Part of Smart Yellow Suite

WGK014515
Participatiewet in Balans: spoor 1

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Datum uitgave 21 juni 2023
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Samenvatting

In de brief 'Participatiewet in balans: uitkomsten beleidsanalyse' (Kamerstukken II 2021/22, 34352, nr. 253) is een aantal maatregelen voor de korte termijn aangekondigd. Dit wetsvoorstel strekt tot implementatie van de maatregelen waar wetswijziging voor nodig is.

Documenten

stb-2025-312 (PDF)

Wet van 1 oktober 2025 tot wijziging van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in verband met het op onderdelen in balans brengen van deze wetten tussen bestaanszekerheid, re-integratie en handhaving (Participatiewet in balans)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Participatiewet op onderdelen als hard wordt ervaren, dat belanghebbenden hierdoor bestaansonzekerheid kunnen ondervinden, dat uitvoerders te weinig ruimte zien om belanghebbenden in individuele gevallen te kunnen helpen en belanghebbenden te weinig ondersteuning ervaren richting arbeidsmarkt;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

  1. zij in de periode van twee jaar voorafgaande aan de aanvraag van bijstand met elkaar gehuwd zijn geweest of voor de verlening van bijstand als gehuwden zijn aangemerkt;.
C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

D

Artikel 7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

E

In artikel 8, eerste lid, onderdeel a, vervalt «en de periode van de verlaging van de bijstand, bedoeld in artikel 18, vijfde en zesde lid».

F

Artikel 8a wordt als volgt gewijzigd:

G

Het opschrift van hoofdstuk 2, paragraaf 2.1, komt te luiden:

H

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

  1. tot maatschappelijke participatie, al dan niet met gebruikmaking van door het college aangeboden ondersteuning, indien arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is.
8.
De belanghebbende kan de maatschappelijke participatie zelf vormgeven, mits de maatschappelijke participatie de arbeidsinschakeling niet belemmert of niet leidt tot verdringing op de arbeidsmarkt.
I

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

J

Artikel 12 vervalt.

K

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

2.
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling.
4.
Het college stelt bij de uitvoering van deze wet de identiteit van de belanghebbende vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 4°, van de Wet op de identificatieplicht. Indien een aanvraag voor het recht op bijstand wordt gedaan met gebruikmaking van een elektronisch identificatiemiddel, wordt het college geacht de identiteit van de belanghebbende te hebben vastgesteld als bedoeld in de eerste zin.
L

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

7.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ten aanzien van het verlagen van de bijstand ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de verplichtingen voortvloeiende uit deze wet, waarbij kan worden bepaald dat het college kan afzien van verlaging van de bijstand.
8.
Het college neemt bijdragen die leiden tot een kostenbesparing niet in aanmerking, voor zover de som van deze bijdragen en giften het bedrag, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel m, niet overstijgt. In afwijking van de vorige zin, neemt het college bijdragen van voedselbanken geheel niet in aanmerking.
La

Aan artikel 18a, zevende lid, wordt toegevoegd «en de nadelige gevolgen van het opleggen van een boete voor de persoon aan wie een boete wordt opgelegd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,».

M

Artikel 18b wordt als volgt gewijzigd:

6.
In afwijking van het eerste lid verlaagt het college de bijstand niet in verband met het in dat lid bedoelde redelijke vermoeden, indien belanghebbende zich bereid verklaart binnen een maand nadat het college belanghebbende in kennis heeft gesteld van het bestaan van dat vermoeden aan te vangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal en na die aanvang voldoet aan de voortgang die van hem verwacht mag worden bij het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal.
7.
Het college herhaalt de toets, bedoeld in het tweede lid, indien daartoe aanleiding bestaat. Indien uit de herhaalde toets blijkt dat belanghebbende de vaardigheden in de Nederlandse taal niet beheerst en belanghebbende niet voldoet aan de voortgang die van hem mag worden verwacht met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
N

Aan artikel 20 wordt twee leden toegevoegd, luidende:

3.
Voor belanghebbenden van 18, 19 of 20 jaar verhoogt het college de norm met een bedrag van € 634,48, indien die belanghebbende voor de kosten van levensonderhoud geen beroep kan doen op zijn ouders, omdat:
  1. de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of
  2. deze persoon redelijkerwijs het onderhoudsrecht jegens de ouders niet te gelde kan maken.
4.
De norm, bedoeld in het derde lid, in combinatie met de normen, bedoeld in het eerste en tweede lid, is niet hoger dan de norm, bedoeld in artikel 21, die geldt voor een 21-jarige of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, in een vergelijkbare situatie.
Na

Aan artikel 22a wordt een lid toegevoegd, luidende:

4.
Dit artikel is niet van toepassing op de belanghebbende die voor het leveren van mantelzorg bij een intensieve zorgbehoefte tijdelijk gebruikmaakt van een hoofdverblijf elders.
O

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24. Afwijking norm gehuwden
Voor gehuwden waarvan een echtgenoot geen recht op algemene bijstand heeft is voor de rechthebbende echtgenoot de norm gelijk aan:
  1. de voor deze persoon overeenkomstige norm voor een alleenstaande, indien de rechthebbende echtgenoot 21 jaar of ouder is en geen kostendelende medebewoners heeft; dan wel
  2. 50% van de norm die voor hem zou gelden als hij gehuwd zou zijn met een rechthebbende echtgenoot van zijn leeftijd, indien de rechthebbende echtgenoot jonger dan 21 jaar is.
P

Na artikel 24 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 24a. Afwijking norm alleenstaande ouder met niet-rechthebbende partner
De norm wordt opgehoogd met 1/12 van het bedrag genoemd in artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget voor de belanghebbende, die
  1. een rechtmatig in Nederland verblijvend, ten laste komend kind heeft;
  2. een partner heeft, als bedoeld in artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
  3. op basis van deze wet wordt aangemerkt als gehuwd, maar van wie de partner geen recht heeft op algemene bijstand.
Q

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

  1. giften, voor zover de som van deze giften en de bijdragen, bedoeld in artikel 18, achtste lid, niet meer bedraagt dan € 1.200 per kalenderjaar;
  1. giften, voor zover zij niet op grond van onderdeel m van de middelen zijn uitgezonderd, en andere dan de in onderdeel l bedoelde vergoedingen voor materiële en immateriële schade, voor zover deze giften en vergoedingen naar het oordeel van het college in het individuele geval en uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn;
4.
Het tweede lid, onderdelen c en k, zijn niet van toepassing op de persoon die jonger is dan 27 jaar.
R

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Inkomen wordt in aanmerking genomen naar de periode waarin de belanghebbende hierover beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, tenzij:
  1. het inkomen betreft dat betrekking heeft op een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan, maar waarover pas na afloop van deze periode redelijkerwijs kan worden beschikt, in welk geval dat in aanmerking wordt genomen naar de periode waarop dit inkomen betrekking heeft, zodra belanghebbende er over beschikt of redelijkerwijs over kan beschikken;
  2. het inkomen is waarover al wordt beschikt maar dat bedoeld is om in de toekomst periodiek aan te spreken, in welk geval het in gelijke delen in aanmerking wordt genomen naar die toekomstige perioden.
5.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
  1. de wijze waarop inkomsten in aanmerking worden genomen die als loon als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 kwalificeren;
  2. op welke wijze de aftrek, bedoeld in artikel 31, derde lid, over inkomen als bedoeld in onderdeel a wordt berekend, waarbij percentages kunnen worden bepaald voor het vaststellen van de hoogte van de premies en inhoudingen, bedoeld in artikel 31, derde lid, onderdeel b;
  3. het in aanmerking nemen van de aanspraak op vakantiebijslag, eindejaarsuitkering en keuzebudget over een inkomen.
S

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

6.
Indien de belanghebbende onbetaalde mantelzorg verleent, wordt voor de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstand het verlenen van deze zorg niet beschouwd als op loon te waarderen arbeid.
T

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

U

Aan paragraaf 3.4 worden de volgende artikelen toegevoegd:

Artikel 34a. Verrekening inkomsten uit arbeid met de algemene bijstand
1.
Inkomsten uit arbeid worden niet met de algemene bijstand verrekend ten aanzien van degene die:
  1. de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt: gedurende een aaneengesloten periode van maximaal twaalf maanden voor 15 procent van deze inkomsten per maand, indien dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van deze persoon;
  2. medisch urenbeperkt is: voor 15 procent van deze inkomsten per maand;
  3. de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt: voor 25 procent en tot € 226,00 van deze inkomsten per maand.
2.
Nadat de periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is verstreken kan het college de periode waarin de inkomsten uit arbeid niet worden verrekend verlengen met een door het college te bepalen periode, indien het college een uitbreiding van de arbeidsomvang gelet op de individuele omstandigheden niet mogelijk acht.
3.
Indien de periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, of het tweede lid, is verstreken zonder dat deze is verlengd, kan het college nogmaals toepassing geven aan het eerste lid indien de persoon nadien een nieuw dienstverband is aangegaan.
Artikel 34b. Bufferbudget
1.
Het college kan op basis van individuele omstandigheden voor degene die inkomen uit arbeid en algemene bijstand ontvangt, ambtshalve een bufferbudget tot maximaal € 1.000 per kalenderjaar inzetten, indien:
  1. de belanghebbende als gevolg van inkomstenverrekening instabiliteit in inkomen heeft of zal hebben, waardoor die persoon of het gezin gedurende een of meer maanden op maandbasis minder dan de bijstandsnorm tot zijn beschikking heeft of daar redelijkerwijs over kan beschikken; en
  2. het bufferbudget naar het oordeel van het college bijdraagt aan het werken in deeltijd of aan volledige arbeidsinschakeling van deze persoon.
2.
Het college wendt het bufferbudget aan om betalingen aan de belanghebbende te doen, of om onverschuldigd betaalde algemene bijstand te vereffenen vanwege het in aanmerking nemen van inkomsten uit arbeid, voor zover dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan de stabiliteit van de inkomensvoorziening in een of meer maanden.
3.
Bij aanwending van het bufferbudget zijn de artikelen 11, vierde lid, en 45, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
V

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1.
Het college kan ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering, gelet op de omstandigheden van die belanghebbende, een individuele inkomenstoeslag verlenen.
3.
Indien aan de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, in de voorafgaande 12 maanden een individuele inkomenstoeslag is verleend, wordt geen individuele inkomenstoeslag verleend.
4.
Artikel 43 is niet van toepassing.
Va

Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt in artikel 37 een lid ingevoegd, luidende:

3.
In deze paragraaf wordt onder netto minimumjeugdloon verstaan: het minimumloon per maand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, waarop het toepasselijke percentage, genoemd in artikel 2, eerste lid, van het Besluit minimumjeugdloon, is toegepast, verhoogd met de aanspraak op vakantiebijslag waarop een werknemer op grond van artikel 15 van die wet over dat minimumloon ten minste aanspraak kan maken en na aftrek van de daarvan in te houden loonbelasting en premies volksverzekeringen.
W

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Met ingang van de dag waarop het netto minimumloon wijzigt, wordt de norm, genoemd in artikel 20, derde lid, zodanig gewijzigd dat de som van de gewijzigde norm en de norm, genoemd in artikel 20, eerste lid, onderdeel a, zoals deze luidt na de meest recente wijziging overeenkomstig het eerste lid, 90% bedraagt van het netto minimumjeugdloon voor een 18-jarige. Bij algemene maatregel van bestuur kan het percentage, genoemd in de eerste zin, worden gewijzigd indien de ontwikkeling van het minimumjeugdloon hier aanleiding toe geeft.
X

In artikel 39, eerste lid, wordt na «artikel 15, tweede lid, onderdeel b,» ingevoegd «artikel 31, tweede lid, onderdeel m,» en wordt na «consumentenprijsindex» toegevoegd «waarbij voor artikel 31, tweede lid, onderdeel m, geldt dat het totaal bedrag van giften en kostenbesparende bijdragen naar boven toe wordt afgerond op een veelvoud van € 50».

Xa

In artikel 40, derde lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  1. de belanghebbende voor het leveren van mantelzorg bij een intensieve zorgbehoefte tijdelijk gebruikmaakt van een hoofdverblijf elders.
Y

Aan artikel 41 worden twee leden toegevoegd, luidende:

11.
In afwijking van het vierde lid kan het college de aanvraag voor het verstrijken van de termijn van vier weken in behandeling nemen, indien naar het oordeel van het college de omstandigheden van de belanghebbende of het gezin daartoe aanleiding geven.
12.
In alle gevallen waar het vierde lid niet op van toepassing is, stelt het college betrokkene na melding onverwijld in de gelegenheid een aanvraag in te dienen.
Z

Aan artikel 43 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6.
Indien een belanghebbende zich onverwijld na afwijzing van een aanvraag voor een uitkering op grond van artikel 78f, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen meldt voor een aanvraag voor algemene bijstand, geldt de datum van melding voor de aanvraag voor die uitkering tevens als melding bedoeld in artikel 44.
AA

Aan paragraaf 5.1 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 43a. Gebruik gegevens bij hernieuwde aanvraag
1.
Indien na het eindigen van de algemene bijstand binnen twaalf maanden een nieuwe aanvraag wordt gedaan, kan het college de gegevens die bij hem berusten in verband met de eerdere bijstandsverlening gebruiken, indien dit leidt tot een voor de belanghebbende minder belastende aanvraag.
2.
Het college verifieert de juistheid en actualiteit van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, in de beschikbare bronnen en zo nodig bij de belanghebbende.
BB

Aan artikel 44 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5.
In afwijking van het eerste lid kan het college bijstand toekennen vanaf de dag die maximaal drie maanden gelegen is voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld, indien individuele omstandigheden hiertoe noodzaken.
BBa

Aan artikel 45 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald wanneer de algemene bijstand wordt betaald in de kalendermaand, bedoeld in het eerste lid.
CC

In artikel 47a, tweede lid, wordt na «hoofdstuk 3,» ingevoegd «met uitzondering van artikel 32, tweede lid en vijfde lid,».

DD

In artikel 47b wordt na «31, tweede lid, onderdeel m, en zesde lid,» ingevoegd «34a,», wordt na «43, eerste, derde, vierde en vijfde lid,» ingevoegd «43a,» en wordt «44, eerste en derde lid» vervangen door «44, eerste, derde en vijfde lid».

EE

Artikel 47c wordt als volgt gewijzigd:

5.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ten aanzien van het verlagen van de algemene bijstand ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de verplichtingen voortvloeiende uit deze wet, waarbij kan worden bepaald dat de Sociale verzekeringsbank kan afzien van verlaging van de algemene bijstand.
FF

Aan artikel 47d worden twee leden toegevoegd, luidende:

5.
Voor het verrekenen van middelen die het karakter hebben van uitgesteld inkomen, worden deze in aanmerking genomen naar de periode waarin deze zijn verworven. Middelen die het karakter hebben van doorbetaling van inkomen over een periode worden in aanmerking genomen naar de periode waarin deze te gelde kunnen worden gemaakt.
6.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot het in aanmerking nemen van de aanspraak op vakantietoeslag over een inkomen.
GG

In artikel 52, tweede lid, wordt «90%» vervangen door «95%».

HH

In artikel 53a, eerste lid, wordt na «Onverminderd» ingevoegd «artikel».

HHa

In artikel 58, achtste lid, wordt na «aanwezig zijn» ingevoegd «en de nadelige gevolgen van de terugvordering voor de persoon van wie wordt teruggevorderd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,».

II

Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

JJ

Artikel 67, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

KK

In artikel 78f wordt «waarbij kan worden afgeweken van de artikelen 9, 10, 11, 32, 34, 40, 41, 45, 58, 69, 77 en de paragrafen 4.2, 6.1 en 7.1.» vervangen door «waarbij kan worden afgeweken van de artikelen 9, 10 tot en met 10h, 11, 17, 31, 32, 34, 34a, 34b, 35, 40, 41, 43a, 44, 44a, 45, 58, 69, 77, 83 en de paragrafen 4.2, 6.1 en 7.1.»

KKa

Artikel 78bb vervalt.

LL

Na artikel 78ee in hoofdstuk 7a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 78ff. Overgangsrecht
1.
Artikel 12, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel J, van de Participatiewet in balans, blijft van toepassing op de aanvraag van bijstand die uiterlijk op die dag is ingediend en op de resterende periode van reeds toegekende bijzondere bijstand, waarbij geldt dat bijzondere bijstand wordt aangevuld tot de toepasselijke norm zoals bedoeld in artikel 20, derde lid, zoals dat luidt na de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N, van de Participatiewet in balans, indien die laatste norm hoger is dan de reeds toegekende bijzondere bijstand.
2.
Artikel 31, tweede lid, onderdeel n, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Q, van de Participatiewet in balans, blijft gedurende twaalf maanden na die dag van toepassing op de persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en aan wie voor de dag van de inwerkingtreding van dat onderdeel een vrijlating is toegekend op grond van dat onderdeel.
3.
Van een persoon aan wie op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel r, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Q, van de Participatiewet in balans een vrijlating was toegekend op grond van dat onderdeel, worden de inkomsten uit arbeid met de algemene bijstand verrekend conform artikel 34a, eerste lid, onderdeel a, vanaf de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel U, voor zover het betreft artikel 34a, van de Participatiewet in balans, gedurende het restant van de periode, bedoeld in voornoemd artikel 31, tweede lid, onderdeel r.
4.
Een voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van de Participatiewet in balans gegeven beschikking die betrekking heeft op de arbeidsinschakeling of tegenprestatie van een belanghebbende wordt door het college uiterlijk 12 maanden na dit tijdstip herzien.
MM

Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 24. Afwijking norm gehuwden

Voor gehuwden waarvan een echtgenoot geen recht op algemene bijstand heeft is voor de rechthebbende echtgenoot de norm gelijk aan:

Artikel 24a. Afwijking norm alleenstaande ouder met niet-rechthebbende partner

De norm wordt opgehoogd met 1/12 van het bedrag genoemd in artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget voor de belanghebbende, die

Artikel 34a. Verrekening inkomsten uit arbeid met de algemene bijstand

Artikel 34b. Bufferbudget

Artikel 43a. Gebruik gegevens bij hernieuwde aanvraag

Artikel 78ff. Overgangsrecht

ARTIKEL II WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd.

0A

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, worden aan artikel 1 twee onderdelen toegevoegd, luidende:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

  1. zij in de periode van twee jaar voorafgaande aan de aanvraag van de uitkering met elkaar gehuwd zijn geweest of voor de verlening van de uitkering als gehuwden zijn aangemerkt;.
B

Artikel 4a, onderdeel b, komt te luiden:

C

In artikel 8 vervallen, onder vernummering van het derde lid tot het tweede en het vierde tot en met elfde lid.

D

Aan hoofdstuk 1 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 8a
1.
De inkomsten uit arbeid worden niet met de uitkering verrekend:
  1. gedurende een aaneengesloten periode van maximaal twaalf maanden voor 15 procent van deze inkomsten per maand, indien dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van deze persoon;
  2. ten aanzien van degene die medisch urenbeperkt is: voor 15 procent van deze inkomsten per maand.
2.
Nadat de periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is verstreken kan het college de periode waarin de inkomsten uit arbeid niet worden verrekend verlengen met een door het college te bepalen periode, indien het college een uitbreiding van de arbeidsomvang gelet op de individuele omstandigheden niet mogelijk acht.
3.
Indien de periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, of het tweede lid, is verstreken zonder dat deze is verlengd, kan het college nogmaals toepassing geven aan het eerste lid indien de persoon nadien een nieuw dienstverband is aangegaan.
E

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

2.
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling.
4.
Het college stelt bij de uitvoering van deze wet de identiteit van de belanghebbende vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 4°, van de Wet op de identificatieplicht. Indien een aanvraag voor het recht op een uitkering wordt gedaan met gebruikmaking van een elektronisch identificatiemiddel, wordt het college geacht de identiteit van de belanghebbende te hebben vastgesteld als bedoeld in de eerste zin.
Ee

Aan artikel 15 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3.
Indien een belanghebbende zich onverwijld na afwijzing van een aanvraag voor een uitkering op grond van de artikelen 43 of 78f van de Participatiewet of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen meldt voor een aanvraag voor een uitkering, geldt de datum van melding voor de aanvraag voor die uitkering tevens als melding bedoeld in artikel 16a.
F

Na artikel 15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15a
1.
Indien na het eindigen van de uitkering binnen twaalf maanden een nieuwe aanvraag wordt gedaan, kan het college de gegevens die bij hem berusten in verband met de eerdere verlening van de uitkering gebruiken, indien dit leidt tot een, voor de belanghebbende, minder belastende aanvraag.
2.
Het college verifieert de juistheid en actualiteit van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, in de beschikbare bronnen en zo nodig bij de belanghebbende.
G

Aan artikel 16a wordt een lid toegevoegd, luidende:

4.
In afwijking van het eerste lid kan het college een uitkering toekennen vanaf de dag die maximaal drie maanden gelegen is voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld, indien individuele omstandigheden hiertoe noodzaken.
H

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

5.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ten aanzien van het verlagen van de uitkering ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de verplichtingen voortvloeiende uit deze wet, waarbij kan worden bepaald dat het college kan afzien van verlaging van de uitkering.
Ha

Aan artikel 20a, zevende lid, wordt toegevoegd «en de nadelige gevolgen van het opleggen van een boete voor de persoon aan wie een boete wordt opgelegd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,».

Hb

Aan artikel 21, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald wanneer de uitkering wordt betaald binnen de maand, bedoeld in de eerste zin.
Hc

In artikel 25, zevende lid, wordt na «aanwezig zijn» ingevoegd «en de nadelige gevolgen van de terugvordering voor de persoon van wie wordt teruggevorderd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,».

I

Artikel 34, eerste lid, komt te luiden:

1.
Het college is verantwoordelijk voor het verlenen van een uitkering aan de werkloze werknemer, bedoeld in artikel 2.
J

Artikel 35, onderdeel d, vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt.

K

Aan artikel 36, eerste lid, wordt toegevoegd «alsmede op ondersteuning bij maatschappelijke participatie, niet gericht op arbeidsinschakeling».

L

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

  1. tot maatschappelijke participatie, al dan niet met gebruikmaking van door het college aangeboden ondersteuning, indien arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is;.
3.
De belanghebbende kan de maatschappelijke participatie zelf vormgeven, mits de maatschappelijke participatie de arbeidsinschakeling niet belemmert of niet leidt tot verdringing op de arbeidsmarkt.
M

Na artikel 38a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 38b
1.
Het college kan op basis van individuele omstandigheden voor degene die inkomen uit arbeid en een uitkering ontvangt, ambtshalve een bufferbudget tot maximaal € 1.000 per kalenderjaar inzetten, indien:
  1. de belanghebbende als gevolg van inkomstenverrekening instabiliteit in inkomen heeft of zal hebben waardoor die persoon of het gezin gedurende een of meer maanden op maandbasis minder dan de grondslag tot zijn beschikking heeft of daar redelijkerwijs over kan beschikken; en
  2. het bufferbudget naar het oordeel van het college bijdraagt aan het werken in deeltijd of aan volledige arbeidsinschakeling van deze persoon.
2.
Het college wendt het bufferbudget aan om betalingen aan de belanghebbende te doen, of om een onverschuldigd betaalde uitkering te vereffenen vanwege het in aanmerking nemen van inkomsten uit arbeid, voor zover dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan de stabiliteit van de inkomensvoorziening in een of meer maanden.
3.
Bij aanwending van het bufferbudget is artikel 5, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
4.
Met ingang van de dag waarop het netto minimumloon, zonder de daarin begrepen aanspraak op vakantiebijslag, wijzigt, wordt het bedrag, genoemd in het eerste lid, gewijzigd met het percentage van deze wijziging.
5.
Het gewijzigde bedrag en de dag waarop de wijziging ingaat, wordt door of namens Onze Minister medegedeeld in de Staatscourant.
N

Artikel 63j vervalt.

O

Na artikel 63k wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 63l
1.
Artikel 8, tweede lid, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel II, onderdeel C, van de Participatiewet in balans, blijft gedurende twaalf maanden na die dag van toepassing op de persoon aan wie voor die dag een vrijlating is toegekend op grond van dat lid.
2.
Van een persoon aan wie op grond van artikel 8, vijfde lid, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel II, onderdeel C, van de Participatiewet in balans een vrijlating was toegekend op grond van dat lid, worden de inkomsten uit arbeid met de uitkering verrekend conform artikel 8a, eerste lid, onderdeel a, vanaf de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van die wet, gedurende het restant van de periode, bedoeld in voornoemd artikel 8, vijfde lid.
3.
Een voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel L, van de Participatiewet in balans gegeven beschikking die betrekking heeft op de arbeidsinschakeling of tegenprestatie van een belanghebbende wordt door het college uiterlijk 12 maanden na dit tijdstip herzien.

Artikel 8a

Artikel 15a

Artikel 38b

Artikel 63l

ARTIKEL III WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd.

0A

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, worden aan artikel 1 twee onderdelen toegevoegd, luidende:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

  1. zij in de periode van twee jaar voorafgaande aan de aanvraag van de uitkering met elkaar gehuwd zijn geweest of voor de verlening van de uitkering als gehuwden zijn aangemerkt;
B

Artikel 4a, onderdeel b, komt te luiden:

C

Artikel 5, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

D

In artikel 8 vervallen het derde en achtste tot en met vijftiende lid, onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid tot derde tot en met zesde lid, en het zestiende lid tot zevende lid.

E

Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8a
1.
De inkomsten uit arbeid worden niet met de uitkering verrekend:
  1. gedurende een aaneengesloten periode van maximaal twaalf maanden voor 15 procent van deze inkomsten per maand, indien dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van deze persoon;
  2. ten aanzien van degene die medisch urenbeperkt is: voor 15 procent van deze inkomsten per maand;
2.
Nadat de periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is verstreken kan het college de periode waarin de inkomsten uit arbeid niet worden verrekend verlengen met een door het college te bepalen periode, indien het college een uitbreiding van de arbeidsomvang gelet op de individuele omstandigheden niet mogelijk acht.
3.
Indien de periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, of het tweede lid, is verstreken zonder dat deze is verlengd, kan het college nogmaals toepassing geven aan het eerste lid indien de persoon nadien een nieuw dienstverband is aangegaan.
F

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

2.
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling.
4.
Het college stelt bij de uitvoering van deze wet de identiteit van de belanghebbende vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 4°, van de Wet op de identificatieplicht. Indien een aanvraag voor het recht op een uitkering wordt gedaan met gebruikmaking van een elektronisch identificatiemiddel, wordt het college geacht de identiteit van de belanghebbende te hebben vastgesteld als bedoeld in de eerste zin.
Ff

Aan artikel 15 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3.
Indien een belanghebbende zich onverwijld na afwijzing van een aanvraag voor een uitkering op grond van de artikelen 43 of 78f van de Participatiewet of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers meldt voor een aanvraag voor een uitkering, geldt de datum van melding voor de aanvraag voor die uitkering tevens als melding bedoeld in artikel 16a.
G

Na artikel 15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15a
1.
Indien na het eindigen van de uitkering binnen twaalf maanden een nieuwe aanvraag wordt gedaan, kan het college de gegevens die bij hem berusten in verband met de eerdere verlening van de uitkering gebruiken, indien dit leidt tot een, voor de belanghebbende, minder belastende aanvraag.
2.
Het college verifieert de juistheid en actualiteit van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, in de beschikbare bronnen en zo nodig bij de belanghebbende.
H

Aan artikel 16a wordt een lid toegevoegd, luidende:

3.
In afwijking van het eerste lid kan het college een uitkering toekennen vanaf de dag die maximaal drie maanden gelegen is voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld, indien individuele omstandigheden hiertoe noodzaken.
I

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

5.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ten aanzien van het verlagen van de uitkering ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de verplichtingen voortvloeiende uit deze wet, waarbij kan worden bepaald dat het college kan afzien van verlaging van de uitkering.
Ia

Aan artikel 20a, zevende lid, wordt toegevoegd «en de nadelige gevolgen van het opleggen van een boete voor de persoon aan wie een boete wordt opgelegd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,».

Ib

Aan artikel 21, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald wanneer de uitkering wordt betaald binnen de maand, bedoeld in de eerste zin.
Ic

In artikel 25, zevende lid, wordt na «aanwezig zijn» ingevoegd «en de nadelige gevolgen van de terugvordering voor de persoon van wie wordt teruggevorderd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,».

J

Artikel 34, eerste lid, komt te luiden:

1.
Het college is verantwoordelijk voor het verlenen van een uitkering aan de gewezen zelfstandige, bedoeld in artikel 2.
K

Artikel 35, onderdeel d, vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt.

L

Aan artikel 36, eerste lid, wordt toegevoegd «alsmede op ondersteuning bij maatschappelijke participatie, niet gericht op arbeidsinschakeling».

M

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

  1. tot maatschappelijke participatie, al dan niet met gebruikmaking van door het college aangeboden ondersteuning, indien arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is;.
3.
De belanghebbende kan de maatschappelijke participatie zelf vorm te geven, mits de maatschappelijke participatie de arbeidsinschakeling niet belemmert of niet leidt tot verdringing op de arbeidsmarkt.
N

Na artikel 38a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 38b
1.
Het college kan op basis van individuele omstandigheden voor degene die inkomen uit arbeid en een uitkering ontvangt, ambtshalve een bufferbudget tot maximaal € 1.000 per kalenderjaar inzetten, indien:
  1. de belanghebbende als gevolg van inkomstenverrekening instabiliteit in inkomen heeft of zal hebben waardoor die persoon of het gezin gedurende een of meer maanden op maandbasis minder dan de grondslag tot zijn beschikking heeft of daar redelijkerwijs over kan beschikken; en
  2. het bufferbudget naar het oordeel van het college bijdraagt aan het werken in deeltijd of aan volledige arbeidsinschakeling van deze persoon.
2.
Het college wendt het bufferbudget aan om betalingen aan de belanghebbende te doen, of om een onverschuldigd betaalde uitkering te vereffenen vanwege het in aanmerking nemen van inkomsten uit arbeid, voor zover dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan de stabiliteit van de inkomensvoorziening in een of meer maanden.
3.
Bij aanwending van het bufferbudget is artikel 5, derde lid, van overeenkomstige toepassing.
4.
Met ingang van de dag waarop het netto minimumloon, zonder de daarin begrepen aanspraak op vakantiebijslag, wijzigt, wordt het bedrag, genoemd in het eerste lid, gewijzigd met het percentage van deze wijziging.
5.
Het gewijzigde bedrag en de dag waarop de wijziging ingaat, wordt door of namens Onze Minister medegedeeld in de Staatscourant.
O

Artikel 63e komt te luiden:

Artikel 63e
1.
Artikel 8, derde lid, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel III, onderdeel D, van de Participatiewet in balans, blijft gedurende twaalf maanden na die dag van toepassing op de persoon aan wie voor die dag een vrijlating is toegekend op grond van dat lid.
2.
Van een persoon aan wie op grond van artikel 8, negende lid, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel III, onderdeel D, van de Participatiewet in balans een vrijlating was toegekend op grond van dat lid, worden de inkomsten uit arbeid met de uitkering verrekend conform artikel 8a, eerste lid, onderdeel a, vanaf de inwerkingtreding van artikel III, onderdeel E, van die wet, gedurende het restant van de periode, bedoeld in voornoemd artikel 8, negende lid.
3.
Een voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel M, van de Participatiewet in balans gegeven beschikking die betrekking heeft op de arbeidsinschakeling of tegenprestatie van een belanghebbende wordt door het college uiterlijk 12 maanden na dit tijdstip herzien.

Artikel 8a

Artikel 15a

Artikel 38b

Artikel 63e

ARTIKEL IV WET GEMEENTELIJKE SCHULDHULPVERLENING

In artikel 7, tweede lid, van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening wordt «onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht» vervangen door «onder 1° tot en met 4°, van de Wet op de identificatieplicht».

ARTIKEL IVa

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL V INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL VI CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Participatiewet in balans.

stb-2025-313 (PDF)

Besluit van 27 oktober 2025 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Participatiewet in balans en van het Besluit van 30 augustus 2025 tot wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 in verband met het onderzoek naar de levensvatbaarheids- en vermogenstoets in dat besluit en vanwege de Participatiewet in balans (Stb. 2025, 220)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2025, nr. 2025-0000230743;

Gelet op artikel V van de Participatiewet in balans;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. PARTICIPATIEWET IN BALANS

De Participatiewet in balans treedt in werking met dien verstande dat:

ARTIKEL II. BESLUIT TOT WIJZIGING VAN HET BESLUIT BIJSTANDSVERLENING ZELFSTANDIGEN 2004

Het Besluit van 30 augustus 2025 tot wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 in verband met het onderzoek naar de levensvatbaarheids- en vermogenstoets in dat besluit en vanwege de Participatiewet in balans (Stb. 2025, 220) treedt in werking met ingang van 1 januari 2027.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.