale staten van oordeel zijn dat de belasting en het tijdsbeslag van het vaste voorzitterschap van een commissie als bedoeld in artikel 80 van de Provinciewet niet redelijkerwijs tot het reguliere werk van een statenlid geacht kunnen worden te behoren, kunnen zij bij verordening besluiten aan die voorzitter ten laste van de provincie een toelage toe te kennen van maximaal het bedrag, genoemd in artikel 2.1.4, eerste lid, per maand voor de duur van de activiteiten van de commissie.2.
Voor toepassing van het eerste lid stelt de commissaris de duur van de activiteiten vast.C
In artikel 2.1.7, eerste lid, onder a, wordt na «reiskosten» ingevoegd «en, als daar redelijkerwijs aanleiding voor is, verblijfkosten».
D
Artikel 2.1.9 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Het statenlid dat nog niet de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt, ontvangt per jaar ten laste van de provincie een bedrag ter hoogte van het bedrag van de vergoeding van de werkzaamheden voor één maand, om voorzieningen te treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.3.
Voor zover het statenlid in de loop van het jaar de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, wordt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van de duur van de periode tot de datum waarop die leeftijd is bereikt, uitbetaald.E
In artikel 2.1.11 wordt na «de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2.1.1, eerste lid,» ingevoegd «de toelage voor het lid van de vertrouwenscommissie, bedoeld in artikel 2.1.2, eerste lid, de toelage voor het lid van de onderzoekscommissie, bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, de toelage voor het lid van een bijzondere commissie, bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, de toelage voor de vaste voorzitter van een commissie, bedoeld in artikel 2.1.4a, eerste lid, of de toelage voor de fractievoorzitter, bedoeld in artikel 2.1.5, eerste lid,».
F
Artikel 2.2.3, zevende lid, komt te luiden:
7.
In het geval genoemd in het tweede lid, onderdeel c, alsmede indien de commissaris of de gedeputeerde binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar geen opgave als bedoeld in het tweede lid heeft ingezonden of niet heeft voldaan aan het zesde lid, en gedeputeerde staten niet uit anderen hoofde kunnen vaststellen tot welk bedrag er verrekend moet worden, stellen gedeputeerde staten de bezoldiging over het afgelopen jaar vast op 65% van de bezoldiging op jaarbasis.G
In artikel 2.2.9, eerste lid, onder a, wordt «kosten» vervangen door «reiskosten en, als daar redelijkerwijs aanleiding voor is, verblijfkosten».
H
In artikel 2.3.1, eerste lid, vervalt «een veilige woon- en werkplek van».
I
Artikel 2.3.3 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Onder de kosten, bedoeld in het eerste lid, worden mede begrepen reiskosten voor het volgen van de scholing. De reiskosten worden berekend met overeenkomstige toepassing van de nadere regels op grond van artikel 2.1.7 onderscheidenlijk 2.2.9.J
In artikel 2.4.3, eerste lid, onder a, wordt na «reiskosten» ingevoegd «en, als daar redelijkerwijs aanleiding voor is, verblijfkosten».
K
Artikel 3.1.2 wordt als volgt gewijzigd:
L
Na artikel 3.1.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.1.4a. Toelage vaste voorzitter commissie als bedoeld in artikel 82 Gemeentewet
1.
Indien de gemeenteraad van oordeel is dat de belasting en het tijdsbeslag van het vaste voorzitterschap van een commissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet niet redelijkerwijs tot het reguliere werk van een raadslid geacht kunnen worden te behoren, kan de gemeenteraad bij verordening besluiten aan die voorzitter ten laste van de gemeente een toelage toe te kennen van maximaal het bedrag, genoemd in artikel 3.1.4, eerste lid, per maand voor de duur van de activiteiten van de commissie.2.
Voor toepassing van het eerste lid stelt de burgemeester de duur van de activiteiten vast.M
In artikel 3.1.7, eerste lid, onder a, wordt na «reiskosten» ingevoegd «en, als daar redelijkerwijs aanleiding voor is, verblijfkosten».
N
Artikel 3.1.9 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Het raadslid dat nog niet de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt, ontvangt per jaar ten laste van de gemeente een bedrag ter hoogte van het bedrag van de vergoeding van de werkzaamheden voor één maand, waarmee hij voorzieningen kan treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.3.
Voor zover het raadslid in de loop van het jaar de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, wordt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van de duur van de periode tot de datum waarop hij die leeftijd heeft bereikt, uitbetaald.O
In artikel 3.1.11 wordt na «de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid,» ingevoegd «de toelage voor het lid van de vertrouwenscommissie, bedoeld in artikel 3.1.2, eerste lid, de toelage voor het lid van de onderzoekscommissie, bedoeld in artikel 3.1.3, eerste lid, de toelage voor het lid van een bijzondere commissie, bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, de toelage voor de vaste voorzitter van een commissie, bedoeld in artikel 3.1.4a, eerste lid, of de toelage voor de fractievoorzitter, bedoeld in artikel 3.1.5, eerste lid,».
P
Artikel 3.2.3, zevende lid, komt te luiden:
7.
In het geval genoemd in het tweede lid, onderdeel c, alsmede indien de burgemeester of de wethouder binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar geen opgave als bedoeld in het tweede lid heeft ingezonden of niet heeft voldaan aan het zesde lid, en het college van burgemeester en wethouders niet uit anderen hoofde kan vaststellen tot welk bedrag er verrekend moet worden, stelt het college de bezoldiging over het afgelopen jaar vast op 65% van de bezoldiging op jaarbasis.Q
In artikel 3.2.9, eerste lid, onder a, wordt «kosten» vervangen door «reiskosten en, als daar redelijkerwijs aanleiding voor is, verblijfkosten».
R
In artikel 3.3.1, eerste lid, vervalt «een veilige woon- en werkplek van».
S
Artikel 3.3.3 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Onder de kosten, bedoeld in het eerste lid, worden mede begrepen reiskosten voor het volgen van de scholing. De reiskosten worden berekend met overeenkomstige toepassing van de nadere regels op grond van artikel 3.1.7 onderscheidenlijk 3.2.9.T
In artikel 3.4.3, eerste lid, onder a, wordt na «reiskosten» ingevoegd «en, als daar redelijkerwijs aanleiding voor is, verblijfkosten».
U
In artikel 4.1 vervalt onderdeel g, onder verlettering van de onderdelen h tot en met l tot g tot en met k.
V
Artikel 4.1.2 wordt als volgt gewijzigd:
W
In artikel 4.1.7, eerste lid, onder a, wordt na «reiskosten» ingevoegd «en, als daar redelijkerwijs aanleiding voor is, verblijfkosten».
X
Artikel 4.1.9 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Het lid van het algemeen bestuur dat nog niet de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt, ontvangt per jaar ten laste van het waterschap een bedrag ter hoogte van het bedrag van de vergoeding van de werkzaamheden voor één maand, waarmee hij voorzieningen kan treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.3.
Voor zover het lid van het algemeen bestuur in de loop van het jaar de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, wordt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van de duur van de periode tot de datum waarop hij die leeftijd heeft bereikt, uitbetaald.Y
In artikel 4.1.11 wordt na «de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 4.1.1, eerste lid,» ingevoegd «de toelage voor het lid van de vertrouwenscommissie, bedoeld in artikel 4.1.2, eerste lid, de toelage voor het lid van de onderzoekscommissie, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, de toelage voor het lid van een bijzondere commissie, bedoeld in artikel 4.1.4, eerste lid, of de toelage voor de fractievoorzitter, bedoeld in artikel 4.1.5, eerste lid,».
Z
Artikel 4.2.3, zevende lid, komt te luiden:
7.
In het geval genoemd in het tweede lid, onderdeel c, alsmede indien de voorzitter of het lid van het dagelijks bestuur binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar geen opgave als bedoeld in het tweede lid heeft ingezonden of niet heeft voldaan aan het zesde lid, en het dagelijks bestuur niet uit anderen hoofde kan vaststellen tot welk bedrag er verrekend moet worden, stelt het dagelijks bestuur de bezoldiging over het afgelopen jaar vast op 65% van de bezoldiging op jaarbasis.AA
In artikel 4.2.9, eerste lid, onder a, wordt «kosten» vervangen door «reiskosten en, als daar redelijkerwijs aanleiding voor is, verblijfkosten».
BB
In artikel 4.3.1, eerste lid, vervalt «een veilige woon- en werkplek van».
CC
Artikel 4.3.3 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Onder de kosten, bedoeld in het eerste lid, worden mede begrepen reiskosten voor het volgen van de scholing. De reiskosten worden berekend met overeenkomstige toepassing van de nadere regels op grond van artikel 4.1.7 onderscheidenlijk 4.2.9.DD
In artikel 4.4.3, eerste lid, onder a, wordt na «reiskosten» ingevoegd «en, als daar redelijkerwijs aanleiding voor is, verblijfkosten».