Part of Smart Yellow Suite

WGK014418
Overbruggingswet box 3

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Financiën
Datum uitgave 8 september 2022
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 om de berekening van het voordeel uit sparen en belegging in overeenstemming te brengen met de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021 (Overbruggingswet box 3)

Samenvatting

Voor de komende jaren, het heden, de jaren 2023 en 2024, brengt het onderhavige wetsvoorstel het box 3-stelsel in lijn met het Kerstarrest. Hierbij wordt de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen aangepast. Deze nieuwe berekening wordt gebaseerd op de voor het rechtsherstel gekozen oplossing, de forfaitaire spaarvariant.

Documenten

stb-2022-534 (PDF)

Wet van 21 december 2022 tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 om de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen in overeenstemming te brengen met het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 (Overbruggingswet box 3)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 inzake box 3 de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen in overeenstemming te brengen met dit arrest;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.17, achtste lid, wordt «artikel 5.2, tweede lid» vervangen door «artikel 5.2, vijfde lid».

B

Artikel 3.17, eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:

Ba

In artikel 4.14, eerste lid, wordt «doch niet verder dan tot nihil» vervangen door «met dien verstande dat het forfaitaire voordeel ten minste op nihil wordt gesteld».

C

Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

1.
Het voordeel uit sparen en beleggen wordt gesteld op het product van het effectieve rendementspercentage, bedoeld in het tweede lid, en de grondslag sparen en beleggen. De grondslag sparen en beleggen is de rendementsgrondslag aan het begin van het kalenderjaar (peildatum) voor zover die rendementsgrondslag meer bedraagt dan het heffingvrije vermogen.
2.
Het effectieve rendementspercentage wordt gesteld op het rendement gedeeld door de rendementsgrondslag. Het rendement is de som van 0,01% van de waarde van de banktegoeden op de peildatum en 5,69% van de waarde van de overige bezittingen op de peildatum, verminderd met 2,46% van de waarde van de schulden op de peildatum. Indien het ingevolge de tweede zin berekende rendement negatief is, wordt het rendement op nihil gesteld.
3.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder banktegoeden verstaan:
  1. deposito’s als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en daarmee naar aard en strekking overeenkomende buitenlandse deposito’s;
  2. een recht van vruchtgebruik dat rust op een banktegoed als bedoeld in onderdeel a; en
  3. contant geld.
4.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder schulden mede verstaan een genotsrecht van een schuld waarvan de genotsgerechtigde de rente moet voldoen.
D

Artikel 5.13 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Indien een belastingplichtige zowel groene beleggingen in de vorm van een of meer banktegoeden als groene beleggingen in de vorm van overige bezittingen heeft, wordt het eerste lid toegepast op die overige bezittingen en uitsluitend voor de resterende ruimte op die banktegoeden.
E

Aan hoofdstuk 5 wordt een afdeling toegevoegd, luidende:

Ea

Aan afdeling 9.2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 9.7 Bijzondere regels voor massaal bezwaar
1.
De bepalingen van hoofdstuk V, afdeling 1a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn van overeenkomstige toepassing op verzoeken om ambtshalve vermindering waarvoor een aanwijzing massaal bezwaar als bedoeld in het tweede lid is gegeven.
2.
In afwijking van artikel 25c, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan Onze Minister ook een aanwijzing massaal bezwaar geven voor de beslissing op een groot aantal verzoeken om ambtshalve vermindering of een groot aantal bezwaarschriften en verzoeken om ambtshalve vermindering tezamen indien naar het oordeel van Onze Minister voor deze beslissing de beantwoording van eenzelfde rechtsvraag van belang is.
3.
In afwijking van artikel 25e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 9.6, derde lid, beslist de inspecteur door middel van één collectieve beslissing op verzoeken om ambtshalve vermindering waarvoor de aanwijzing massaal bezwaar geldt. De collectieve beslissing wordt bekendgemaakt door gelijktijdige kennisgeving ervan in de Staatscourant en op de website van de Belastingdienst. De collectieve beslissing is geen voor bezwaar vatbare beschikking.
4.
In afwijking van artikel 25e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het derde lid beslist de inspecteur door middel van één gezamenlijke collectieve beslissing en collectieve uitspraak ingeval een aanwijzing massaal bezwaar is gegeven voor de beslissing op een groot aantal bezwaarschriften en verzoeken om ambtshalve vermindering tezamen.
F

Artikel 10.6ter wordt als volgt gewijzigd:

4.
Na afloop van het kalenderjaar wordt het in artikel 5.2, tweede lid, tweede zin, als derde vermelde percentage bij ministeriële regeling met terugwerkende kracht tot en met het begin van het kalenderjaar vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op de door twaalf te delen som van het gemiddelde maandelijkse rentepercentage over het totale uitstaande bedrag aan woninghypotheken van huishoudens, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank, uit een periode van elf maanden, beginnend op 1 januari en eindigend op 30 november van het kalenderjaar, onder dubbeltelling van het percentage over de maand november.

Artikel 5.24 Peildatumarbitrage

Artikel 9.7 Bijzondere regels voor massaal bezwaar

ARTIKEL IA

Onze Minister van Financiën zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van artikel 5.24 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

ARTIKEL III

Deze wet wordt aangehaald als: Overbruggingswet box 3.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.