Wet van 20 december 2023 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan BES eilanden 2024)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2024 en volgende jaren in een aantal belastingwetten en enige andere wetten die betrekking hebben op de BES eilanden wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Belastingwet BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld op basis waarvan motorrijtuigen voor de toepassing van deze wet, de Wet inkomstenbelasting BES of de Wet loonbelasting BES:- niet als personenauto worden aangemerkt; of
- niet als bestelauto worden aangemerkt.
B
Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:
Ba
In artikel 5.6, vierde lid, wordt «artikel 8.11, tweede lid» vervangen door «artikel 8.11, derde lid».
C
In artikel 5.8 wordt «een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting dan wel de Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door «een verdrag of regeling ter voorkoming van dubbele belasting».
D
Artikel 5.10 vervalt.
E
Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:
F
Artikel 6.4, eerste lid, onderdeel f, vervalt, onder verlettering van onderdeel g tot f.
G
In artikel 6.9, vierde lid, wordt «artikel 6.4, eerste lid, onderdelen d en f» vervangen door «artikel 6.4, eerste lid, onderdeel d» en vervalt «of voortgebracht».
H
In artikel 6.10, tweede lid, onderdelen b en c, wordt «personenauto’s» vervangen door «personenauto’s en bestelauto’s».
I
In artikel 6.10a, tweede lid, wordt «personenauto’s» vervangen door «personenauto’s en bestelauto’s».
J
Artikel 6.11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- de opvang van kinderen in kinderopvang, zijnde het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint, indien het betreft kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum, alsmede de opvang van kinderen in een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst waarvan de betaling door ouders aan gastouders geschiedt, met dien verstande dat tot kinderopvang of gastouderopvang niet worden gerekend:
- het toezicht op schoolgaande kinderen dat zich beperkt tot het toezicht tijdens de middagpauze;
- de verzorging, de opvoeding en de bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen, anders dan gastouderopvang, die geschiedt op een plaats waar het kind zijn hoofdverblijf heeft;.
K
Artikel 6.14, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
L
In artikel 6.19, tweede lid, onderdelen a en b, wordt «personenauto’s» vervangen door «personenauto’s en bestelauto’s».
M
In artikel 6.19a, tweede lid, wordt «personenauto’s» vervangen door «personenauto’s en bestelauto’s».
N
In artikel 6.22 wordt in het eerste lid, onderdeel a, het vijfde lid en het zevende lid «USD 20.000» vervangen door «USD 30.000».
O
In artikel 7.4, eerste lid, onderdeel g, wordt «artikel 6.4, eerste lid, onderdeel g» vervangen door «artikel 6.4, eerste lid, onderdeel f».
P
Na hoofdstuk VIIA wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Q
Artikel 8.3 komt te luiden:
Artikel 8.3. Aangifte, uitnodiging op verzoek
1.
Met betrekking tot de BES belastingen kan de inspecteur degene die naar zijn mening vermoedelijk belastingplichtig of inhoudingsplichtig is uitnodigen tot het doen van aangifte. Worden door deze wet aangelegenheden van een derde aangemerkt als aangelegenheden van degene die vermoedelijk belastingplichtig of inhoudingsplichtig is, dan kan de inspecteur ook die derde uitnodigen tot het doen van aangifte.2.
Degene die een daartoe strekkend verzoek bij de inspecteur indient, wordt in elk geval uitgenodigd tot het doen van aangifte.3.
In de uitnodiging tot het doen van aangifte wordt opgave verlangd van gegevens en kan overlegging of toezending worden gevraagd van bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, waarvan de kennisneming voor de heffing van de belasting van belang kan zijn.4.
Ieder die is uitgenodigd tot het doen van aangifte, is gehouden aangifte te doen door de in de uitnodiging gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te vullen, te ondertekenen en in te leveren of toe te zenden.5.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald:- voor welke belastingen of groepen van belastingplichtigen of inhoudingsplichtigen het doen van aangifte uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden; en
- onder welke voorwaarden hiervan door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking ontheffing kan worden verleend.
R
Aan hoofdstuk VIII, titel 2, afdeling 1, wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 8.6a. Mededelingsplicht
1.
In bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen kunnen belastingplichtigen of inhoudingsplichtigen worden gehouden de inspecteur eigener beweging mededeling te doen van onjuistheden of onvolledigheden in voor de belastingheffing van belang zijnde gegevens en inlichtingen die hun bekend zijn of zijn geworden.2.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het uiterste tijdstip en de wijze waarop de mededeling gedaan moet worden.3.
Bij algemene maatregel van bestuur kan het niet nakomen van de verplichting worden aangemerkt als een overtreding. Indien het niet nakomen van de verplichting is te wijten aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige, onderscheidenlijk de inhoudingsplichtige, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste 100 percent van het bedrag aan belasting dat als gevolg van het niet nakomen van de verplichting niet is of zou zijn geheven.S
Aan artikel 8.7, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien binnen zes maanden voor het einde van de termijn een verzoek als bedoeld in artikel 8.3, tweede lid, wordt gedaan, of gegevens worden verstrekt zonder een aan die verstrekking van gegevens voorafgaande uitnodiging tot het doen van aangifte en die gegevens ook en op dezelfde wijze zouden moeten worden verstrekt in geval van een aan die verstrekking van gegevens voorafgaande uitnodiging tot het doen van aangifte, wordt die termijn met zes maanden verlengd.
T
Artikel 8.10 wordt als volgt gewijzigd:
3.
De bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag vervalt door verloop van vijf jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Artikel 8.7, vierde lid, is hierbij van toepassing. Indien voor het doen van aangifte uitstel is verleend, wordt de navorderingstermijn met de duur van dit uitstel verlengd.5.
Indien binnen zes maanden voor het einde van de termijn, bedoeld in het derde lid, eerste zin, of van de termijn, bedoeld in het vierde lid, gegevens worden verstrekt zonder een aan die verstrekking van gegevens voorafgaande uitnodiging tot het doen van aangifte en die gegevens ook en op dezelfde wijze zouden moeten worden verstrekt in geval van een aan die verstrekking van gegevens voorafgaande uitnodiging tot het doen van aangifte, wordt die verstrekking van gegevens aangemerkt als het op uitnodiging doen van aangifte, bedoeld in artikel 8.3, eerste lid, en wordt de termijn met zes maanden verlengd.U
Aan artikel 8.20 worden twee leden toegevoegd, luidende:
3.
De termijn waarbinnen de belanghebbende aanspraak kan maken op het ambtshalve verlenen van vermindering van een onjuiste belastingaangifte of beschikking of op het ambtshalve verlenen van een in de belastingwet voorziene vermindering, ontheffing of teruggaaf vervalt:- voor aanslagbelastingen: door verloop van vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag, onderscheidenlijk de vermindering, de ontheffing of de teruggaaf, betrekking heeft, waarbij voor afwijkende tijdvakken deze termijn gaat lopen na afloop van het boekjaar of belastingtijdvak, terwijl voor tijdstipbelastingen de termijn gaat lopen na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan;
- voor aangiftebelastingen: door verloop van vijf jaar na het einde van het belastingjaar waarin de belastingschuld is ontstaan of waarop de vermindering, de ontheffing of de teruggaaf betrekking heeft.
4.
Tenzij is gebleken in hoeverre de belastingaanslag of de beschikking onjuist is, verleend de inspecteur geen vermindering, ontheffing of teruggaaf als een verzoek om vermindering of teruggaaf betrekking heeft op een belastingaanslag, onderscheidenlijk een beschikking, waarvoor:- de vereiste aangifte niet is gedaan; of
- niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 8.13, tweede lid, 8.83, 8.84, 8.86, 8.87 en 8.87a voor zover het verplichtingen van administratieplichtigen betreft ten behoeve van de heffing van de belasting waarvan de inhouding aan hen is opgedragen.
V
In artikel 8.24a, eerste en tweede lid, wordt «artikel 5.10» vervangen door «artikel 8.87a».
W
Na artikel 8.24a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8.24b. Vergrijp niet, onjuist of onvolledig doen van aangifte
1.
Indien het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven, de aangifte niet, dan wel onjuist of onvolledig is gedaan, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem, gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag, een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste 100 percent van de in het tweede lid omschreven grondslag voor die bestuurlijke boete.2.
De grondslag voor de bestuurlijke boete wordt, voor zover een bedrag als gevolg van de opzet van de belastingplichtige niet is of zou zijn geheven, gevormd door:- het bedrag van de aanslag; of
- indien verliezen ten onrechte in aanmerking zijn of worden genomen: het bedrag waarop de aanslag zou zijn berekend zonder rekening te houden met die verliezen.
3.
Indien verliezen in aanmerking zijn of worden genomen en als gevolg daarvan geen aanslag kan worden vastgesteld, kan de inspecteur de bestuurlijke boete niettemin opleggen. De bevoegdheid tot het opleggen van de bestuurlijke boete vervalt door verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld zou zijn ontstaan indien geen verliezen in aanmerking zouden zijn genomen.X
In artikel 8.64 wordt «onderdeel h» vervangen door «onderdeel g».
Y
Artikel 8.67 wordt als volgt gewijzigd:
Z
Artikel 8.68 wordt als volgt gewijzigd:
AA
Na artikel 8.83 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8.83a Meldingsplicht vastgoedbelasting
1.
Voor de bepaling van de verschuldigde vastgoedbelasting is eenieder die:- op enig moment van een onroerende zaak het genot verkrijgt krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verplicht binnen vier maanden na die verkrijging daarvan melding te doen bij de inspecteur;
- van een onroerende zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft, ter zake waarvan zich wijzigingen als bedoeld in artikel 4.8, eerste lid, hebben voorgedaan, verplicht binnen vier maanden nadat die wijzigingen zich hebben voorgedaan hiervan melding te doen bij de inspecteur;
- bij het begin van een kalenderjaar van een onroerende zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft en binnen een jaar na afloop van dat kalenderjaar geen aanslag heeft ontvangen, verplicht hiervan melding te doen bij de inspecteur binnen vier maanden na afloop van dat jaar.
2.
Ingeval meerdere personen of lichamen van een onroerende zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht hebben kan een van hen als vertegenwoordiger de meldingen doen.3.
De meldingen bevatten in ieder geval de volgende informatie:- de naam, het adres en, indien personen of lichamen die het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak hebben op de BES eilanden wonen, onderscheidenlijk zijn gevestigd, een al dan niet fiscaal identificatienummer van die personen, onderscheidenlijk lichamen;
- de datum waarop het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak aanvangt;
- krachtens welk recht er het genot van de onroerende zaak is;
- het adres van de onroerende zaak; en
- een indicatieve waarde van de onroerende zaak, dan wel een indicatie van de wijziging van de waarde die zich die zich als gevolg van een wijziging van de onroerende zaak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, heeft voorgedaan.
4.
Ingeval de aanslag niet of tot een te laag bedrag is vastgesteld omdat niet tijdig is voldaan aan de meldingsplicht, kan de inspecteur gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag een bestuurlijke boete van ten hoogste 100 percent van het bedrag van de aanslag opleggen.BB
Artikel 8.87 wordt als volgt gewijzigd:
CC
Na artikel 8.87 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8.87a. Indienen jaarrekening
1.
Elk op de BES eilanden gevestigd lichaam is gehouden jaarlijks binnen negen maanden na afloop van het boekjaar een door de bestuurder van het lichaam gewaarmerkt afschrift van de jaarrekening, bestaande uit een balans, winst- en verliesrekening en toelichting op deze stukken, bij de inspecteur in te dienen. De eerste zin is eveneens van toepassing op een lichaam dat op grond van artikel 5.2 geacht wordt in Nederland te zijn gevestigd, alsmede op een lichaam dat niet op de BES eilanden is gevestigd en een onderneming drijft met behulp van een op de BES eilanden aanwezige vaste inrichting of met behulp van een op de BES eilanden woonachtige of gevestigde vaste vertegenwoordiger.2.
De jaarrekening wordt opgesteld volgens de bepalingen van artikel 15 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES, dan wel volgens soortgelijke buitenlandse regelingen. Onze Minister kan nadere regels geven voor de opstelling van de jaarrekening.3.
De inspecteur reikt tegen ontvangst van de jaarrekening een ontvangstbewijs uit.4.
De inspecteur kan onder door hem te stellen voorwaarden uitstel voor het indienen van de jaarrekening verlenen.DD
Artikel 8.89a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
EE
In artikel 8.124, eerste lid, vervalt «de Belastingregeling voor het Koninkrijk en».
FF
Hoofdstuk IX vervalt.
Artikel 7b.1 Toepassing Wet minimumbelasting 2024
Artikel 7b.2 Voldoening op aangifte
Artikel 7b.3 Naheffing
Artikel 7b.4 Inlichtingenverplichting
Artikel 7b.5 Bestuurlijke boeten
Artikel 7b.6 Vergrijpboete overtreden inlichtingenverplichting
Artikel 7b.7 Hoofdelijke aansprakelijkheid
Hoofdelijk aansprakelijk is voor de minimumbelasting die over een tijdvak is geheven van een groepsentiteit behorend tot een multinationale groep of binnenlandse groep als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, van de Wet minimumbelasting 2024: elk van de groepsentiteiten die in dat tijdvak deel uitmaakt of uitmaakte van die multinationale groep of binnenlandse groep.
Artikel 7b.8 Transitieregels wijze van heffing en bijheffing-informatieaangifte
Artikel 8.3. Aangifte, uitnodiging op verzoek
Artikel 8.6a. Mededelingsplicht
Artikel 8.24b. Vergrijp niet, onjuist of onvolledig doen van aangifte
Artikel 8.83a Meldingsplicht vastgoedbelasting
Artikel 8.87a. Indienen jaarrekening
ARTIKEL II
In de Belastingwet BES wordt in artikel 7b.1, derde lid, «De hoofdstukken 5, 11 en 12» vervangen door «Artikel 5.1, eerste lid, onderdeel c, en vijfde lid, de hoofdstukken 11 en 12».
ARTIKEL III
De Wet inkomstenbelasting BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
7.
Voor de toepassing van het vijfde en zesde lid en de daarop berustende bepalingen wordt een bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen niet als bestelauto aangemerkt.B
Artikel 8, onderdeel n, vervalt, onder verlettering van onderdeel o tot n.
C
Artikel 9a, derde lid, onderdeel c, komt te luiden:
- personenauto’s, tenzij deze zijn bestemd voor bedrijfsmatig personenvervoer over de weg;
D
In artikel 24, tweede lid, wordt «USD 13.549» vervangen door «USD 17.352».
Da
In artikel 24, tweede lid, wordt «USD 17.352» vervangen door «USD 20.424».
E
In artikel 25, tweede lid, wordt «15 700» vervangen door «24.090» en wordt «2 866» vervangen door «3.293». Voorts wordt «1 737» vervangen door «2.035».
ARTIKEL IV
De Wet loonbelasting BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt in onderdeel g door een puntkomma een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
- het lichaam.
Aa
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Tot het loon behoren aanspraken om na verloop van tijd of onder een voorwaarde een of meer uitkeringen of verstrekkingen te ontvangen.3.
Tot het loon behoren uitkeringen en verstrekkingen ingevolge een tot het loon behorende aanspraak voor zover de aanspraak in afwijking van hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, bij de bepaling van de verschuldigde belasting niet als loon in aanmerking is genomen.5.
Tot het loon behoren niet:- aanspraken ingevolge de Wet ziekteverzekering BES, de Wet ongevallenverzekering BES en de Cessantiawet BES;
- aanspraken die naar aard en strekking overeenkomen met aanspraken als bedoeld in onderdeel a;
- aanspraken ingevolge een pensioenregeling;
- aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval;
- eenmalige uitkeringen en verstrekkingen ter zake van het overlijden van de werknemer voor zover deze uitkeringen en verstrekkingen driemaal het loon over een maand niet overtreffen, alsmede aanspraken op de hiervoor bedoelde uitkeringen en verstrekkingen;
- de door de werkgever ten behoeve van de werknemer gemaakte kosten in verband met geneeskundige behandeling en verpleging, alsmede de aanspraken van de werknemer op vrije geneeskundige behandeling en verpleging en op tegemoetkoming in ziektekosten;
- vergoedingen voor zover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van kosten tot verwerving van het loon, behoudens ter zake van:
- posten als bedoeld in artikel 9c, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting BES, met uitzondering van onderdeel h daarvan;
- vervoerskosten als bedoeld in artikel 9c, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting BES voor zover meer wordt vergoed dan de aldaar genoemde prijs per kilometer;
- vaste vergoedingen voor zover niet is voldaan aan door Onze Minister nader te stellen regels;
- uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van door de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking geleden schade aan of verlies van persoonlijke goederen;
- uitkeringen tot dekking van op de werknemer drukkende kosten van zijn opleiding of studie voor een beroep, alsmede verstrekkingen met betrekking tot zodanige opleiding of studie;
- bedragen die worden ingehouden:
- als bijdrage ingevolge een pensioenregeling;
- als bijdrage voor aanspraken die ingevolge de onderdelen b en d niet tot het loon behoren.
6.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat eveneens niet tot het loon behoren andere aanspraken dan bedoeld in het vijfde lid.B
Artikel 6c wordt als volgt gewijzigd:
2.
In afwijking van het eerste lid wordt, ingeval aan een werknemer in verband met het verrichten van arbeid een bestelauto of een personenauto ter beschikking is gesteld, tot de inkomsten uit arbeid gerekend ten minste het bedrag waarmee 15% van de nieuwwaarde, met inbegrip van de algemene bestedingsbelasting en de invoerrechten, van de bestelauto of personenauto de vergoeding die de werknemer ter zake van het gebruik, anders dan ten behoeve van het verrichten van arbeid, verschuldigd is, te boven gaat, tenzij de werknemer doet blijken dat die auto niet voor privédoeleinden, waaronder woon-werkverkeer, wordt gebruikt. Voor de toepassing van dit lid en de daarop berustende bepalingen wordt een bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen niet als bestelauto aangemerkt.C
Artikel 7, vierde lid, onderdeel a, tweede opsommingsteken, vervalt.
D
In artikel 8, derde lid, wordt «waarvoor bij» vervangen door «waarvoor hij».
E
In artikel 9, tweede lid vervalt «verminderd met de in artikel 6, derde lid, onderdeel f, bedoelde bedragen».
F
Artikel 9a komt te luiden:
Artikel 9a
1.
Ten aanzien van de werknemer die arbeid verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij of zijn partner een aanmerkelijk belang heeft, wordt het in het kalenderjaar van dat lichaam genoten loon ten minste gesteld op het hoogste van de volgende bedragen:- 90% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
- het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn van het lichaam of met het lichaam verbonden lichamen, met dien verstande dat indien tot het lichaam of met het lichaam verbonden lichamen geen andere werknemers dan de werknemer in dienstbetrekking staan, dit loon wordt gesteld op 90% van de netto-omzet van het lichaam;
- tweemaal de belastingvrije som, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting BES.
2.
Indien de inhoudingsplichtige aannemelijk maakt dat het hoogste bedrag, bedoeld in het eerste lid, hoger is dan 90% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, wordt het loon in afwijking van het eerste lid gesteld op 90% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking.3.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b:- wordt onder netto-omzet verstaan: de totale omzet van het lichaam na aftrek van de verschuldigde algemene bestedingsbelasting en alle op deze omzet betrekking hebbende kosten, lasten en afschrijvingen;
- worden de partner van de werknemer en de bloed- of aanverwanten van de werknemer tot en met de derde graad niet als werknemer aangemerkt, met dien verstande dat ingeval deze personen loon genieten, dit loon ter bepaling van de netto-omzet als kosten in aanmerking wordt genomen.
4.
In afwijking van het eerste en tweede lid mag het in een kalenderjaar genoten loon in het jaar van oprichting van het lichaam en de drie daaropvolgende kalenderjaren ook worden gesteld op het bedrag van de commerciële winst van het lichaam, doch niet op een lager bedrag dan nihil.5.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:Artikel 9a
ARTIKEL V
A
In artikel 2.51, eerste lid, wordt «identificatiebewijs» vervangen door «identiteitsdocument» en wordt «artikel 3 van de Wet identificatie bij financiële dienstverlening BES» vervangen door «artikel 2 van de Wet identificatieplicht BES».
B
In artikel 2.78, vijfde lid, onderdeel a, wordt «de eerste werkdag» vervangen door «10 dagen».
C
In artikel 2.113, tweede lid, wordt «artikel 2.78, derde lid» vervangen door «artikel 2.78, zevende lid».
D
In artikel 3.72, eerste lid, onderdeel h, wordt «op de bases» vervangen door «door die strijdkrachten».
ARTIKEL VA
Artikel 25 van de Wet inkomstenbelasting BES vindt met betrekking tot artikel 24, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting BES geen toepassing bij het begin van het kalenderjaar 2024.
ARTIKEL VI
ARTIKEL VII
Deze wet wordt aangehaald als: Belastingplan BES eilanden 2024.