Part of Smart Yellow Suite

WGK014244
Wijziging Wet publieke gezondheid ivm de bestrijding van de epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1 of een directe dreiging daarvan

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Datum uitgave 24 juni 2022
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met de bestrijding van infectieziekten met pandemisch potentieel

Samenvatting

Dit wetsvoorstel is de eerste tranche van de aanpassing van de Wet publieke gezondheid voor een versterkte pandemische paraatheid en creëert een structurele grondslag voor de bestrijding van een (dreigende) epidemie van infectieziekten met pandemisch potentieel, waarbij de bescherming van grondrechten en de betrokkenheid van het parlement wettelijk zijn gewaarborgd.

Documenten

stb-2023-184 (PDF)

Wet van 24 mei 2023 tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met de bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is te voorzien in een structureel wettelijk kader voor verplichtende collectieve maatregelen voor de bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WIJZIGING WET PUBLIEKE GEZONDHEID

De Wet publieke gezondheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

4.
De voorzitter van de veiligheidsregio draagt zorg voor de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A1 of A2, of een directe dreiging daarvan, en is dan ten behoeve van deze bestrijding bij uitsluiting bevoegd om toepassing te geven aan de artikelen 34, vierde lid, 47, 51, 54, 55 of 56. Voor zover het gaat om een infectieziekte behorend tot groep A1 is de voorzitter van de veiligheidsregio ten behoeve van deze bestrijding voorts bij uitsluiting bevoegd toepassing te geven aan de artikelen 58e, tweede tot en met vijfde lid, 58j, tweede tot en met vierde lid, 58k, tweede tot en met vierde lid, 58l, 58m, 58s, tweede lid, 58v, tweede en derde lid, 58z, derde en vierde lid, en 58za, eerste lid.
5.
Indien de bestrijding van de epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A1 of een directe dreiging daarvan, gelet op de mate van beheersing, niet vereist dat de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het vierde lid, laatste zin, plaatsvindt door de voorzitter van de veiligheidsregio, komen die bevoegdheden na een besluit als bedoeld in het zesde lid en zolang een besluit als bedoeld in het zevende lid niet is genomen, bij uitsluiting toe aan de burgemeester. In afwijking van artikel 39, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s is in die situatie ten behoeve van het bepaalde in paragraaf 8, van hoofdstuk V, voor de bestrijding van de epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A1 of een directe dreiging daarvan, in plaats van de voorzitter van de veiligheidsregio, de burgemeester bevoegd toepassing te geven aan de in artikel 39, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s genoemde artikelen, met uitzondering van de artikelen 5 en 7 van de Wet veiligheidsregio’s.
6.
Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, besluit na overleg met de voorzitter van de betrokken veiligheidsregio of sprake is van een situatie als bedoeld in het vijfde lid.
7.
Onze Minister kan het in het zesde lid bedoelde besluit, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, na overleg met de voorzitter van de betrokken veiligheidsregio wijzigen als de in dat lid bedoelde omstandigheid zich niet langer voordoet.
C

In artikel 6ba, tweede lid, wordt «Bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur».

Ca

In artikel 7, eerste lid, wordt «artikel 6, vierde lid» vervangen door «artikel 6, vierde en vijfde lid».

D

In de artikelen 8, eerste lid, onder a, tweede en derde lid, 11, eerste lid, 22, eerste lid, 31, eerste lid, onder a, 35, eerste lid, aanhef en onder a, 38, eerste lid, en 53, tweede lid, wordt «groep A» telkens vervangen door «groep A1 of A2».

E

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Indien het belang van de volksgezondheid dat vordert, kan, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, bij regeling van Onze Minister een infectieziekte behorend tot groep A2 worden aangemerkt als behorend tot A1, een infectieziekte behorend tot B1 worden aangemerkt als behorend tot groep A1 of A2, een infectieziekte behorend tot groep B2 worden aangemerkt als behorend tot groep A1, A2 of B1, of een infectieziekte behorend tot groep C worden aangemerkt als behorend tot groep A1, A2, B1 of B2.
4.
Na het tot stand komen van een krachtens het eerste of tweede lid vastgestelde ministeriële regeling tot aanwijzing van een infectieziekte als behorend tot een andere groep dan A1, wordt binnen acht weken een voorstel van wet tot incorporatie van die regeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. Indien niet binnen deze termijn een voorstel van wet wordt ingediend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal of indien het voorstel van wet wordt ingetrokken dan wel door een der Kamers der Staten-Generaal wordt verworpen, trekt Onze Minister de regeling onverwijld in. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan vervalt de regeling van rechtswege op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet.
5.
Na het tot stand komen van een krachtens het eerste of tweede lid vastgestelde ministeriële regeling tot aanwijzing van een infectieziekte als behorend tot groep A1, wordt onverwijld een voorstel van wet tot incorporatie van die regeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. Indien het voorstel van wet wordt ingetrokken dan wel door een der Kamers der Staten-Generaal wordt verworpen, trekt Onze Minister de regeling onverwijld in. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan vervalt de regeling van rechtswege op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet.
F

Na artikel 20 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 20a
1.
Onverminderd de inwerkingstelling van bepalingen, bedoeld in paragraaf 8, van hoofdstuk V, bij de toepassing van artikel 20, eerste of tweede lid, kunnen niet in werking gestelde of met toepassing van het tweede lid buiten werking gestelde bepalingen van die paragraaf, indien het belang van de volksgezondheid dit vordert en voor zover het betreft een infectieziekte behorend tot groep A1, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, bij regeling van Onze Minister, in werking worden gesteld.
2.
Zodra het belang van de volksgezondheid niet langer vordert dat krachtens artikel 20 of het eerste lid in werking gestelde bepalingen, bedoeld in paragraaf 8, van hoofdstuk V, in werking zijn, worden deze bepalingen in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, bij regeling van Onze Minister buiten werking gesteld.
3.
Na de inwerkingtreding van een krachtens het eerste of tweede lid vastgestelde regeling, vindt de toepassing van deze wet overeenkomstig die regeling plaats.
4.
Na het tot stand komen van een krachtens het eerste of tweede lid vastgestelde ministeriële regeling wordt onverwijld een voorstel van wet ter bekrachtiging van die regeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. Artikel 20, vijfde lid, tweede en derde zin, en zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 20b
1.
Zodra het belang van de volksgezondheid niet langer vordert dat een in artikel 1, onderdeel db, genoemde infectieziekte is aangemerkt als behorend tot groep A1, wordt bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, bepaald dat deze infectieziekte niet langer als zodanig wordt aangemerkt. Indien het belang van de volksgezondheid dat vordert kan deze infectieziekte bij diezelfde regeling worden aangemerkt als behorend tot groep A2, B1 of B2.
2.
Artikel 20, derde lid, eerste zin, is van overeenkomstige toepassing op een regeling als bedoeld in het eerste lid, tweede zin. Na de inwerkingtreding van een krachtens het eerste lid vastgestelde regeling, vindt de toepassing van deze wet overeenkomstig die regeling plaats.
3.
Na het tot stand komen van een krachtens het eerste lid vastgestelde regeling wordt onverwijld een voorstel van wet tot incorporatie van die regeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. Artikel 20, vijfde lid, tweede en derde zin, en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
G

In de artikelen 21, derde lid, 25, tweede lid, en 30 wordt «groep A» telkens vervangen door «groep A1, A2».

H

In hoofdstuk V wordt na artikel 58 een paragraaf ingevoegd, luidende:

I

Na artikel 64 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 64a. Grondslag voor aanwijzing andere toezichthouders dan IGJ en NVWA
1.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens paragraaf 8 van hoofdstuk V, zijn voorts belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. Indien de aanwijzing ambtenaren betreft, ressorterende onder een ander ministerie dan dat van Onze Minister, wordt het besluit genomen in overeenstemming met Onze Minister die het mede aangaat. Indien de aanwijzing ambtenaren betreft die belast worden met het toezicht op de naleving in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, zijn de artikelen 5:12 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van die taak.
2.
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
J

In hoofdstuk VII wordt na artikel 65 een paragraaf ingevoegd, luidende:

K

Na artikel 68 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 68bis. Strafbaarstellingen en strafsancties regels hoofdstuk V, paragraaf 8
1.
Met een hechtenis van ten hoogste zeven dagen of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft degene die handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens:
  1. artikel 58e, tweede lid, laatste zin of 58s, tweede lid, tweede zin en 58x, derde lid, tweede zin;
  2. artikel 58d, eerste lid, 58g, 58h, eerste en tweede lid, 58i, 58j, tweede lid, 58k, tweede lid, 58n, derde lid, eerste zin en vierde lid, eerste zin, 58o, eerste en tweede lid, 58p, eerste en tweede lid, 58q, 58s, eerste lid, en 58u.
2.
Met een geldboete van ten hoogste vijfennegentig euro wordt gestraft degene die handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens artikel 58f, eerste lid, of in strijd met de voorwaarden of beperkingen, bedoeld in artikel 58f, derde lid, onder e.
3.
De in dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
4.
In afwijking van het bij en krachtens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES bepaalde worden de gegevens met betrekking tot geldboetes, opgelegd voor overtreding van artikel 58f, eerste lid, en derde lid, onder e, niet aangemerkt als justitiële gegevens.
5.
In afwijking van artikel 35 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en artikel 22 van de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES worden de in dit artikel strafbaar gestelde feiten niet betrokken bij het onderzoek naar het gedrag van een natuurlijke persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens of artikel 15, derde lid, eerste zin, van de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES.
6.
Dit artikel is niet van toepassing indien de overtreding wordt begaan op plaatsen in gebruik ten behoeve van een verkiezing.
L

Na artikel 68k worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 68ka Last onder dwangsom BES
1.
Op de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de in artikel 58z genoemde bepalingen zijn de artikelen 5:5 tot en met 5:10, 5:31d tot en met 5:34, 5:37 en 5:38 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2.
De bevoegdheid tot invordering van een verbeurde dwangsom verjaart door verloop van een jaar na de dag waarop zij is verbeurd. Op de invordering is artikel 68k, zesde tot en met tiende lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 68kb Bestuurlijke boete BES
1.
Op de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de in artikel 58za genoemde bepalingen zijn de artikelen 5:5 tot en met 5:10a en 5:40 tot en met 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2.
De op grond van artikel 58za, eerste lid, op te leggen bestuurlijke boete bedraagt USD 218.

Artikel 20a

Artikel 20b

Artikel 58a. Begripsbepalingen

Artikel 58b. Doel, noodzaak, geschiktheid, proportionaliteit en subsidiariteit

De bij of krachtens paragraaf 8 van dit hoofdstuk toegekende bevoegdheden worden, voor zover krachtens artikel 20 of 20a in werking gesteld, slechts toegepast voor de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A1 of een directe dreiging daarvan en voor zover:

Artikel 58c. Reguliere procedure

Artikel 58ca. Bijzondere procedure

Artikel 58cb. Werkingsduur collectieve maatregelen

Artikel 58d. Noodbevoegdheid

Artikel 58e. Differentiatie, ontheffing en lokaal maatwerk

Artikel 58f. Veilige afstand

Artikel 58g. Hygiënemaatregelen en persoonlijke beschermingsmiddelen

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over hygiënemaatregelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, met inbegrip van de verplichting tot toepassing of gebruik hiervan. De regels hebben geen betrekking op de toepassing of het gebruik in een woning.

Artikel 58h. Openstelling van publieke plaatsen

Artikel 58i. Evenementen

Artikel 58j. Zorgplicht publieke plaatsen

Artikel 58k. Zorgplicht besloten plaatsen

Artikel 58l. Bevelen voor besloten plaatsen

Indien door een gedraging of activiteit in of vanuit een besloten plaats, niet zijnde een woning, een ernstige vrees voor de onmiddellijke verspreiding van de betreffende ziekteverwekker ontstaat, kan de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio de bevelen geven die nodig zijn voor de beëindiging van de gedraging of activiteit en de daar aanwezige personen bevelen zich onmiddellijk te verwijderen.

Artikel 58m. Bevelen voor openbare plaatsen

Indien de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio van oordeel is dat de omstandigheden op een openbare plaats zodanig zijn dat de daar aanwezige personen het bepaalde bij of krachtens de artikelen 58d, eerste lid, en 58f tot en met 58i niet in acht kunnen nemen, of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, kan hij de bevelen geven die nodig zijn om de naleving van deze artikelen op een openbare plaats te verzekeren.

Artikel 58n. Zorgaanbieders en zorglocaties

Artikel 58o. Bedrijfsmatig personenvervoer

Artikel 58p. Inreisverplichtingen bedrijfsmatig en niet-bedrijfsmatig personenvervoer

Artikel 58q. Uitzondering op de inreisverplichtingen

In een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 58p, eerste en tweede lid, kan in daarbij te bepalen gevallen of ten aanzien van daarbij aan te wijzen categorieën personen, en onder daarbij te stellen voorwaarden of beperkingen worden bepaald dat een bij of krachtens die artikelleden bepaalde verplichting niet van toepassing is. Tot die voorwaarden of beperkingen kan behoren de verplichting voor de reiziger om te beschikken over een bewijs van vaccinatie tegen de betreffende ziekteverwekker, waaruit blijkt dat de betrokkene op het moment van inreizen was gevaccineerd volgens bij die ministeriële regeling bepaalde minimumeisen of een bewijs van herstel van een infectie met deze ziekteverwekker, volgens bij die regeling bepaalde eisen, en dat bewijs te bewaren gedurende een bij die regeling te bepalen termijn en deze op verzoek te tonen aan de toezichthouder.

Artikel 58r. Thuisquarantaineplicht Europees Nederland

Artikel 58s. Uitzonderingen thuisquarantaineplicht

Artikel 58t. Verzoekschriftenprocedure

Artikel 58u. Thuisquarantaineverklaring

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat op de in artikel 58r, eerste lid, bedoelde persoon een verplichting rust om:

Artikel 58v. Gegevensverwerking

Artikel 58w. Aanvullende gegevensverstrekking en -verwerking thuisquarantaineverklaring

Artikel 58x. Thuisquarantaineplicht Caribisch Nederland

Artikel 58y. Verantwoording en informatievoorziening

Artikel 58z. Last onder bestuursdwang en last onder dwangsom

Artikel 58za. Bestuurlijke boete

Artikel 64a. Grondslag voor aanwijzing andere toezichthouders dan IGJ en NVWA

Artikel 65a. Grondslag voor aanwijzing buitengewone opsporingsambtenaren

Artikel 68bis. Strafbaarstellingen en strafsancties regels hoofdstuk V, paragraaf 8

Artikel 68ka Last onder dwangsom BES

Artikel 68kb Bestuurlijke boete BES

ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE TIJDELIJKE WET CORONATOEGANGSBEWIJZEN

De Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen wordt als volgt gewijzigd.

A

Artikel II komt als volgt te luiden:

ARTIKEL II
1.
In afwijking van artikel 454, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 454, derde lid, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek BES:
  1. bewaart een hulpverlener een dossier dat uitsluitend betrekking heeft op een testuitslag waaruit blijkt of een persoon op het moment van afname van de test was geïnfecteerd met het virus SARS-CoV-2 gedurende een bij ministeriële regeling van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te bepalen termijn van minimaal zes maanden en ten hoogste een jaar, gerekend vanaf het moment dat de test is afgenomen;
  2. vernietigt een hulpverlener een dossier dat uitsluitend betrekking heeft op een testuitslag als bedoeld in onderdeel a, indien de termijn, bedoeld in onderdeel a, is verstreken vanaf het moment van inwerkingtreding van dit artikel.
2.
De gemeentelijke gezondheidsdiensten, bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid, zijn uitgezonderd van de termijnen bedoeld in het eerste lid, onder a en b.
B

In artikel III tweede lid, wordt «een jaar na het tijdstip waarop paragraaf 3a van hoofdstuk Va van de Wet publieke gezondheid vervalt» vervangen door «met ingang van 1 juli 2023 of op een bij koninklijk besluit te bepalen ander tijdstip».

ARTIKEL II

ARTIKEL IIA WIJZIGING VAN DE WET VEILIGHEIDSREGIO’S

In artikel 39, eerste lid, onderdeel b, van de Wet veiligheidsregio’s wordt na «zesde lid» ingevoegd «, alsmede artikel 125 van die wet voor zover de last dient tot handhaving van regels die de voorzitter in verband met die toepassing uitvoert».

ARTIKEL III WIJZIGING VAN DE KIESWET

In hoofdstuk Z wordt na artikel Z 11b een paragraaf ingevoegd, luidende:

Artikel Z 11c

Indien bij of krachtens artikel 58f of 58g van de Wet op de publieke gezondheid maatregelen worden genomen die van toepassing zijn op plaatsen of gedeelten daarvan die in gebruik zijn ten behoeve van de uitvoering van een verkiezing als bedoeld in de Kieswet, kan een lid van het stembureau, briefstembureau, gemeentelijk stembureau, hoofdstembureau, nationaal briefstembureau dan wel centraal stembureau de aanwijzingen geven die nodig zijn om de naleving daarvan te verzekeren. De aanwijzing dat een persoon de locatie niet mag betreden, of dat een persoon de locatie moet verlaten, kan enkel worden gegeven door de voorzitter.

ARTIKEL IV WIJZIGING WET KINDEROPVANG

Na artikel 1.57d van de Wet kinderopvang wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.57e
1.
Bij regeling van Onze Minister kunnen kindercentra, gastouderbureaus en voorzieningen voor gastouderopvang tijdelijk worden vrijgesteld van een of meer artikelen van deze paragraaf, indien naleving van die artikelen redelijkerwijs niet gevergd kan worden vanwege bijzondere omstandigheden die verband houden met de bestrijding van de epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A1 of een directe dreiging daarvan als bedoeld in de Wet publieke gezondheid. Aan de vrijstelling kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
2.
Een vrijstelling geldt voor de duur van ten hoogste drie maanden en kan telkens voor ten hoogste drie maanden bij regeling van Onze Minister worden verlengd.

Artikel 1.57e

ARTIKEL V WIJZIGING ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET

Aan artikel 28 van de Arbeidsomstandighedenwet wordt een lid toegevoegd, luidende:

7.
De bevoegdheden uit het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien in verband met de epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A1 of een directe dreiging daarvan als bedoeld in de Wet publieke gezondheid, bij of krachtens wettelijk voorschrift dan wel gezien de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening benodigde noodzakelijke maatregelen of voorzieningen die de kans op besmetting van werknemers of derden op arbeidsplaatsen kunnen voorkomen of beperken, in ernstige mate niet worden getroffen.

ARTIKEL VI WIJZIGING ARBEIDSVEILIGHEIDSWET BES

Aan artikel 2 van de Arbeidsveiligheidswet BES wordt een lid toegevoegd, luidende:

12.
De bevoegdheden uit het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien in verband met de epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A1 of een directe dreiging daarvan als bedoeld in de Wet publieke gezondheid, bij of krachtens wettelijk voorschrift dan wel gezien de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening benodigde noodzakelijke maatregelen of voorzieningen die de kans op besmetting van arbeiders of derden in ondernemingen kunnen voorkomen of beperken, in ernstige mate niet worden getroffen.

ARTIKEL VII WIJZIGING WET OP DE ECONOMISCHE DELICTEN

In artikel 1, onder 1°. van de Wet op de economische delicten wordt bij de Arbeidsomstandighedenwet «28, zesde lid» vervangen door «28, zesde en zevende lid».

ARTIKEL VIII WIJZIGING TIJDELIJKE WET COVID-19 JUSTITIE EN VEILIGHEID

Indien artikel 1, eerste lid, onder b, van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid van kracht is op het tijdstip waarop het in artikel I, onderdeel H, voorgestelde artikel 58ca in werking treedt, komt artikel 1, derde lid, van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid te luiden:

3.
Het eerste lid is niet van toepassing:
  1. voor zover de toepassing daarvan strijdig is met enige internationaalrechtelijke verplichting;
  2. op een krachtens paragraaf 8 van hoofdstuk V van de Wet publieke gezondheid vast te stellen ministeriële regeling.

ARTIKEL VIIIA JUSTITIËLE DOCUMENTATIE NOODVERORDENINGEN EN TIJDELIJKE WET MAATREGELEN COVID-19 IN CARIBISCH NEDERLAND

ARTIKEL IX INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL X CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid.

stb-2023-204 (PDF)

Besluit van 14 juni 2023, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 9 juni 2023, kenmerk 3603963-1048646-WJZ;

Gelet op artikel IX van de Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.