Wet van 20 december 2023 tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956 in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om aanpassingen te doen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd:
8.
Tot het ondernemingsvermogen, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, worden mede niet gerekend:- onroerende zaken of gedeelten daarvan voor zover die meer dan bijkomstig rechtens dan wel in feite, direct of indirect, ter beschikking zijn gesteld aan een ander, of die daartoe bestemd zijn; en
- schulden die rechtstreeks samenhangen met die onroerende zaken of gedeelten daarvan.
9.
Voor de toepassing van het achtste lid, onderdeel a, wordt niet als een ander aangemerkt: een lichaam waarin de erflater ten tijde van het overlijden een direct aanmerkelijk belang als bedoeld in afdeling 4.3, met uitzondering van artikel 4.10, heeft of een indirect belang als bedoeld in het vijfde lid, aanhef en onderdeel a of onderdeel b, aanhef en onder 1° tot en met 3°, heeft.10.
Het achtste lid is niet van toepassing op een terbeschikkingstelling van los land op grond van een schriftelijke pachtovereenkomst, mits wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 396, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.11.
Onder onroerende zaken als bedoeld in het achtste lid, onderdeel a, worden mede verstaan: appartementsrechten, rechten van opstal en erfpacht of vruchtgebruik van onroerende zaken, dan wel de economische eigendom, opgevat overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, van onroerende zaken of genoemde rechten.B
Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd:
6.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ondernemingsvermogen verstaan: de bezittingen en schulden voor zover toerekenbaar aan de onderneming of medegerechtigdheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.C
In artikel 4.17b, derde lid, wordt «het achtste lid van dat artikel» vervangen door «artikel 4.17a, twaalfde lid».
D
In artikel 4.17c, derde lid, wordt «derde tot en met zevende lid» vervangen door «derde tot en met elfde lid».
ARTIKEL II
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd:
De voorwaarde van het minimum van 0,5%, bedoeld in de eerste zin, onderdeel b, geldt niet als de verkrijger van vermogensbestanddelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, een bloedverwant in de neergaande lijn is van een van de rechtsvoorgangers, bedoeld in de eerste zin, onderdeel b, onder 1o.12.
Voor de toepassing van het achtste lid, onderdeel c, wordt woon-werkverkeer geacht niet voor privédoeleinden plaats te vinden.B
In artikel 4.17b, derde lid, wordt «artikel 4.17a, twaalfde lid» vervangen door «artikel 4.17a, dertiende lid».
C
Artikel 4.17c wordt als volgt gewijzigd:
- de verkrijger op het tijdstip van de vervreemding 21 jaar of ouder is.
D
In artikel 5.13, eerste lid, wordt het als eerste vermelde bedrag vervangen door «€ 30.000» en het als tweede vermelde bedrag door «€ 60.000».
ARTIKEL III
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt in artikel 10.1, eerste lid, met ingang van 1 januari 2026 na «3.133,» ingevoegd «4.17a,».
ARTIKEL IV
In de Successiewet 1956 wordt artikel 35c als volgt gewijzigd:
7.
Tot het ondernemingsvermogen, bedoeld in het eerste lid, worden mede niet gerekend:- onroerende zaken of gedeelten daarvan voor zover die meer dan bijkomstig rechtens dan wel in feite, direct of indirect, ter beschikking zijn gesteld aan een ander, of die daartoe bestemd zijn; en
- schulden die rechtstreeks samenhangen met die onroerende zaken of gedeelten daarvan.
8.
Voor de toepassing van het zevende lid, onderdeel a, wordt niet als een ander aangemerkt:- een participant in een samenwerkingsverband waaraan de onroerende zaken of gedeelten daarvan ter beschikking zijn gesteld, mits de erflater of schenker ten tijde van het overlijden, onderscheidenlijk de schenking, winst uit onderneming als bedoeld in de artikelen 3.2 of 3.3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 geniet uit dat samenwerkingsverband; en
- een lichaam waarin de erflater of schenker ten tijde van het overlijden, onderscheidenlijk de schenking, een direct aanmerkelijk belang als bedoeld in afdeling 4.3, met uitzondering van artikel 4.10, van de Wet inkomstenbelasting 2001 heeft of een indirect belang als bedoeld in het vijfde lid, aanhef en onderdeel a of onderdeel b, aanhef en onder 1° tot en met 3°, heeft.
9.
Het zevende lid is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van los land op grond van een schriftelijke pachtovereenkomst, mits wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 396, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.ARTIKEL V
De Successiewet 1956 wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 35b wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 35c wordt als volgt gewijzigd:
- vermogensbestanddelen die bij de erflater of schenker behoorden tot een belang als bedoeld in lid 9, mits het lichaam waarop het belang betrekking heeft een onderneming drijft als bedoeld in onderdeel a, of een medegerechtigdheid houdt als bedoeld in onderdeel b, en waarbij slechts als ondernemingsvermogen wordt aangemerkt de waarde van deze vermogensbestanddelen voor zover die waarde toerekenbaar is aan bedoelde onderneming of medegerechtigdheid.
- bedrijfsmiddelen waarvan de waarde in het economische verkeer ten tijde van het schenken of overlijden minimaal € 100.000 per bedrijfsmiddel bedraagt, voor zover deze zijn bestemd om te gebruiken voor andere dan de bedrijfsdoeleinden van de onderneming, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of c, van de medegerechtigdheid, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b of c, of van de werkzaamheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, waaronder begrepen privédoeleinden van werknemers, mits dat bestemde gebruik meer dan bijkomstig is.
- er is sprake van een belang als bedoeld in artikel 35c lid 1 onder d Successiewet 1956 indien de erflater of schenker, al dan niet tezamen met zijn partner, en bloed- en aanverwanten in de neergaande lijn van de eerste familiaire aandeelhouder, doet blijken voor ten minste een 25% belang in het lichaam te houden.
10.
Voor de toepassing van het zevende lid, onderdeel c, wordt woon-werkverkeer geacht niet voor privédoeleinden plaats te vinden.C
In artikel 35d, eerste lid, onderdeel c, vervalt «, en het in artikel 35c, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, bedoelde beleggingsvermogen niet in deze periode via een storting in het lichaam is ingebracht».
ARTIKEL VI
In de Successiewet 1956 wordt in artikel 35a, eerste lid, met ingang van 1 januari 2026 «artikelen 24, 32, eerste lid, onderdeel 4°, en tweede lid, 33, onderdelen 5° en 7°, en 35b, eerste lid,» vervangen door «artikelen 24, 32, 33, 35b en 35c».
ARTIKEL VII
ARTIKEL VIII
Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024.