Rijkswet van 23 april 2025 tot wijziging van de Rijkswet consulaire bescherming EU-burgers voor de vaststelling en afgifte van een Europees noodreisdocument
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om regels te stellen over de voorwaarden waaronder en de procedure waarmee niet-vertegenwoordigde EU-burgers en hun familieleden in derde landen een Europees noodreisdocument kunnen verkrijgen en daarmee uitvoering te geven aan Richtlijn (EU) 2019/997 van de Raad van de Europese Unie van 18 juni 2019 tot vaststelling van een EU-noodreisdocument en tot intrekking van Besluit 96/409/GBVB (PbEU 2019, L 163);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Rijkswet consulaire bescherming EU-burgers wordt als volgt gewijzigd:
A
Voor artikel 1 wordt een hoofdstukduiding ingevoegd, luidende:
B
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
C
Voor artikel 2 wordt een hoofdstukduiding ingevoegd, luidende:
D
Na artikel 5 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
E
Voor artikel 6 wordt een hoofdstukduiding ingevoegd, luidende:
Artikel 5a
Onze Minister geeft een EU-noodreisdocument af aan andere EU-burgers dan Nederlanders en hun familieleden volgens de regels gesteld in dit hoofdstuk.
Artikel 5b
Artikel 5c
Artikel 5d
Artikel 5e
Onze Minister stelt de aanvrager in kennis in het geval de lidstaat waarvan de aanvrager de nationaliteit draagt te kennen geeft dat deze voor consulaire bescherming zorg zal dragen, bedoeld in artikel 3, onderdeel a.