Part of Smart Yellow Suite

WGK025588
Eindejaarsbesluit 2023

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Financiën
Datum uitgave 3 januari 2024
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Besluit van PM tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten (Eindejaarsbesluit 2023)

Samenvatting

In dit verzamelbesluit zijn voornamelijk maatregelen meegenomen die zien op lagere wetgeving. Deze besluiten hebben geringe gevolgen en zijn voornamelijk technisch van aard. Ook zijn de budgettaire consequenties nihil.

Documenten

stb-2023-511 (PDF)

Besluit van 20 december 2023 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten (Eindejaarsbesluit 2023)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 15 december 2023, nr. 2023-0000276082;

Gelet op de artikelen 3.54, 3.127, 4.14b, 4.21, 7.6 en 7.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 31a, 33 en 34 van de Wet op de loonbelasting 1964, de artikelen 15 en 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de artikelen 67 en 75 van de Successiewet 1956, artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, de artikelen 15 en 15a van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, de artikelen 23a en 24a van de Wet op motorrijtuigenbelasting 1994, de artikelen 59, 60, 60a, 60b en 67 van de Wet belastingen op milieugrondslag, artikel 37h van de Wet waardering onroerende zaken, artikel 2a van de Wet op de accijns, de artikelen 30hb en 70 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 28 en 29 van de Invorderingswet 1990, de artikelen 27 en 29 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de artikelen 8.89, 8.95, 8.109, 8.115a van de Belastingwet BES;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 december 2023, nr. W06.23.00347/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 13 december 2023, nr. 2023-0000275988;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A.

In artikel 1, eerste lid, wordt na «3.127,» ingevoegd «4.14b, 4.21,».

B.

Artikel 12a wordt als volgt gewijzigd:

  1. de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties voor stikstofreductie;
  2. de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting;.
  1. de volgende provinciale regelingen die in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327):.
  1. wat betreft de provincie Utrecht: de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht, artikel 2.2 Verplaatsing grondgebonden agrarische bedrijven in het kader van het NNN, en de Subsidieregeling verplaatsing en beëindiging veehouderijen Utrecht, artikel 1.2 Subsidiabele activiteiten en prestatie;.
  1. wat betreft de provincie Gelderland: de Regels Subsidieverlening Gelderland 2023, paragraaf 2.4 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk;.
  1. wat betreft de provincie Overijssel: het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022, paragraaf 4.9 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen;.
C.

In artikel 15, tweede lid, wordt «de artikelen 38q of 38r» vervangen door «artikel 38r» en wordt «artikel 10a.25» vervangen door «artikel 10a.25, tweede lid,».

D.

In artikel 15, tweede lid, wordt «artikel 10a.25, tweede lid,» vervangen door «artikel 10a.25».

E.

In hoofdstuk 4 worden voor artikel 15a twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 15bis Vaststelling gezamenlijk maximumbedrag bij aanvang partnerschap
Indien het partnerschap in de loop van het kalenderjaar is aangevangen, wordt het gezamenlijke maximumbedrag, bedoeld in artikel 4.14a, derde lid, tweede zin, van de wet, gesteld op het bedrag genoemd in artikel 4.14a, tweede lid, van de wet, vermeerderd met de bedragen die bij de belastingplichtige of zijn partner over een eerdere periode in aanmerking zijn genomen als fictief regulier voordeel als bedoeld in artikel 4.14a, eerste lid, van de wet. Indien de belastingplichtige of zijn partner in het kalenderjaar waarin het partnerschap aanvangt eerder een partnerschap heeft gehad, is voor de toepassing van de eerste zin artikel 15ter van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15ter Vaststelling individueel maximumbedrag bij einde partnerschap
1.
Indien het partnerschap in het kalenderjaar is geëindigd, wordt met ingang van dat kalenderjaar het gedeelte van het gezamenlijke maximumbedrag, bedoeld in artikel 4.14a, derde lid, tweede zin, van de wet, dat meer bedraagt dan het bedrag genoemd in artikel 4.14a, tweede lid, van de wet in het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het partnerschap is geëindigd, gelijkelijk verdeeld tussen de belastingplichtige en zijn gewezen partner. De eerste zin is niet van toepassing indien, de belastingplichtige dan wel de gewezen partner direct na beëindiging van het partnerschap geen aanmerkelijk belang heeft als bedoeld in afdeling 4.3 van de wet. In dat geval wordt bedoeld gedeelte van het maximumbedrag toebedeeld aan degene die na beëindiging van het partnerschap wel een aanmerkelijk belang heeft.
2.
In afwijking van het eerste lid kan een andere onderlinge verdeling worden gekozen, indien de belastingplichtige en zijn gewezen partner of de belastingplichtige en de erfgenamen van zijn gewezen partner bij het doen van aangifte van de belastingplichtige en van de gewezen partner over het kalenderjaar waarin het partnerschap eindigt kiezen voor partnerschap als bedoeld in artikel 2.17, zevende lid, van de wet.
3.
Indien de belastingplichtige en zijn gewezen partner kiezen voor partnerschap als bedoeld in artikel 2.17, zevende lid, van de wet, worden de belastingplichtige en zijn gewezen partner ook voor de toepassing van artikel 4.14a van de wet, geacht het gehele kalenderjaar elkaars partner te zijn geweest.
4.
Indien het partnerschap eindigt door emigratie van de belastingplichtige of van zijn partner kan in afwijking van het eerste en tweede lid, indien de belastingplichtige en zijn gewezen partner daar schriftelijk om verzoeken, een andere onderlinge verdeling worden gekozen.
F.

Artikel 15a wordt als volgt gewijzigd:

  1. het bedrag waarvoor krachtens artikel 25, achtste lid, van de Invorderingswet 1990 nog uitstel van betaling loopt voor bedoelde conserverende belastingaanslag voor zover dit uitstel toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige verkrijgt, vermenigvuldigd met:
    1. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor nog uitstel van betaling loopt niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
    2. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor nog uitstel van betaling loopt meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag;.
  1. het bedrag waarvoor krachtens artikel 25, achtste lid, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990 het uitstel van betaling is beëindigd voor bedoelde conserverende belastingaanslag, voor zover de beëindiging toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige verkrijgt, vermenigvuldigd met:
    1. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor het uitstel van betaling is beëindigd niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
    2. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor het uitstel van betaling is beëindigd meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag;.
  1. het bedrag waarvoor krachtens artikel 26, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 de kwijtschelding van belasting is verleend op bedoelde conserverende belastingaanslag, voor zover de kwijtschelding toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige verkrijgt, vermenigvuldigd met:
    1. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor de kwijtschelding is verleend niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
    2. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor de kwijtschelding is verleend meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en.
  1. het bedrag waarvoor krachtens artikel 25, achtste lid, van de Invorderingswet 1990 nog uitstel van betaling loopt voor bedoelde conserverende belastingaanslagen voor zover dit uitstel toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige verkrijgt, vermenigvuldigd met:
    1. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor nog uitstel van betaling loopt niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
    2. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor nog uitstel van betaling loopt meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag;.
  1. het bedrag waarvoor krachtens artikel 25, achtste lid, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990 het uitstel van betaling is beëindigd voor bedoelde conserverende belastingaanslagen, voor zover de beëindiging toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige verkrijgt, vermenigvuldigd met:
    1. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor het uitstel van betaling is beëindigd niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
    2. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor het uitstel van betaling is beëindigd meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag;.
  1. het bedrag waarvoor krachtens artikel 26, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 kwijtschelding van belasting is verleend op bedoelde conserverende belastingaanslagen, voor zover de kwijtschelding toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige verkrijgt, vermenigvuldigd met:
    1. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag van de kwijtschelding niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
    2. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag van de kwijtschelding meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en.
G.

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

  1. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag van de op die aandelen of winstbewijzen betrekking hebbende betalingen niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
  2. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag van die betalingen meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag».
  1. het bedrag waarvoor krachtens artikel 25, achtste lid, van de Invorderingswet 1990 nog uitstel van betaling loopt voor bedoelde conserverende belastingaanslag voor zover dit uitstel toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige heeft, vermenigvuldigd met:
    1. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor nog uitstel van betaling loopt niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
    2. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor nog uitstel van betaling loopt meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag;.
  1. het bedrag waarvoor krachtens artikel 25, achtste lid, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990 het uitstel van betaling is beëindigd voor bedoelde conserverende belastingaanslag, voor zover de beëindiging toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige verkrijgt, vermenigvuldigd met:
    1. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor het uitstel van betaling is beëindigd niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
    2. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor het uitstel van betaling is beëindigd meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag;.
  1. het bedrag waarvoor krachtens artikel 26, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 kwijtschelding van belasting is verleend op bedoelde conserverende belastingaanslagen, voor zover deze kwijtschelding toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige verkrijgt, vermenigvuldigd met:
    1. het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag van de kwijtschelding niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
    2. het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag van de kwijtschelding meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en.
H.

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

  1. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag dat zal worden kwijtgescholden niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
  2. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag dat zal worden kwijtgescholden meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag».
  1. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor het uitstel van betaling is beëindigd niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
  2. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor het uitstel van betaling is beëindigd meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag».
  1. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag dat zal worden kwijtgescholden niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
  2. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag dat zal worden kwijtgescholden meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag».
  1. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor het uitstel van betaling is beëindigd niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
  2. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor het uitstel van betaling is beëindigd meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag».
I.

Aan artikel 21bis wordt een lid toegevoegd, luidende:

4.
De inkomensverklaring kan achterwege blijven, indien de buitenlandse belastingplichtige in een voorafgaand kalenderjaar is aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige en sindsdien onafgebroken is blijven voldoen aan de overige voorwaarden van artikel 7.8, zesde lid, van de wet.
J.

Artikel 25, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  1. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag van de kwijtschelding niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
  2. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag van de kwijtschelding meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag».
  1. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag dat zou zijn kwijtgescholden niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
  2. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag dat zou zijn kwijtgescholden meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag»; en de eerdere vermindering van de verkrijgingsprijs ingevolge de kwijtschelding wegens de genoten reguliere voordelen op die aandelen of winstbewijzen.

Artikel 15bis Vaststelling gezamenlijk maximumbedrag bij aanvang partnerschap

Indien het partnerschap in de loop van het kalenderjaar is aangevangen, wordt het gezamenlijke maximumbedrag, bedoeld in artikel 4.14a, derde lid, tweede zin, van de wet, gesteld op het bedrag genoemd in artikel 4.14a, tweede lid, van de wet, vermeerderd met de bedragen die bij de belastingplichtige of zijn partner over een eerdere periode in aanmerking zijn genomen als fictief regulier voordeel als bedoeld in artikel 4.14a, eerste lid, van de wet. Indien de belastingplichtige of zijn partner in het kalenderjaar waarin het partnerschap aanvangt eerder een partnerschap heeft gehad, is voor de toepassing van de eerste zin artikel 15ter van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15ter Vaststelling individueel maximumbedrag bij einde partnerschap

ARTIKEL II

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 10ea wordt als volgt gewijzigd:

3.
Indien de werknemer gedurende de tewerkstelling of gedurende een deel daarvan geen vergoeding geniet waarop artikel 31a, achtste lid, van de wet van toepassing is, leidt dat niet tot een verlenging van een of meer van de perioden van 20 maanden. Bij een werknemer als bedoeld in artikel 10ef geldt, met inachtneming van de eerste zin, vanaf de datum van tewerkstelling gedurende de eerste periode van 20 maanden 30% van de grondslag, gedurende de daaropvolgende periode van 20 maanden 20% van de grondslag en voor de daaropvolgende periode van 20 maanden 10% van de grondslag, voor zover de maximale looptijd ingevolge de artikelen 10ec tot en met 10ef nog niet is verstreken.
B.

Aan artikel 10ei worden vijf leden toegevoegd, luidende:

3.
De inspecteur kan ambtshalve of op verzoek de beschikking in het voordeel van de werknemers of inhoudingsplichtige herzien in het geval van onjuistheden op het moment van het vaststellen van die beschikking.
4.
De inspecteur kan de beschikking in het nadeel van de werknemer of de inhoudingsplichtige intrekken of herzien in het geval van onjuistheden op het moment van het vaststellen van die beschikking. Een intrekking of herziening heeft alleen gevolgen voor een toekomstig loontijdvak.
5.
In afwijking van het vierde lid kan een intrekking of herziening ook gevolgen hebben voor voorafgaande en lopende loontijdvakken indien:
  1. de inspecteur aannemelijk maakt dat de inhoudingsplichtige of de werknemer te kwader trouw is ter zake van het feit dat heeft geleid tot een onjuistheid in de beschikking;
  2. de inspecteur aannemelijk maakt dat ten gevolge van een fout van de inspecteur de beschikking onjuist is vastgesteld en die fout de werknemer of inhoudingsplichtige redelijkerwijs kenbaar is.
6.
Een intrekking of herziening in het nadeel van de werknemer of inhoudingsplichtige geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking. Rechtsmiddelen tegen deze beschikking kunnen uitsluitend betrekking hebben op de intrekking of herziening.
7.
Een intrekking of herziening in het nadeel van de werknemer of de inhoudingsplichtige is mogelijk voor zover de beschikking een loontijdvak bevat waarover de bevoegdheid tot naheffing, bedoeld in artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, niet is vervallen.
C.

Aan artikel 11, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel z door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  1. uitkeringen op grond van artikel 3 van het Besluit bijzondere militaire pensioenen of op grond van de artikelen 8 of 11, tweede lid, van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen.
D.

In artikel 12, tweede zin, vervalt «en de werkbonus».

ARTIKEL III

Het Besluit fiscale eenheid 2003 wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 14, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

  1. de verantwoording van de financiële gegevens van de verdwijnende, onderscheidenlijk splitsende, rechtspersoon in de jaarrekening van de verkrijgende rechtspersoon of verkrijgende rechtspersonen, opgesteld volgens de bepalingen van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel een daarmee vergelijkbare buitenlandse wettelijke regeling, eveneens vanaf dat tijdstip plaatsvindt;.
  1. de datum waarop de fusie of splitsing van kracht wordt volgens het recht dat de fusie, onderscheidenlijk splitsing, beheerst binnen twaalf maanden na de aanvang van dat boekjaar ligt; en.
B.

In artikel 29, tweede lid, wordt «vierde lid» vervangen door «vijfde lid».

ARTIKEL IV

Het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 10d wordt als volgt gewijzigd:

B.

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL V

In het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer wordt artikel 3 als volgt gewijzigd:

  1. ten tijde van de eerdere verkrijging is de waarde van de woning, bedoeld in artikel 52 van de wet, zonder rekening te houden met het verkoopregulerend beding, niet hoger dan de ten tijde van de eerdere verkrijging geldende woningwaardegrens, genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdeel p, onder 4° van de wet, dan wel niet hoger dan € 400.000 indien de woning is verkregen vóór 1 april 2021;
  1. uit de notariële akte van levering waarin de verkrijging wordt vastgelegd blijkt dat is voldaan aan de onderdelen b en c;.

ARTIKEL VI

Het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Bij gebruikte motorrijtuigen wordt de teruggaaf, bedoeld in artikel 15 van de wet, verleend met inachtneming van een vermindering overeenkomstig bij ministeriële regeling vast te stellen regels.
B.

Artikel 13a wordt als volgt gewijzigd:

4.
In afwijking van het eerste lid kan voor een tweede bestelauto teruggaaf worden verleend, indien naar het oordeel van de inspecteur in het belang van de gehandicapte redelijkerwijs niet kan worden volstaan met teruggaaf voor één bestelauto.

ARTIKEL VII

Het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 5aa wordt als volgt gewijzigd:

B.

Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:

7.
In afwijking van het eerste lid kan artikel 24a van de wet voor twee bestelauto’s worden toegepast, indien naar het oordeel van de inspecteur in het belang van de gehandicapte redelijkerwijs niet kan worden volstaan met het toepassen van artikel 24a van de wet voor één bestelauto.

ARTIKEL VIII

In het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A.

In artikel 1 eerste lid wordt «60, tweede lid, 60b, derde lid,» vervangen door «artikel 60, tweede en zesde lid, onderdeel a, artikel 60a, vijfde lid, artikel 60b, derde en vijfde lid, onderdeel a».

B.

Artikel 21a wordt als volgt gewijzigd:

C.

Na artikel 21e worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 21f
1.
De belastingplichtige verstrekt de gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel 60, zesde lid, onderdeel a, van de wet, aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vóór 1 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de verbruiksperiode, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel d, van de wet, eindigt.
2.
De belastingplichtige verstrekt de gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel 60a, vijfde lid, onderdeel a, van de wet, aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat vóór 1 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de verbruiksperiode, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel d, van de wet, eindigt.
3.
De belastingplichtige verstrekt de gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel 60b, vijfde lid, onderdeel a, van de wet, aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat vóór 1 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de verbruiksperiode, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel d, van de wet, eindigt.
Artikel 21g
De belastingplichtige verstrekt de gegevens en inlichtingen, bedoeld in de artikelen 60, zesde lid, onderdeel a, 60a, vijfde lid, onderdeel a, en 60b, vijfde lid, onderdeel a, van de wet, per begunstigde op de volgende wijze:

Artikel 21f

Artikel 21g

De belastingplichtige verstrekt de gegevens en inlichtingen, bedoeld in de artikelen 60, zesde lid, onderdeel a, 60a, vijfde lid, onderdeel a, en 60b, vijfde lid, onderdeel a, van de wet, per begunstigde op de volgende wijze:

ARTIKEL IX

In het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken wordt aan artikel 10, eerste lid, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  1. het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden, bedoeld in de Huisvestingswet 2014 en de Wet goed verhuurderschap, voor zover deze zien op het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte en het behoud van de leefbaarheid in relatie tot woonruimte.

ARTIKEL X

Het Uitvoeringsbesluit accijns wordt als volgt gewijzigd:

A.

In artikel 2 wordt, onder vernummering van het dertiende en veertiende lid tot veertiende en vijftiende lid, een lid ingevoegd, luidende:

13.
Indien, in de gevallen, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdelen d en f, van de wet, de goederen het grondgebied van de Unie niet langer verlaten, wordt de afzender hiervan in kennis gesteld. Na ontvangst van de kennisgeving annuleert de afzender het e-AD overeenkomstig het zevende lid, of wijzigt hij de bestemming van de goederen overeenkomstig het achtste lid.
B.

In artikel 3, derde lid, wordt «artikel 2a, tweede lid, onderdelen a tot en met e, van de wet» vervangen door «artikel 2a, tweede lid, onderdelen a tot en met c, van de wet».

C.

Artikel 3c wordt als volgt gewijzigd:

8.
Indien het EMCS niet beschikbaar is in Nederland, verstrekt de afzender de in artikel 2, elfde lid, onderscheidenlijk artikel 3a, vierde lid, bedoelde informatie met behulp van andere communicatiemiddelen. Hij informeert daartoe de inspecteur voordat de overbrenging wordt gesplitst. De informatie wordt weergegeven in de vorm van gegevenselementen, die op dezelfde wijze als in het voorlopig bericht van splitsing worden uitgedrukt. Het derde tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
9.
In de gevallen, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdelen d en f, van de wet, verstrekt de afzender een kopie van het nooddocument, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, aan de aangever.
D.

Artikel 3d wordt als volgt gewijzigd:

E.

Na artikel 3d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3e
1.
Indien, in de gevallen, bedoeld in artikel 2a, tweede lid, onderdelen d en e, van de wet, het EMCS niet beschikbaar is in de lidstaat van verzending, ontvangt de aangever van de afzender een kopie van het nooddocument.
2.
De aangever verstrekt aan de inspecteur een kopie van het document, bedoeld in het eerste lid, waarvan de inhoud overeenkomt met de in de uitvoeraangifte opgegeven accijnsgoederen of de ARC van dat document.
F.

In artikel 4a, vierde lid, aanhef, wordt na «artikel 2a, eerste lid, onderdelen d en f,» ingevoegd «tweede lid, onderdelen d en e,».

G.

In artikel 42, onderdeel a, wordt «dertiende en veertiende lid» vervangen door «veertiende en vijftiende lid».

Artikel 3e

ARTIKEL XI

Het Besluit belasting- en invorderingsrente wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1
1.
Het percentage van de belastingrente, bedoeld in artikel 30hb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, voor een kalenderjaar is voor de inkomstenbelasting, de erfbelasting, de loonbelasting, de dividendbelasting, de omzetbelasting, de overdrachtsbelasting, de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, de accijns, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen gelijk aan het percentage van de herfinancieringsrente die door de Europese Centrale Bank is vastgesteld voor haar meest recente basisherfinancieringstransactie die heeft plaatsgevonden vóór 1 november van het aan het betreffende kalenderjaar voorafgaande kalenderjaar, vermeerderd met 3 procentpunt, met dien verstande dat:
  1. aanpassing van het percentage, indien nodig, jaarlijks per 1 januari geschiedt;
  2. afronding van het percentage plaatsvindt op halve procentpunten;
  3. het percentage ten minste 4,5 bedraagt; en
  4. aanpassing van het percentage is beperkt tot maximaal 2 procentpunt per wijziging.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor de vennootschapsbelasting, de bronbelasting, de minimumbelasting en de solidariteitsbijdrage, met dien verstande dat, in afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel c:
  1. het percentage van de herfinancieringsrente wordt vermeerderd met 5,5 procentpunt; en
  2. het percentage van de belastingrente ten minste 5,5 bedraagt.
3.
Het percentage van de belastingrente dat van toepassing is gedurende een kalenderjaar geldt slechts voor het gedeelte van het rentetijdvak dat valt in dat kalenderjaar.
B.

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2
Het percentage van de invorderingsrente, bedoeld in artikel 29 van de Invorderingswet 1990, bedraagt 4.
C.

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3
Het percentage, bedoeld in artikel 27, derde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, bedraagt:
  1. voor de in rekening te brengen rente: 4;
  2. voor de te vergoeden rente: 6.
D.

In artikel 3, onderdeel b, wordt «6» vervangen door «4».

Artikel 1

Artikel 2

Het percentage van de invorderingsrente, bedoeld in artikel 29 van de Invorderingswet 1990, bedraagt 4.

Artikel 3

Het percentage, bedoeld in artikel 27, derde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, bedraagt:

ARTIKEL XII

In het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 wordt aan hoofdstuk II een artikel toegevoegd luidende:

Artikel 6ter
1.
Indien een aanvrager van een kinderopvangtoeslag en diens partner als bedoeld in artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen naar het oordeel van de Dienst Toeslagen in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 van de Wet hersteloperatie toeslagen en dientengevolge de invordering is gepauzeerd, wordt invorderingsrente als bedoeld in artikel 28 van de wet of rente als bedoeld in artikel 29 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen niet in rekening gebracht over de terug te vorderen bedragen van de aanvrager en diens partner die zien op de periode tot en met de dagtekening van de brief van de Dienst Toeslagen over het einde van de pauzering van de invordering.
2.
Indien een oordeel als bedoeld in het eerste lid ontbreekt wordt invorderingsrente als bedoeld in artikel 28 van de wet of rente als bedoeld in artikel 29 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen niet in rekening gebracht indien een aanvrager van een kinderopvangtoeslag en diens partner als bedoeld in artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen:
  1. voor 1 maart 2023 een aanvraag heeft gedaan om toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 van de Wet hersteloperatie toeslagen, over de terug te vorderen bedragen van de aanvrager en diens partner die zien op de periode vanaf de datum van de aanvraag tot en met de dagtekening van de brief van de Dienst Toeslagen over het einde van de pauzering van de invordering;
  2. vanaf 1 maart 2023 een aanvraag heeft gedaan om toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 van de Wet hersteloperatie toeslagen, over de terug te vorderen bedragen van de aanvrager en diens partner die zien op de periode vanaf de datum van de aanvraag tot en met 31 december 2020.

Artikel 6ter

ARTIKEL XIII

Het Uitvoeringsbesluit Belastingwet BES wordt als volgt gewijzigd:

A.

Aan artikel 1.1, tweede lid, worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  1. het Hof: het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
  2. het Gerecht in eerste aanleg: het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
B.

In artikel 4.1 wordt «de Raad van Beroep voor belastingzaken» vervangen door «het Gerecht in eerste aanleg of het Hof».

C.

In artikel 5.2, tweede lid, wordt «de Raad van Beroep voor belastingzaken» vervangen door «het Gerecht in eerste aanleg of het Hof».

ARTIKEL XIV

ARTIKEL XV

In het Besluit toekomst pensioenen vervalt artikel IV, onderdeel H.

ARTIKEL XVI

ARTIKEL XVII

Dit besluit wordt aangehaald als: Eindejaarsbesluit 2023.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.