Wet van 23 april 2025, houdende wijzigingen van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en enkele andere wetten in verband met de modernisering van het systeem van servicekosten
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is meer duidelijkheid te verschaffen over hetgeen onder servicekosten wordt verstaan teneinde misstanden omtrent het in rekening brengen van servicekosten te voorkomen en enkele verbeteringen aan te brengen in de werkwijze van de huurcommissie;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 237, derde lid, komt te luiden:
3.
In deze afdeling wordt verstaan onder servicekosten: de vergoeding voor de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zaken en diensten die geleverd worden in verband met de bewoning van de woonruimte. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van berekening en de maximale hoogte van de servicekosten.B
Artikel 258 wordt als volgt gewijzigd:
C
Artikel 259 wordt als volgt gewijzigd:
1.
De betalingsverplichting van de huurder met betrekking tot servicekosten beloopt het bedrag dat in overeenstemming is met de voor de berekening daarvan geldende wettelijke voorschriften of met hetgeen als een redelijke vergoeding voor de geleverde zaken en diensten kan worden beschouwd.D
In artikel 260, eerste lid, vervalt «kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter en».
E
Artikel 261 wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL II
De Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, tweede lid, vervalt «kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter,».
B
Artikel 4, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
C
In artikel 9, derde lid, wordt na «beloopt» ingevoegd «, tenzij het een verzoek betreft als bedoeld in artikel 9a, eerste of tweede lid».
D
Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:
1.
Indien binnen een groep van woonruimten die financieel, administratief, qua bouwwijze of anderszins een eenheid vormen sprake is van gelijkluidende of nagenoeg gelijkluidende verzoeken kunnen deze door de partijen die een woonruimte huren binnen die groep collectief worden ingediend. Die partijen zijn daarbij elk het voorschot op de vergoeding aan de Staat, bedoeld in artikel 7, tweede lid, verschuldigd.E
In het opschrift van paragraaf 7 van hoofdstuk III vervalt «kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter en».
F
In artikel 17, eerste lid, vervalt «kosten voor nutsvoorzieningen en».
G
In artikel 17a, eerste lid, vervalt «kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter en».
H
In het opschrift van paragraaf 8 van hoofdstuk III vervalt «kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter en».
I
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Indien de verhuurder geen overzicht als bedoeld in artikel 7:259, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek aan de huurder heeft verstrekt of indien de verhuurder geen gebruik heeft gemaakt van het formulier, bedoeld in artikel 7:260, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, dan wel indien dat formulier onvolledig is ingevuld, stelt de huurcommissie de servicekosten vast op een bij ministeriële regeling vastgesteld bedrag of indien de zaak of dienst door de verhuurder niet is geleverd op € 0.J
In het opschrift van paragraaf 9 van hoofdstuk III wordt «kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter» van vervangen door «servicekosten».
K
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
5.
Indien toepassing van het percentage, bedoeld in het derde lid, naar het oordeel van het huurcommissie leidt tot een lager voorschotbedrag dan hetgeen in redelijke verhouding staat tot de in het desbetreffende jaar te verwachten servicekosten, kan de huurcommissie een ander percentage toepassen dat leidt tot een voorschotbedrag dat in redelijke verhouding staat tot de in het desbetreffende jaar te verwachten servicekosten.L
In artikel 29 wordt na «De voorzitter» ingevoegd «of de zittingsvoorzitter».
ARTIKEL III
In de artikelen 3, tweede lid, onderdeel j, en 5a van de Wet op het overleg huurders verhuurder vervalt telkens «kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter en».
ARTIKEL IV
In artikel 2, tweede lid, onderdeel e, subonderdeel 5°, van de Wet goed verhuurderschap wordt «volledige kostenspecificatie» vervangen door »overzicht als bedoeld in artikel 259, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek».
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
Na artikel 208g van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 208ga
De artikelen 237, derde lid, 258, eerste en tweede lid, 259, eerste en tweede lid, 260, eerste lid, en 261, eerste lid, van Boek 7 zoals die door de Wet van 23 april 2025 houdende wijzigingen van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en enkele andere wetten in verband met de modernisering van het systeem van servicekosten (Stb. 2025, 156) zijn komen te luiden, zijn niet van toepassing op huurovereenkomsten die voor het in werking treden van die artikelen zijn gesloten.Artikel 208ga
De artikelen 237, derde lid, 258, eerste en tweede lid, 259, eerste en tweede lid, 260, eerste lid, en 261, eerste lid, van Boek 7 zoals die door de Wet van 23 april 2025 houdende wijzigingen van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en enkele andere wetten in verband met de modernisering van het systeem van servicekosten (Stb. 2025, 156) zijn komen te luiden, zijn niet van toepassing op huurovereenkomsten die voor het in werking treden van die artikelen zijn gesloten.
ARTIKEL VII
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.