Part of Smart Yellow Suite

WGK013948
Rijksbesluit tot wijziging van het Uitleveringsbesluit van Aruba, Curaçao en Sint Maarten ter invoering van de verkorte uitleveringsprocedure

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Justitie en Veiligheid
Datum uitgave 18 juli 2024
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Rijksbesluit van PM tot wijziging van het Uitleveringsbesluit van Aruba, Curaçao en Sint Maarten ter invoering van de verkorte uitleveringsprocedure

Samenvatting

Het is wenselijk om het Derde Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag betreffende uitlevering medegelding te laten krijgen voor Sint Maarten en, indien gewenst, de andere Caribische landen van het Koninkrijk. Om dat mogelijk te maken moet het Uitleveringsbesluit Aruba, Curaçao en Sint Maarten worden aangepast om de verkorte uitleveringsprocedure te regelen.

Documenten

stb-2024-49 (PDF)

Besluit van 1 maart 2024 tot wijziging van het Uitleveringsbesluit van Aruba, Curaçao en Sint Maarten ter invoering van de verkorte uitleveringsprocedure

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 30 augustus 2023, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 4867709;

Gelet op artikel 3, eerste lid, onder h, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en artikel II van de Rijkswet van 21 oktober 2023 tot wijziging van de artikelen 14 en 38 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden;

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 6 december 2023, nr. W16.23.00278/II/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 23 februari 2024, directie Wetgeving en Juridische zaken, nr. 5176811;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitleveringsbesluit van Aruba, Curaçao en Sint Maarten wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2c
Indien, naar het recht van de verzoekende staat, de doodstraf is gesteld op het feit waarvoor de uitlevering is gevraagd, wordt de opgeëiste persoon niet uitgeleverd, tenzij naar het oordeel van de Gouverneur voldoende is gewaarborgd dat die straf, zo een veroordeling daartoe mocht volgen, niet ten uitvoer zal worden gelegd.
B

In artikel 3 wordt «de Nederlandse Antillen» vervangen door «Aruba, Curaçao of Sint Maarten».

C

In artikel 9, tweede lid, wordt «aangehoudende» vervangen door «aangehoudene».

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Na de aangehoudene te hebben gehoord, kan de procureur-generaal bevelen dat deze gedurende drie dagen, te rekenen vanaf het tijdstip van de voorlopige aanhouding, in verzekering gesteld zal worden tot het tijdstip waarop de rechter-commissaris over diens bewaring beslist. De termijn van inverzekeringstelling kan door de procureur-generaal eenmaal met drie dagen worden verlengd.
3.
De rechter-commissaris kan, na de aangehoudene te hebben gehoord, op vordering van de procureur-generaal de bewaring van de aangehoudene bevelen.
4.
De aangehoudene is bevoegd zich door een raadsman te doen bijstaan.
5.
Het bevel tot inverzekeringstelling of bewaring kan te allen tijde ambtshalve of op verzoek van de aangehoudene of diens raadsman worden opgeheven of worden geschorst. De te stellen schorsingsvoorwaarden mogen alleen strekken tot voorkoming van vlucht.
E

Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a
De bijstand door en vergoeding van een raadsman geschieden op overeenkomstige wijze als bepaald in de Wetboeken van Strafvordering van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten.
F

Aan artikel 12, eerste lid, wordt toegevoegd «Artikel 10, tweede tot en met het vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.».

G

Na artikel 19 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 19a
Voor zover het toepasselijke verdrag daarin voorziet, wordt de persoon wiens voorlopige aanhouding of uitlevering vanwege een andere staat is verzocht zo spoedig mogelijk door de procureur-generaal in kennis gesteld van de mogelijkheid tot onmiddellijke uitlevering.
Artikel 19b
1.
De persoon wiens voorlopige aanhouding of uitlevering vanwege een andere staat is verzocht kan, uiterlijk op de dag voorafgaande aan de dag welke is bepaald voor diens verhoor door het Hof van Justitie, verklaren dat wordt ingestemd met onmiddellijke uitlevering.
2.
De verklaring wordt afgelegd ten overstaan van een rechter-commissaris.
3.
De persoon wiens voorlopige aanhouding of uitlevering vanwege een andere staat is verzocht wordt, voordat diegene de verklaring aflegt, op de mogelijke gevolgen gewezen, daaronder begrepen dat artikel 7 niet van toepassing is. Van de verklaring wordt proces-verbaal opgemaakt.
4.
De persoon wiens voorlopige aanhouding of uitlevering vanwege een andere staat is verzocht kan zich bij het afleggen van de verklaring doen bijstaan door een raadsman. Indien de persoon zonder raadsman verschijnt, vestigt de rechter-commissaris de aandacht van de persoon op dat recht. Indien nodig wordt de persoon bijgestaan door een tolk.
5.
De rechter-commissaris ten overstaan van wie de verklaring, bedoeld in het eerste lid, is afgelegd, zendt het proces-verbaal daarvan aan de bij het verzoek tot voorlopige aanhouding of uitlevering betrokken procureur-generaal.
Artikel 19c
1.
In afwijking van artikel 8, tweede lid, en artikel 18, eerste lid, kan, nadat een verklaring overeenkomstig artikel 19b is afgelegd, de procureur-generaal beslissen dat de persoon wiens voorlopige aanhouding of uitlevering vanwege een andere staat is verzocht ter beschikking zal worden gesteld van de autoriteiten van de staat waarvan het verzoek tot voorlopige aanhouding of uitlevering is uitgegaan.
2.
Van deze beslissing geeft de procureur-generaal zo spoedig mogelijk kennis aan de Gouverneur.
3.
De verzoekende staat wordt binnen twintig dagen na de datum van de verklaring, bedoeld in artikel 19b, in kennis gesteld van de beslissing ter zake van de onmiddellijke uitlevering.
4.
De procureur-generaal bepaalt, na overleg met de autoriteiten van de staat waarvan het verzoek tot voorlopige aanhouding of uitlevering is uitgegaan, zo spoedig mogelijk de tijd en de plaats waarop de uitlevering zal geschieden.
5.
Het eerste lid blijft buiten toepassing:
  1. indien voor het feit of de feiten, in verband waarmee de voorlopige aanhouding of de uitlevering is gevraagd, ingevolge de artikelen 2b, 2c, 4, 5 of 6 geen uitlevering kan worden toegestaan; of
  2. indien blijkt dat tegen de persoon wiens voorlopige aanhouding of uitlevering vanwege een andere staat is verzocht in Aruba, Curaçao dan wel Sint Maarten een strafrechtelijke vervolging gaande is, of dat tegen deze persoon door een rechter van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten een nog geheel of ten dele voor tenuitvoerlegging vatbaar strafvonnis is gewezen.
Artikel 19d
1.
Voor zover het toepasselijke verdrag daarin voorziet, wordt in afwijking van artikel 10, zesde lid, de verzoekende staat er binnen tien dagen na datum van de voorlopige aanhouding door de procureur-generaal van in kennis gesteld of de aangehoudene al dan niet een verklaring overeenkomstig artikel 19b heeft afgelegd teneinde de verzoekende staat in de gelegenheid te stellen een verzoek tot uitlevering in te dienen. Indien een verklaring overeenkomstig artikel 19b is afgelegd nadat de termijn van tien dagen is verstreken, wordt de procedure, bedoeld in artikel 19c, toegepast.
2.
Na de dag waarop een verklaring overeenkomstig artikel 19b is afgelegd, kan de aangehoudene op bevel van de rechter-commissaris ten hoogste veertig dagen in bewaring gesteld blijven of gesteld worden. Wanneer de uitlevering door bijzondere omstandigheden niet binnen de termijn van veertig dagen heeft kunnen plaatsvinden, kan deze termijn op vordering van de procureur-generaal door de rechter-commissaris voor ten hoogste dertig dagen worden verlengd. De aangehoudene wordt in de gelegenheid gesteld op de vordering tot verlenging door de rechter-commissaris te worden gehoord.
3.
Indien de aangehoudene een verklaring als bedoeld in artikel 19b heeft afgelegd, maar de procureur-generaal niettemin besluit de procedure, bedoeld in artikel 19c, niet toe te passen, stelt de procureur-generaal de verzoekende staat daarvan zo spoedig mogelijk in kennis om deze in de gelegenheid te stellen een verzoek tot uitlevering langs de diplomatieke weg in te dienen voordat de gestelde termijn in artikel 10, zesde lid, verstrijkt. Het tweede lid blijft in dat geval buiten toepassing.
H

In artikel 21, eerste lid, wordt «Governeur» vervangen door «Gouverneur».

Artikel 2c

Indien, naar het recht van de verzoekende staat, de doodstraf is gesteld op het feit waarvoor de uitlevering is gevraagd, wordt de opgeëiste persoon niet uitgeleverd, tenzij naar het oordeel van de Gouverneur voldoende is gewaarborgd dat die straf, zo een veroordeling daartoe mocht volgen, niet ten uitvoer zal worden gelegd.

Artikel 10a

De bijstand door en vergoeding van een raadsman geschieden op overeenkomstige wijze als bepaald in de Wetboeken van Strafvordering van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten.

Artikel 19a

Voor zover het toepasselijke verdrag daarin voorziet, wordt de persoon wiens voorlopige aanhouding of uitlevering vanwege een andere staat is verzocht zo spoedig mogelijk door de procureur-generaal in kennis gesteld van de mogelijkheid tot onmiddellijke uitlevering.

Artikel 19b

Artikel 19c

Artikel 19d

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.