Part of Smart Yellow Suite

WGK014946
Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Datum uitgave 11 juni 2024
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Samenvatting

Op 30 september 2022 heeft de Europese Commissie aan Nederland derogatie verleend van de maximale gebruiksnorm van 170 kg stikstof per hectare uit dierlijke mest in de Nitraatrichtlijn. Hieraan heeft de EC voorwaarden verbonden, onder meer over de maximale hoeveelheid dierlijke mest die op nationaal niveau geproduceerd mag worden: de nationale mestproductie mag vanaf 2025 niet hoger zijn dan respectievelijk 440,0 miljoen kg stikstof en 135,0 miljoen kg fosfaat (niveau mestproductie 2020 minus ca. 10%). Met dit wetsvoorstel wordt dit in nationale wetgeving geïmplementeerd (wijziging nationale mestproductieplafond) en worden ook de sectorale plafonds daarmee in lijn gebracht. Tevens is Nederland verplicht maatregelen te treffen om te voorkomen dat de mestproductieplafonds overschreden worden. Omdat de verwachting is dat de plafonds bij ongewijzigde mestproductie in 2025 worden overschreden, wordt in het wetsvoorstel geregeld om ook in de varkens- en pluimveehouderij over te gaan tot afroming bij de overgang van varkens- en pluimveerechten buiten familieverband, het huidige afromingspercentage in de melkveehouderij te verhogen en ook af te romen bij bedrijfsoverdrachten. Daarnaast zijn later inwerking tredende delegatiegrondslagen opgenomen, zodat het eenvoudiger wordt om in de toekomst de hoogte van de sectorale mestproductieplafonds en de hoogte van de afromingspercentages aan te passen aan de ontwikkelingen in de veehouderij.

Documenten

stb-2024-369 (PDF)

Wet van 20 november 2024 tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de voorwaarden over de maximale mestproductie in de derogatiebeschikking 2022–2025 (Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om de Meststoffenwet aan te passen ter regeling van de productieplafonds voor dierlijke meststoffen gelet op het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022 tot verlening van een door Nederland gevraagde derogatie op grond van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEU 2022, L 277) en ter voorkoming van het overschrijden van die plafonds;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 18a wordt als volgt gewijzigd:

B

Artikel 32 komt te luiden:

Artikel 32
1.
De vergroting van het varkensrecht, onderscheidenlijk pluimveerecht, wordt, in afwijking van artikel 28, tweede lid, beperkt tot 78 procent van het aantal varkenseenheden, onderscheidenlijk 87 procent van het aantal pluimvee-eenheden, waarop de kennisgeving, bedoeld in artikel 27, eerste lid, betrekking heeft.
2.
De beperking, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing voor overgang van het varkensrecht, onderscheidenlijk pluimveerecht:
  1. door erfopvolging;
  2. naar een echtgenoot of geregistreerd partner, of een persoon waarmee bloed- of aanverwantschap bestaat in de eerste, tweede of derde graad; of
  3. naar een bedrijf waarvan dit varkensrecht, onderscheidenlijk pluimveerecht, eerder gedurende het kalenderjaar is ontvangen.
3.
Indien de uitzondering, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, is toegepast voor overgang van een varkensrecht, onderscheidenlijk pluimveerecht, is de beperking, bedoeld in het eerste lid, voor ten hoogste het varkensrecht, onderscheidenlijk pluimveerecht dat bij die toepassing is overgegaan naar het bedrijf waarvan het eerder was ontvangen, niet van toepassing op elke volgende overgang als bedoeld in dat onderdeel, indien de overgang plaatsvindt tussen dezelfde bedrijven.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen voorwaarden of beperkingen worden gesteld aan een kennisgeving als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van een in het tweede lid, aanhef en onderdeel c, bedoelde overgang van het varkensrecht, onderscheidenlijk pluimveerecht.
5.
Het derde lid vervalt met ingang van 1 januari 2030.
C

Artikel 32a wordt als volgt gewijzigd:

D

Artikel 33 komt te luiden:

Artikel 33
1.
Ingeval van een bedrijfsoverdracht wordt het op het bedrijf rustende productierecht op het moment van de bedrijfsoverdracht verlaagd met:
  1. 22 procent in geval van een varkensrecht;
  2. 13 procent in geval van een pluimveerecht; of
  3. 30 procent in geval van een fosfaatrecht.
2.
Onder bedrijfsoverdracht, bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan een wijziging van de landbouwer die het bedrijf, dan wel een deel van het bedrijf, voert, waaronder in ieder geval:
  1. de overdracht van het bedrijf, dan wel een deel van het bedrijf, van een natuurlijke persoon of rechtspersoon naar een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon;
  2. een wijziging van de rechtsvorm die het bedrijf, dan wel een deel van het bedrijf, voert;
  3. een wijziging van de samenstelling van het samenwerkingsverband dat het bedrijf, dan wel een deel van het bedrijf, voert, of van de rechtsvorm van een onderdeel van dat samenwerkingsverband;
  4. een wijziging van de directe of indirecte overwegende zeggenschap in een rechtspersoon die het bedrijf, dan wel een deel van het bedrijf, voert of die deel uitmaakt van het samenwerkingsverband dat het bedrijf, dan wel een deel van het bedrijf, voert.
3.
De belanghebbende die het bedrijf voert voor de bedrijfsoverdracht, en de belanghebbende die het bedrijf voert na de bedrijfsoverdracht, geven van de bedrijfsoverdracht kennis aan Onze Minister.
4.
Er kan pas aanspraak worden gemaakt op het op het bedrijf rustende productierecht, met ingang van het tijdstip van registratie van de kennisgeving door Onze Minister. De rechtsgevolgen van de registratie werken terug tot het moment van bedrijfsoverdracht.
5.
Het eerste lid is niet van toepassing op:
  1. een overdracht van een bedrijf aan een echtgenoot of geregistreerd partner of een persoon waarmee bloed- of aanverwantschap in de eerste, tweede of derde graad bestaat;
  2. een wijziging van de landbouwer, door het sluiten of ontbinden van een huwelijk of het aangaan of beëindigen van een geregistreerd partnerschap;
  3. de wijziging van de landbouwer door erfopvolging van een persoon als bedoeld onder a;
  4. de inbreng van een bedrijf in een maatschap, een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap, waarbij een vennoot een persoon als bedoeld onder a is, met dien verstande dat deze persoon een beherend vennoot is in geval van inbreng in een commanditaire vennootschap;
  5. de inbreng van een bedrijf in een maatschap, een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap, waarbij de inbrenger zelf vennoot wordt, met dien verstande dat de inbrenger beherend vennoot wordt in geval van inbreng in een commanditaire vennootschap;
  6. de inbreng van een bedrijf in een rechtspersoon, waarbij de overwegende zeggenschap berust bij de inbrenger zelf of bij een persoon als bedoeld onder a; of
  7. de wijziging van de landbouwer als bedoeld in het tweede lid, aanhef en
    1. onder b of d, waarbij de directe of indirecte overwegende zeggenschap overgaat naar een persoon als bedoeld onder a of blijft bij de persoon die de overwegende zeggenschap had;
    2. onder c, in geval van uittreding uit het samenwerkingsverband van een deel van de vennoten, dan wel in geval van toetreding tot het samenwerkingsverband van een persoon als bedoeld onder a.
6.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze waarop de kennisgeving, bedoeld in het derde lid, wordt gedaan.
7.
Ter uitvoering van het eerste, tweede en vijfde lid kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.
E

Artikel 75a wordt als volgt gewijzigd:

2.
Afroming als bedoeld in artikel 33, eerste lid, vindt niet plaats als de bedrijfsoverdracht, bedoeld in dat lid, heeft plaatsgevonden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie, en binnen 30 dagen na die bedrijfsoverdracht daarvan overeenkomstig artikel 33, derde lid, kennis is gegeven.
F

Artikel 77b vervalt.

Artikel 32

Artikel 33

ARTIKEL II

De Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 18a wordt als volgt gewijzigd:

2.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt de maximale omvang vastgesteld van de productie van dierlijke meststoffen afkomstig van melkvee per kalenderjaar uitgedrukt in kilogrammen fosfaat en kilogrammen stikstof.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt de maximale omvang vastgesteld van de productie van dierlijke meststoffen afkomstig van varkens per kalenderjaar uitgedrukt in kilogrammen fosfaat en kilogrammen stikstof.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt de maximale omvang vastgesteld van de productie van dierlijke meststoffen afkomstig van pluimvee per kalenderjaar uitgedrukt in kilogrammen fosfaat en kilogrammen stikstof.
6.
De voordracht voor een krachtens het tweede, derde of vierde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp ervan aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan voor dit ontwerp.
B

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

6.
Voor verschillende groepen van gevallen kan het percentage, bedoeld in het eerste lid, verschillend worden vastgesteld.
7.
De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp ervan aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan voor dit ontwerp.
C

Artikel 32a wordt als volgt gewijzigd:

6.
De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp ervan aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan voor dit ontwerp.
D

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

8.
Voor verschillende groepen van gevallen kan het percentage, bedoeld in het eerste lid, verschillend worden vastgesteld.
9.
De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp ervan aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan voor dit ontwerp.

ARTIKEL III

Deze wet wordt aangehaald als: Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met uitzondering van artikel I, onderdeel A, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2025.

stb-2024-370 (PDF)

Besluit van 27 november 2024, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal bepalingen van de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 25 november 2024, nr. WJZ / 94322105;

Gelet op artikel IV van de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel I, onderdelen B, C, D, met uitzondering van artikel 33, vijfde lid, onderdeel g, sub ii, E en F, van de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie treden in werking met ingang van 1 januari 2025.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.