Part of Smart Yellow Suite

WGK025329
Wijziging van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009 in verband met het opnemen van een eenvoudigde meetmethode om de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water te bepalen

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Infrastructuur en Waterstaat
Datum uitgave 5 juli 2023
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Besluit van houdende wijziging van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009 in verband met het opnemen van een eenvoudige meetmethode om de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water te bepalen

Samenvatting

Dit besluit wijzigt het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009 (hierna: Bviw 2009). In artikel 2 van het Bviw 2009 was een tabel opgenomen waarin voor verschillende bedrijfscategorieën de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water was bepaald. Deze tabel was niet meer goed toepasbaar, omdat de gehanteerde bedrijfscategorieën verouderd waren. Met deze wijziging is de tabel vervallen en is daar een nieuwe eenvoudige meetmethode om de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water te bepalen voor in de plaats.

Documenten

stb-2025-130 (PDF)

Besluit van 22 april 2025, houdende wijziging van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009 en enkele andere besluiten in verband met het opnemen van een praktische regeling voor de bepaling van de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water en enkele technische wijzigingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 17 juni 2024, nr. IENW/BSK-2024/149639, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 122k, tweede lid, en 126a, eerste lid, van de Waterschapswet, artikel 7.5, zesde lid, van de Waterwet, artikel 39 van de Wet waardering onroerende zaken en artikel 1c, tweede lid, van de Wet Nationale ombudsman;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 augustus 2024, nr. W17.24.00143/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 14 april 2025, nr. IENW/BSK-2024/225981, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

B

In artikel 1a wordt «artikel 7.5, vijfde lid,» vervangen door «artikel 7.5, zesde lid,».

C

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2
1.
De vervuilingswaarde per m3 ingenomen water kan door de heffingplichtige op zijn kosten op aanvraag, dan wel ambtshalve door de inspecteur op kosten van de betrokken beheerder, worden bepaald aan de hand van één of meerdere methoden als bedoeld in het derde lid, indien:
  1. de geschatte vervuilingswaarde 50 of minder vervuilingseenheden bedraagt;
  2. van de heffingplichtige meettechnische voorzieningen, benodigd voor de toepassing van artikel 5, redelijkerwijs niet verlangd kunnen worden; of
  3. artikel 5 redelijkerwijs niet kan worden toegepast.
2.
De heffingplichtige verstrekt desgevraagd aan de inspecteur in ieder geval:
  1. gegevens over de bedrijfsactiviteiten- en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de vervuilingswaarde van het geloosde of afgevoerde afvalwater;
  2. de gemeten of geschatte hoeveelheid ingenomen water, geloosd of afgevoerd afvalwater en de doeleinden waarvoor dit water wordt gebruikt;
  3. historische gegevens over de vervuilingswaarde en gegevens over de aard van de geloosde of afgevoerde stoffen voor zover die beschikbaar zijn.
3.
De vervuilingswaarde per m3 ingenomen water wordt bepaald aan de hand van:
  1. de gegevens die op grond van het tweede lid, artikel 122k, eerste lid, van de Waterschapswet of artikel 7.5, zesde lid, van de Waterwet in samenhang met artikel 122k van de Waterschapswet aan de inspecteur zijn verstrekt;
  2. een over ten minste 2 voor het heffingsjaar representatieve etmalen afzonderlijk samengesteld etmaalverzamelmonster van het geloosde of afgevoerde afvalwater dat bestaat uit ten minste 8 deelmonsters die op verschillende voor het etmaal representatieve tijdstippen zijn genomen;
  3. een vergelijking met soortgelijke bedrijfsomstandigheden bij een bedrijfsruimte of onderdeel daarvan waar de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water aan de hand van de artikelen 3 of 5 is bepaald; of
  4. het zuurstofverbruik van de geloosde of afgevoerde stoffen.
4.
De behandeling van het in het derde lid, onderdeel b, bedoelde verzamelmonster geschiedt overeenkomstig de nadere regels, bedoeld in artikel 7.5, eerste lid, van de Waterwet en artikel 122g, eerste lid, van de Waterschapswet.
5.
De inspecteur beslist op een in het eerste lid bedoelde aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking en geeft daarin in ieder geval aan welke methode of methoden bedoeld in het derde lid worden gehanteerd. Voorts kunnen aan de beschikking nadere voorschriften worden verbonden.
6.
Een op basis van dit artikel bepaalde vervuilingswaarde per m3 ingenomen water geldt voor de betrokken bedrijfsruimte of het betrokken onderdeel van de bedrijfsruimte tot het heffingsjaar waarin dit artikel hetzij door de heffingplichtige hetzij door de inspecteur opnieuw wordt toegepast.
7.
Onder geschatte vervuilingswaarde wordt verstaan: aan de hand van de geschatte hoeveelheid in het kalenderjaar in te nemen water en het geschatte zuurstofverbruik per m3 ingenomen water bepaalde vervuilingswaarde.
D

In artikel 3 wordt «artikel 7.4 van de Waterwet of artikel 122k van de Waterschapswet» vervangen door «artikel 122k van de Waterschapswet of artikel 7.5, zesde lid, van de Waterwet in samenhang met artikel 122k van de Waterschapswet».

E

Onder vernummering van de artikelen 4 tot en met 8 tot artikel 5 tot en met 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4
De vervuilingswaarde per m3 ingenomen water voor een bedrijfsruimte of het betrokken onderdeel van de bedrijfsruimte wordt, in afwijking van de artikelen 2 en 3, gesteld op 0,001 indien uitsluitend water wordt geloosd of afgevoerd dat gebruikt wordt om een proces te koelen. Dit water is voorafgaand, tijdens of na het koelen niet in aanraking gekomen met af te koelen stoffen of met andere verontreinigde stoffen.
F

Artikel 5 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

  1. bedraagt het aantal van de onder a bedoelde etmalen bij een geschatte vervuilingswaarde van:
    1. 50 of minder vervuilingseenheden: 2;
    2. meer dan 50 tot 75 vervuilingseenheden: 4;
    3. 75 tot 100 vervuilingseenheden: 6.
3.
In afwijking van het tweede lid kan bij een geschatte vervuilingswaarde van minder dan 100 vervuilingseenheden gedurende één voor het heffingsjaar representatieve week meting, bemonstering en analyse over de daarin gelegen etmalen plaatsvinden. Het vierde lid, onderdelen c en d, zijn van overeenkomstige toepassing.
G

Na artikel 6 (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a
In afwijking van artikel 2, zevende lid, wordt voor de heffingplichtige op wie artikel 166 van de Waterschapswet van toepassing is onder geschatte vervuilingswaarde verstaan hetgeen artikel 4, tweede lid, van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009, daaronder verstaat zoals dat luidde voor inwerkingtreding van het Besluit van 22 april 2025, houdende wijziging van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009 en enkele andere besluiten in verband met het opnemen van een praktische regeling voor de bepaling van de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water en enkele technische wijzigingen (Stb. 2025, 130).

Artikel 2

Artikel 4

De vervuilingswaarde per m3 ingenomen water voor een bedrijfsruimte of het betrokken onderdeel van de bedrijfsruimte wordt, in afwijking van de artikelen 2 en 3, gesteld op 0,001 indien uitsluitend water wordt geloosd of afgevoerd dat gebruikt wordt om een proces te koelen. Dit water is voorafgaand, tijdens of na het koelen niet in aanraking gekomen met af te koelen stoffen of met andere verontreinigde stoffen.

Artikel 6a

In afwijking van artikel 2, zevende lid, wordt voor de heffingplichtige op wie artikel 166 van de Waterschapswet van toepassing is onder geschatte vervuilingswaarde verstaan hetgeen artikel 4, tweede lid, van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009, daaronder verstaat zoals dat luidde voor inwerkingtreding van het Besluit van 22 april 2025, houdende wijziging van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009 en enkele andere besluiten in verband met het opnemen van een praktische regeling voor de bepaling van de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water en enkele technische wijzigingen (Stb. 2025, 130).

ARTIKEL II

Het Waterschapsbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

In hoofdstuk 6 vervallen de paragrafen 1 en 2.

B

Artikel 6.14, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

C

Artikel 6.16, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL III

In artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken wordt «artikel 121, tweede lid, van de Waterschapswet» vervangen door «artikel 121, derde lid, van de Waterschapswet».

ARTIKEL IV

In artikel 2, derde lid, van het Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman 2006 wordt «artikel 118, derde lid, onder a, van de Waterschapswet» vervangen door «artikel 116 van de Waterschapswet».

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2026.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.