Wet van 11 december 2024 tot wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen en van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, houdende aanpassingen in de hersteloperatie toeslagen van bepaalde termijnen, van de peildatum voor brede ondersteuning voor gedupeerden in het buitenland en van de nabestaandenregeling (Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is aanvullende maatregelen te treffen om beslistermijnen in de hersteloperatie toeslagen in overeenstemming te brengen met de termijn waarbinnen in de praktijk een besluit wordt genomen, om de termijn voor het doen van een aanvraag voor aanvullende compensatie of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming te verlengen, om de bezwaartermijn te verlengen, om de peildatum te wijzigen die geldt voor gedupeerden die zich in het buitenland bevinden om in aanmerking te komen voor brede ondersteuning en om de nabestaandenregeling aan te passen zodat deze uitvoerbaar is;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet hersteloperatie toeslagen wordt als volgt gewijzigd:
0A
In artikel 1.1 wordt in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepaling ingevoegd:
A
Artikel 2.9a wordt als volgt gewijzigd:
2.
Aan degene die partner was van een overleden aanvrager op de dag van overlijden wordt door de Dienst Toeslagen op aanvraag aanvullende compensatie voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.6, derde lid, toegekend die aan de overleden aanvrager op aanvraag zou zijn toegekend indien deze niet was overleden.B
Artikel 2.9b wordt als volgt gewijzigd:
2.
Aan het kind van een overleden aanvrager wordt door de Dienst Toeslagen op aanvraag aanvullende compensatie voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.6, derde lid, toegekend die aan de overleden aanvrager op aanvraag zou zijn toegekend indien deze niet was overleden, in het geval dat:- de overleden aanvrager geen partner had op de dag van overlijden;
- degene die partner was van de overleden aanvrager op de dag waarop laatstgenoemde is overleden, is overleden voor de dag van inwerkingtreding van artikel 2.9a; of
- de situatie, bedoeld in artikel 2.9a, derde lid, zich voordoet.
4.
Het derde lid is van overeenkomstige toepassing bij de toekenning van aanvullende compensatie of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming op grond van het tweede lid, indien meerdere kinderen binnen de aanvraagtermijn die op grond van artikel 6.1b op hen van toepassing is, een aanvraag daartoe indienen.5.
Het eerste tot en met vierde lid alsmede hoofdstuk 4a, artikel 5.3 en hoofdstuk 6 voor zover die betrekking hebben op aanvragen als bedoeld in het eerste of tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een kind van een overleden aanvrager:- indien degene die partner was van de overleden aanvrager op de dag waarop laatstgenoemde is overleden, overlijdt op of na de dag van inwerkingtreding van artikel 2.9a;
- voor zover die partner is overleden voordat toekenning heeft plaatsgevonden van de voorzieningen, de aanvullende compensatie of de aanvullende O/GS-tegemoetkoming die aan die partner zouden zijn toegekend op grond van artikel 2.9a indien deze niet was overleden;
- met dien verstande dat:
- voor de toepassing van artikel 6.1b, eerste lid, de aanvraagtermijn aanvangt op de dag van overlijden van de partner in plaats van op de dag van overlijden van de overleden aanvrager;
- artikel 6.1b, tweede lid, van toepassing is als geen toekenning heeft plaatsgevonden aan de partner van de overleden aanvrager van een voorziening als bedoeld in artikel 2.9a, eerste lid, onderdeel a, onder 1° of 2°.
Ba
Artikel 2.14b vervalt.
C
In artikel 2.14f, tweede lid, wordt na «artikel 6.1a» een komma ingevoegd.
D
In artikel 2.14h, derde lid, wordt «Onze Minister» vervangen door «de Dienst Toeslagen».
E
In artikel 2.15, eerste lid, onderdeel a, wordt «7 juli 2020» vervangen door «31 december 2021».
F
In artikel 2.15a, eerste lid, onderdeel a, wordt «7 juli 2020» vervangen door «31 december 2021».
G
In artikel 2.15b, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, wordt «7 juli 2020» vervangen door «31 december 2021».
Ga
Artikel 2.21 wordt als volgt gewijzigd:
4a.
Indien de hulpvraag een of meer materiële voorzieningen betreft, worden die voorzieningen uitsluitend toegekend indien die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn voor het maken van een nieuwe start in het kader van herstel. De toekenning van die voorzieningen vindt plaats binnen zes maanden na het eerste gesprek.4b.
Het college van burgemeester en wethouders beëindigt de brede ondersteuning ten behoeve van een persoon als bedoeld in het eerste of tweede lid, indien die persoon naar het oordeel van dat college een nieuwe start in het kader van herstel heeft kunnen maken, maar uiterlijk twee jaar na het eerste gesprek.H
Aan het opschrift van hoofdstuk 4a wordt toegevoegd «voor nabestaanden van een overleden aanvrager».
I
Artikel 4a.1 komt te luiden:
Artikel 4a.1 Begripsbepalingen Hoofdstuk 4a
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:J
Artikel 4a.2 wordt als volgt gewijzigd:
K
Artikel 4a.3 wordt als volgt gewijzigd:
- het door de betrokkene overleggen van informatie met betrekking tot een aanvraag op grond van de artikelen 2.9a of 2.9b;
- het ondersteunen bij het doen van een aanvraag op grond van de artikelen 2.9a of 2.9b.
L
Artikel 4a.4 wordt als volgt gewijzigd:
M
Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:
N
Aan hoofdstuk 5 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 5.3 Mogelijkheid instellen commissies met betrekking tot de overige aanvullende regelingen
1.
Bij ministeriële regeling kan Onze Minister commissies instellen met het oog op de uitvoering van de artikelen 2.14 en 2.14g, tweede lid, die adviseren met betrekking tot de toets of sprake is van een overleden aanvrager.2.
Artikel 5.2, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de commissies die zijn ingesteld op grond van dit artikel en de daarmee samenhangende bevoegdheden en verplichtingen van de Dienst Toeslagen.O
In artikel 5.3 wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
1a.
Bij ministeriële regeling kan Onze Minister commissies instellen met het oog op de uitvoering van artikel 2.14h, derde lid.P
Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:
3a.
In afwijking van het eerste lid, tweede zin, wordt een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, of 2.6, derde lid, indien een beschikking tot toekenning van compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of van een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, na 1 oktober 2024 onherroepelijk vast komt te staan, uiterlijk zes maanden na de datum waarop die beschikking onherroepelijk vast komt te staan, ingediend.Q
Artikel 6.1a wordt als volgt gewijzigd:
2.
In afwijking van het eerste lid wordt een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2.14c, 2.14d of 2.14e ingediend tot zes maanden na de dagtekening van de beschikking tot het toepassen van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 door de partner, het kind, onderscheidenlijk de ouder van een overleden kind van wie aannemelijk is dat het in aanmerking gekomen zou zijn voor toekenning van een tegemoetkoming op grond van de artikelen 2.10 of 2.11, indien:- die beschikking een dagtekening heeft van na 22 april 2024; en
- het overleden kind is overleden voorafgaand aan de datum van dagtekening van die beschikking.
3.
In afwijking van het eerste lid wordt een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2.14c, 2.14d of 2.14e ingediend tot zes maanden na de dagtekening van de beschikking tot het toekennen van compensatie als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, door de partner, het kind, onderscheidenlijk de ouder van een overleden kind van wie aannemelijk is dat het in aanmerking gekomen zou zijn voor toekenning van een tegemoetkoming op grond van de artikelen 2.11a of 2.11b, indien:- die beschikking een dagtekening heeft van na 22 april 2024; en
- het overleden kind is overleden voorafgaand aan de datum van dagtekening van die beschikking.
R
Artikel 6.1b wordt als volgt gewijzigd:
2.
Indien voorafgaand aan het overlijden van de overleden aanvrager aan die overleden aanvrager geen toekenning heeft plaatsgevonden van compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of van een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, wordt een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2.9a, tweede lid, of 2.9b, tweede lid, in afwijking van het eerste lid ingediend:- niet eerder dan na toekenning van een voorziening als bedoeld in de artikelen 2.9a, eerste lid, onderdeel a, onder 1° of 2°, of 2.9b, eerste lid, onderdeel a, onder 1° of 2°, aan de nabestaande; en
- uiterlijk zes maanden na de datum waarop:
- de beschikking tot toekenning van een voorziening als bedoeld in onderdeel a onherroepelijk vast komt te staan indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 2.9a, tweede lid; of
- de beschikking tot toekenning van een voorziening als bedoeld in onderdeel a onherroepelijk is geworden voor alle kinderen van de overleden aanvrager die tijdig een aanvraag tot toekenning daarvan hebben ingediend indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 2.9b, tweede lid.
S
In artikel 6.2, eerste lid, wordt «2.14h, eerste lid,» vervangen door «2.14h, eerste of derde lid,».
T
Artikel 6.2bis wordt als volgt gewijzigd:
3.
In afwijking van het eerste en tweede lid besluit de Dienst Toeslagen op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.14c, eerste lid, binnen een termijn van zes maanden na dagtekening van de beschikking tot het toepassen van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, indien het een aanvraag betreft van de partner van een overleden kind van wie aannemelijk is dat het in aanmerking gekomen zou zijn voor toekenning van een tegemoetkoming op grond van de artikelen 2.10 of 2.11, indien:- die aanvraag is gedaan voorafgaand aan de datum van dagtekening van die beschikking; en
- die beschikking een dagtekening heeft van na 22 april 2024.
4.
In afwijking van het eerste en tweede lid besluit de Dienst Toeslagen op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.14c, eerste lid, binnen een termijn van zes maanden na dagtekening van de beschikking tot het toekennen van compensatie als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, indien het een aanvraag betreft van de partner van een overleden kind van wie aannemelijk is dat het in aanmerking gekomen zou zijn voor toekenning van een tegemoetkoming op grond van de artikelen 2.11a of 2.11b, indien:- die aanvraag is gedaan voorafgaand aan de datum van dagtekening van die beschikking; en
- die beschikking een dagtekening heeft van na 22 april 2024.
U
Artikel 6.2ter wordt als volgt gewijzigd:
3.
Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9a, eerste lid, onderdeel b, besluit Onze Minister binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag, met dien verstande dat de beslistermijn niet eerder verstrijkt dan zes maanden nadat de gedupeerdheid van de aanvrager kinderopvangtoeslag die is overleden, is vastgesteld indien die gedupeerdheid nog niet is vastgesteld voordat de aanvraag is ingediend. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.4.
Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9a, tweede lid, waarop de in artikel 6.1b, eerste lid, bedoelde aanvraagtermijn van toepassing is, besluit de Dienst Toeslagen binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.5.
In afwijking van het vierde lid besluit de Dienst Toeslagen op een aanvraag als bedoeld in het vierde lid, die is gedaan voor inwerkingtreding van artikel 2.9a, tweede lid, binnen een termijn van zes maanden na de datum van inwerkingtreding van dat artikel. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.6.
Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9a, tweede lid, waarop artikel 6.1b, tweede lid, van toepassing is, besluit de Dienst Toeslagen binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag, met dien verstande dat de beslistermijn niet eerder verstrijkt dan zes maanden nadat de beschikking tot toekenning van een voorziening als bedoeld in artikel 2.9a, eerste lid, onderdeel a, onder 1° of 2°, onherroepelijk is geworden. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.8.
Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9b, eerste lid, onderdeel b, besluit Onze Minister binnen een termijn van zes maanden na het verstrijken van de op grond van artikel 6.1b geldende aanvraagtermijn, met dien verstande dat de beslistermijn niet eerder verstrijkt dan zes maanden nadat de gedupeerdheid van de aanvrager kinderopvangtoeslag die is overleden, is vastgesteld indien die gedupeerdheid nog niet is vastgesteld voordat de aanvraag is ingediend. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.9.
Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9b, tweede lid, waarop de in artikel 6.1b, eerste lid, bedoelde aanvraagtermijn van toepassing is, besluit de Dienst Toeslagen binnen een termijn van zes maanden na het verstrijken van de op grond van artikel 6.1b, eerste lid, geldende aanvraagtermijn. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.10.
Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9b, tweede lid, waarop de in artikel 6.1b, tweede lid, bedoelde aanvraagtermijn van toepassing is, besluit de Dienst Toeslagen binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag, met dien verstande dat de beslistermijn niet eerder verstrijkt dan zes maanden nadat de beschikking tot toekenning van een voorziening als bedoeld in artikel 2.9b, eerste lid, onderdeel a, onder 1° of 2°, onherroepelijk is geworden voor alle kinderen van de overleden aanvrager die tijdig een aanvraag tot toekenning daarvan hebben ingediend. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.V
In artikel 6.8, negende lid, wordt na «Uitbetaling van» ingevoegd «een voorziening, aanvullende compensatie of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in de artikelen 2.9a of 2.9b of van».
W
Artikel 6.9 wordt als volgt gewijzigd:
X
In artikel 6.10, eerste lid, wordt na «artikel 2.1, derde lid,» ingevoegd «of artikel 2.14h, derde lid,».
Y
Artikel 6.10a wordt als volgt gewijzigd:
1.
In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift dat is gericht tegen een beschikking van de Dienst Toeslagen die op grond van deze wet is gegeven zestien weken.Z
Na artikel 6.10a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.10aa Aanvang beslistermijn op bezwaar
In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vangt de beslistermijn op een bezwaar gericht tegen een beschikking van de Dienst Toeslagen op grond van deze wet aan op de dag na ontvangst van het bezwaarschrift, met dien verstande dat de beslistermijn niet eerder aanvangt dan zes weken nadat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is aangevangen.AA
In artikel 6.11, tiende lid, wordt «Belastingdienst/Toeslagen» telkens vervangen door «Dienst Toeslagen».
BB
Artikel 6.12 wordt als volgt gewijzigd:
CC
In artikel 8.4, onderdeel F, wordt «onderdelen a tot en met d» vervangen door «onderdelen b tot en met e».
DD
Artikel 8.8 vervalt.
EE
Aan afdeling 8.2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 8.9 Overgangsrecht verlenging bezwaartermijn en aanvang beslistermijn op bezwaar
De artikelen 6.10a, eerste lid, en 6.10aa zijn niet van toepassing ter zake van een beschikking die is gegeven voor de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Y, onderscheidenlijk artikel I, onderdeel Z, van de Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen en een bezwaar gericht tegen die beschikking.EEa
Aan afdeling 8.2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 8.10 Overgangsrecht introductie termijnen voor verlenen van brede ondersteuning door gemeenten
1.
Indien voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Ga, van de Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen het eerste gesprek waarin de hulpvraag voor brede ondersteuning is vastgesteld tussen een persoon als bedoeld in artikel 2.21, eerste lid, en het college van burgemeester en wethouders heeft plaatsgevonden, maar nog geen plan van aanpak is opgesteld, geldt, in afwijking van artikel 2.21, vierde lid, tweede zin, lid 4a en lid 4b, dat:- het plan van aanpak wordt opgesteld binnen acht weken na die datum;
- materiële voorzieningen worden toegekend binnen zes maanden na die datum;
- het college van burgemeester en wethouders de brede ondersteuning beëindigt uiterlijk twee jaar na die datum.
2.
Indien voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Ga, van de Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 2.21, vierde lid, is opgesteld, geldt, in afwijking van artikel 2.21, lid 4a en lid 4b, dat:- materiële voorzieningen worden toegekend binnen zes maanden na die datum;
- het college van burgemeester en wethouder de brede ondersteuning beëindigt uiterlijk twee jaar na die datum.
FF
Artikel 9.2 wordt als volgt gewijzigd:
3.
De artikelen 6.8, negende lid, en 6.9, tiende lid, zoals deze luiden direct na inwerkingtreding van artikel I, onderdelen SSa, onder 3, en TTa, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, werken terug tot en met 22 april 2024 met betrekking tot een tegemoetkoming op grond van afdeling 2.2A.Artikel 4a.1 Begripsbepalingen Hoofdstuk 4a
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Artikel 5.3 Mogelijkheid instellen commissies met betrekking tot de overige aanvullende regelingen
Artikel 6.10aa Aanvang beslistermijn op bezwaar
In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vangt de beslistermijn op een bezwaar gericht tegen een beschikking van de Dienst Toeslagen op grond van deze wet aan op de dag na ontvangst van het bezwaarschrift, met dien verstande dat de beslistermijn niet eerder aanvangt dan zes weken nadat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is aangevangen.
Artikel 8.9 Overgangsrecht verlenging bezwaartermijn en aanvang beslistermijn op bezwaar
De artikelen 6.10a, eerste lid, en 6.10aa zijn niet van toepassing ter zake van een beschikking die is gegeven voor de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Y, onderscheidenlijk artikel I, onderdeel Z, van de Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen en een bezwaar gericht tegen die beschikking.
Artikel 8.10 Overgangsrecht introductie termijnen voor verlenen van brede ondersteuning door gemeenten
ARTIKEL II
De Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel Ia wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld en werkt terug ten aanzien van:
ARTIKEL IV
Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen.