Wet van 18 december 2024 tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die dezen zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regels omtrent de huurtoeslag te vereenvoudigen;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de huurtoeslag wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel g, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
B
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder rekenhuur:- de huurprijs die de huurder per maand verschuldigd is, of
- als dat lager is dan de huurprijs een bedrag dat gelijk is aan de maximale huurprijsgrens, bedoeld in de krachtens de artikelen 10, eerste lid, en 12, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte gestelde regels,in geval van huur van een woonwagen zonder eigen aandrijving vermeerderd met het bedrag dat verschuldigd is voor de huur van de standplaats.
C
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
D
Het bedrag, genoemd in artikel 17, tweede lid, wordt, na toepassing van artikel 27 van de Wet op de huurtoeslag, verhoogd met € 4.
E
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
F
Aan artikel 21, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
- het deel van de rekenhuur boven de maximale huurgrens wordt niet gesubsidieerd.
G
In artikel 27, achtste lid, vervalt «5, derde lid, onderdelen a, b, c en d (maximum service- kosten),».
H
In artikel 49, eerste lid, wordt «11 en 13» vervangen door «en 11».
I
In artikel 50 wordt «27, negende lid» vervangen door «27, achtste lid».
J
Artikel 55, vierde, zevende en achtste lid, vervallen.
K
De artikelen 56 en 56b vervallen.
ARTIKEL IA
Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met uitzondering van artikel I, onderdelen E, onder 2, en I, die in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.