Part of Smart Yellow Suite

WGK014521
Wijziging AOW en enkele andere wetten ivm afschaffen inkomensondersteuning en wijziging WKB ivm koopkrachtondersteuning

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Datum uitgave 4 oktober 2022
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

Wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten in verband met het afschaffen van de inkomensondersteuning voor AOW-ers alsmede tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning

Samenvatting

Het wetsvoorstel regelt een deels structurele verhoging van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning. Omdat de AOW-uitkering -anders dan voorzien in het regeerakkoord meestijgt met de bijzondere wml-verhoging, regelt het wetsvoorstel tevens de afschaffing van de inkomensondersteuning voor AOW-ers.

Documenten

stb-2022-542 (PDF)

Wet van 21 december 2022 tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning, wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten in verband met het afschaffen van de inkomensondersteuning voor AOW’ers en wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein in verband met aanpassingen van het lage-inkomensvoordeel

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in verband met de koopkrachtondersteuning het kindgebonden budget tijdelijk te intensiveren en geleidelijk af te bouwen en in verband met de verhoging van de AOW ten gevolge van de bijzondere verhoging van het minimumloon de Inkomensondersteuning AOW’ers (IOAOW) af te schaffen en om enkele aanpassingen te doen in het lage-inkomensvoordeel ter ondersteuning van werkgevers en in verband met de bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING ALGEMENE OUDERDOMSWET

De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In Hoofdstuk III vervalt de vierde paragraaf.

B

Artikel 62a wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL II. WIJZIGING WET FINANCIERING SOCIALE VERZEKERINGEN

Artikel 83, tweede lid, onderdeel c, van de Wet financiering sociale verzekeringen vervalt, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel c.

ARTIKEL III. WIJZIGING WET OP DE HUURTOESLAG

De Wet op de huurtoeslag wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 14, tweede lid, vervalt «het bedrag van de inkomensondersteuning, bedoeld in artikel 33a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, per kalenderjaar, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, onderscheidenlijk twee maal dat bedrag, en verder vermeerderd met».

B

Artikel 17, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL IV. WIJZIGING PARTICIPATIEWET

Artikel 31, tweede lid, onderdeel x, van de Participatiewet vervalt.

ARTIKEL V. WIJZIGING VAN DE WET OP HET KINDGEBONDEN BUDGET

De Wet op het kindgebonden budget wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:

2.
Het kindgebonden budget bedraagt voor een berekeningsjaar:
  1. indien de ouder aanspraak heeft voor een kind: € 1.653;
  2. indien de ouder aanspraak heeft voor twee of meer kinderen: € 1.532 per kind voor het tweede of volgende kind.
B

In artikel 2, zesde lid, wordt «€ 3.285» vervangen door «€ 3.848».

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

5.
Het eerste lid vindt met ingang van 1 januari 2023 eenmalig geen toepassing voor de bedragen, bedoeld in artikel 2, tweede en zesde lid, en artikel 3, zesde lid.
6.
Met ingang van de hieronder genoemde data worden de bedragen, bedoeld in artikel 2, tweede en zesde lid, telkens als volgt verlaagd, waarbij de gewijzigde bedragen in de plaats treden van die bedragen en die gewijzigde bedragen door of namens Onze Minister worden medegedeeld in de Staatscourant:
  1. met ingang van 1 januari 2024 met € 119;
  2. met ingang van 1 januari 2025 met € 119;
  3. met ingang van 1 januari 2026 met € 62;
  4. met ingang van 1 januari 2028 met € 17.
7.
De verlaging, bedoeld in het zesde lid, vindt plaats nadat het eerste lid toepassing heeft gevonden, onverminderd het vijfde lid.

ARTIKEL Va. WIJZIGING VAN DE WET TEGEMOETKOMINGEN LOONDOMEIN

De Wet tegemoetkomingen loondomein wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 3.1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5.
In afwijking van het vierde lid wordt de bovengrens van het uurloon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bij het begin van het kalenderjaar 2024 bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, na overleg met Onze Minister van Financiën, gewijzigd zodat deze gelijk is aan 116% van de ondergrens van het uurloon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
B

Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:

2.
In afwijking van het eerste lid bedraagt een lage-inkomensvoordeel over het kalenderjaar 2022 € 0,78 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, doch ten hoogste € 1.520 per werknemer.

ARTIKEL Vb. SAMENLOOPBEPALINGEN

Indien het bij geleidende brief van 14 november 2019 ingediende voorstel van wet van de leden Kathmann en Maatoug houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de invoering van een uniform wettelijk minimumuurloon en enige andere wijzigingen (Wet invoering minimumuurloon) (35 335) tot wet is of wordt verheven en XXXII, onderdeel A, van die wet:

6.
In afwijking van het vierde lid wordt de bovengrens van het uurloon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, met ingang van het tijdstip waarop artikel XXXII, onderdeel A, van de Wet invoering minimumuurloon in werking is getreden, of, indien deze bepaling niet op 1 januari van een kalenderjaar in werking treedt, bij het begin van het eerstvolgende kalenderjaar, bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, na overleg met Onze Minister van Financiën, gewijzigd zodat deze gelijk is aan 104% van de ondergrens van het uurloon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

ARTIKEL VI. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met uitzondering van artikel V, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2023, en met uitzondering van artikel Va, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 januari 2022.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.