Part of Smart Yellow Suite

WGK013752
Besluit i.v.m. de implementatie van de herziene Richtlijn kennismigranten 2021 (Richtlijn (EU) 2021/1883; Europese blauwe kaart)

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Justitie en Veiligheid
Datum uitgave 10 januari 2024
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Besluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit uitvoering wet arbeid vreemdelingen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad (PbEU 2021, L 382/1)

Samenvatting

De herziene Richtlijn kennismigranten vervangt de richtlijn met gelijkluidende titel uit 2009 en behoeft omzetting in het Vreemdelingenbesluit. De herziene Richtlijn breidt onder andere het toepassingsgebied uit en biedt extra mogelijkheden voor intra-EU-mobiliteit. Tevens bevat de Richtlijn soepeler regels ten aanzien van gezinshereniging en langdurig ingezetenen. Ook worden mogelijkheden geboden tot versoepelingen op het gebied van onder andere de salarisdrempel, toegang tot de arbeidsmarkt en werkloosheid.

Documenten

stb-2024-150 (PDF)

Besluit van 3 juni 2024 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, het Besluit inburgering 2021 en het Besluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie ter implementatie van Richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad;

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 16 januari 2024 directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr.5136538, gedaan mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 2a, tweede lid, 2b, derde lid, 2h, 3, tweede lid, 8, onder a, f en i, 12, tweede lid, 14, derde en vierde lid, 16, tweede lid, 16a, tweede lid, 17, eerste lid, onder g, 18, tweede lid, 21, zesde lid, 22, derde lid, 23, 24, eerste lid, 28, tweede lid en 54, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en 3, eerste lid, onder c, van de Wet arbeid vreemdelingen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 maart 2024, W16.24.00005/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 17 mei 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5400759, uitgebracht mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

B

In artikel 1.16, tweede lid, wordt na «voor arbeid als kennismigrant» ingevoegd «, voor arbeid als houder van een Europese blauwe kaart».

C

In artikel 3.3, eerste lid, wordt onder verlettering van onderdeel g tot h, een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

  1. voor de houder van een geldige Europese blauwe kaart die is afgegeven door een andere lidstaat van de Europese Unie en die gedurende ten minste twaalf maanden als houder van die kaart in die lidstaat heeft verbleven of na een dergelijk verblijf gedurende ten minste zes maanden als houder van een Europese blauwe kaart in een andere lidstaat heeft verbleven, dan wel voor de echtgenoot of het minderjarig kind van die houder in geval het gezin reeds was gevormd in die lidstaat: 30 dagen;
D

Artikel 3.23b wordt als volgt gewijzigd:

2
De verblijfsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend, indien de hoofdpersoon:
  1. direct voorafgaande aan de verlening van de Europese blauwe kaart door Onze Minister houder was van een door de autoriteiten van een andere staat die partij is bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie afgegeven Europese blauwe kaart en gedurende ten minste twaalf maanden als houder van die kaart in die lidstaat heeft verbleven of na een dergelijk verblijf gedurende ten minste zes maanden als houder van een Europese blauwe kaart in een andere lidstaat heeft verbleven; en
  2. duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan als bedoeld in artikelen 3.73 en 3.74, eerste lid, onder a.
E

Na artikel 3.23b wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.23c
1.
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, wordt verleend onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, aan de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel de ongehuwde partner van de langdurig ingezetene met de aantekening «voormalig houder van een Europese blauwe kaart», en het minderjarige kind van die echtgenoot, partner of houder van de Europese blauwe kaart, indien:
  1. dat kind, die echtgenoot of die partner in een andere staat die partij is bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is toegelaten als gezinslid van die houder van de Europese blauwe kaart;
  2. dat kind, die echtgenoot of die partner in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding of een gewaarmerkt afschrift daarvan;
  3. dat kind, die echtgenoot of die partner geen gevaar voor de openbare orde als bedoeld in de artikelen 3.77 en 3.78 of de openbare veiligheid vormt; en
  4. de hoofdpersoon ten behoeve van het verblijf van dat kind, die echtgenoot of die partner een verklaring als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de Wet heeft afgelegd.
2.
De verblijfsvergunning bedoeld in het eerste lid wordt verleend, indien de langdurig ingezetene met de aantekening «voormalig houder van een Europese blauwe kaart»:
  1. zijn verblijfsrecht uitoefent als bedoeld in artikel 14 Richtlijn langdurig ingezetenen; en
  2. duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan als bedoeld in de artikelen 3.73 en 3.74, eerste lid, onder a.
3.
In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder d, wordt de verblijfsvergunning eveneens verleend, indien:
  1. wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld in Richtlijn (EU) 2021/1883, in welk geval Onze Minister de hoofdpersoon als referent aanwijst; of
  2. de hoofdpersoon bij wie de vreemdeling als gezinslid wil verblijven een Turkse werknemer is als bedoeld in artikelen 6 en 13 van Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie, in welk geval deze hoofdpersoon niet als referent wordt aangewezen.
F

Artikel 3.30b wordt als volgt gewijzigd:

  1. in Nederland arbeid gaat verrichten die voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgelegd uit hoofde van het toepasselijke recht, in collectieve overeenkomsten of door praktijken in de relevante beroepssectoren voor hooggekwalificeerde banen;
  2. in Nederland arbeid verricht of gaat verrichten voor een onderneming welke niet is opgericht of opereert met als voornaamste doel de toegang van onderdanen van derde landen te faciliteren;
  3. in Nederland arbeid verricht of gaat verrichten voor een onderneming welke niet uit hoofde van het insolventierecht ontbonden is of wordt, of die geen economische activiteit uitoefent;
  1. tijdelijk niet wordt uitgezet op grond van feitelijke of juridische gronden.
3.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel f wordt onder hogere beroepsvaardigheden verstaan:
  1. voor de in bijlage I van Richtlijn (EU) 2021/1883 genoemde beroepen: de kennis, vaardigheden en competenties die worden gestaafd door beroepservaring die minimaal vergelijkbaar is met het niveau van getuigschriften van hoger onderwijs, die relevant zijn voor het beroep of de sector zoals gespecificeerd in de arbeidsovereenkomst of het bindende baanaanbod, en die verworven zijn tijdens de in bijlage I voor elk relevant beroep bepaalde periode;
  2. voor de overige beroepen: de kennis, vaardigheden en competenties die worden gestaafd door ten minste vijf jaar beroepservaring die vergelijkbaar is met het niveau van de benodigde getuigschriften van hoger onderwijs en die relevant zijn voor het beroep of de sector zoals gespecificeerd in de arbeidsovereenkomst of het bindende baanaanbod.
4.
Aan een vreemdeling die houder is van een geldige Europese blauwe kaart die is afgegeven door een andere lidstaat van de Europese Unie en gedurende ten minste twaalf maanden als houder van die kaart in die lidstaat heeft verbleven of na een dergelijk verblijf gedurende ten minste zes maanden als houder van een Europese blauwe kaart in een andere lidstaat heeft verbleven, wordt de Europese blauwe kaart verleend indien die voldoet aan de voorwaarden als genoemd in het eerste lid, sub a, f en g.
5.
Voor zover een vreemdeling houder is van een door Nederland afgegeven vergunning als bedoeld in artikel 14, onder de beperking «arbeid als kennismigrant», is het eerste lid, onder f, niet van toepassing voor zover deze documenten reeds geverifieerd werden in het kader van de aanvraag in de nationale procedure.
6.
Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de overgelegde documenten op frauduleuze wijze zijn verkregen, zijn vervalst of op ongeoorloofde wijze zijn gewijzigd.
G

In artikel 3.51 wordt onder vernummering van het derde tot en met achtste lid tot vierde tot en met negende lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:

3.
In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder a, ten eerste, kan de verblijfsvergunning eveneens worden verleend, indien de vreemdeling:
  1. onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van de aanvraag twee jaar rechtmatig verblijf in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet heeft gehad als gezinslid van een langdurig ingezetene met de aantekening «voormalig houder van een Europese blauwe kaart», en
  2. op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven, als gezinslid van de in onderdeel a bedoelde houder van de Europese blauwe kaart ten minste vijf jaar legaal en ononderbroken verblijf heeft gehad op het grondgebied van een staat die partij is bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
H

Artikel 3.58, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 3.71, tweede lid, onderdeel r, wordt «achttien maanden als houder van die kaart in die staat heeft verbleven» vervangen door «twaalf maanden als houder van die kaart in die staat heeft verbleven, dan wel na een dergelijk verblijf gedurende ten minste zes maanden als houder van een Europese blauwe kaart in een andere lidstaat heeft verbleven, dan wel het gezinslid van die houder, tenzij sprake is van gezinsvorming».

J

Artikel 3.89b komt als volgt te luiden:

Artikel 3.89b
1.
De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de Europese blauwe kaart kan worden afgewezen, indien:
  1. de houder niet voldoet aan de voorwaarden voor verlening van die kaart, zoals opgenomen in artikel 3.30b, met uitzondering van het eerste lid, onder d, e en h;
  2. de houder niet voldoet aan de beperking waaronder de vergunning is verleend; of
  3. geen melding is gedaan als bedoeld in artikel 4.43, tenzij het nalaten hiervan de bevoegde autoriteiten niet heeft bereikt om redenen waarop hij geen invloed heeft.
2.
In afwijking van het eerste lid en artikel 3.4, derde lid, wordt de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de Europese blauwe kaart niet met toepassing van artikel 18, eerste lid, onder d en f van de Wet afgewezen op de grond dat de houder werkloos is, tenzij deze:
  1. langer dan drie achtereenvolgende maanden werkloos is en hij minder dan twee jaar houder is van een Europese blauwe kaart; of
  2. langer dan zes achtereenvolgende maanden werkloos is en hij ten minste twee jaar houder is van een Europese blauwe kaart.
3.
In afwijking van het eerste lid, wordt de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de Europese blauwe kaart niet met toepassing van artikel 18, eerste lid, onder d en f van de Wet afgewezen indien de houder tijdelijk, en in ieder geval niet langer dan twaalf maanden, niet voldoet aan deze voorwaarden als gevolg van ziekte, handicap of ouderschapsverlof en geen uitkering krachtens de Participatiewet heeft aangevraagd.
4
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toepassing van het eerste, tweede en derde lid.
K

Na artikel 3.89b wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.89ba
1.
Indien Onze Minister voornemens is de Europese blauwe kaart in te trekken of de geldigheidsduur ervan niet te verlengen op grond van het niet nakomen door de werkgever van zijn wettelijke verplichtingen inzake sociale zekerheid, belasting, arbeidsrechten of -voorwaarden of op de grond dat de arbeid niet voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgelegd uit hoofde van het toepasselijke recht, in collectieve overeenkomsten of door praktijken in de relevante beroepssectoren voor hooggekwalificeerde banen, wordt het schriftelijk voornemen daartoe zo spoedig mogelijk aan de vreemdeling toegezonden of uitgereikt.
2.
Na de in het eerste lid bedoelde kennisgeving wordt de vreemdeling in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van drie maanden een nieuwe baan te zoeken.
3.
In afwijking van het tweede lid geldt een termijn van zes maanden wanneer de houder van de Europese blauwe kaart al ten minste twee jaar als houder van deze Europese blauwe kaart heeft gewerkt.
L

Artikel 3.91c wordt als volgt gewijzigd:

2
In afwijking van het eerste lid, wordt de Europese blauwe kaart niet ingetrokken indien de houder bij een andere staat die Partij is bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een aanvraag heeft gedaan voor een Europese blauwe kaart en nog geen besluit op deze aanvraag is genomen, met uitzondering van de situatie dat intrekking plaatsvindt op grond van het overleggen van documenten die op frauduleuze wijze zijn verkregen, zijn vervalst of op ongeoorloofde wijze zijn gewijzigd of vanwege redenen die verband houden met de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
M

Artikel 3.99b komt als volgt te luiden:

Artikel 3.99b
Indien een volledige aanvraag voor een verblijf als familie- of gezinslid bij een houder van een Europese blauwe kaart gelijktijdig wordt ingediend met de aanvraag voor een Europese blauwe kaart, worden de besluiten over de aanvragen gelijktijdig bekend gemaakt.
N

In artikel 3.103a, vierde lid, wordt «mededeling aan de autoriteiten van die staat» vervangen door «uiterlijk binnen 30 dagen mededeling aan de autoriteiten van die staat. Deze termijn kan in bijzondere gevallen verband houdende met de complexiteit van de aanvraag, voor ten hoogste 30 dagen worden verlengd».

O

Na artikel 3.103aa wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.103ab
1
Indien Onze Minister besluit tot intrekking van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van een houder van een Europese blauwe kaart met de aantekening dat de vreemdeling internationale bescherming geniet door een andere lidstaat van de Europese Unie of een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur daarvan afwijst, verzoekt Onze Minister die staat te bevestigen of de vreemdeling aldaar nog steeds internationale bescherming geniet. In het bevestigend geval zet Onze Minister de vreemdeling uit naar die staat, onverminderd het toepasselijke Unierecht en het beginsel van de eenheid van het gezin.
2
In afwijking van het eerste lid en onverminderd de voor Nederland geldende internationale verplichtingen, kan Onze Minister de houder van de Europese blauwe kaart uitzetten naar een andere staat dan de lidstaat die de internationale bescherming heeft verleend, indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 21, tweede lid, van de Kwalificatierichtlijn.
P

Artikel 3.124, tweede lid, onder c, komt te luiden:

  1. vijf jaar legaal en ononderbroken op het grondgebied van de Europese Unie verblijft als houder van een Europese blauwe kaart, een nationale verblijfsvergunning voor een hooggekwalificeerde baan, een vergunning als onderzoeker of, waar passend, een toelating als student overeenkomstig artikel 4, tweede lid, tweede alinea, van richtlijn langdurig ingezetenen of als persoon die internationale bescherming geniet op het grondgebied van de lidstaten onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van de aanvraag ten minste twaalf achtereenvolgende maanden als houder van een Europese blauwe kaart in een andere lidstaat van de Europese Unie en ten minste twee achtereenvolgende jaren direct voorafgaande aan de aanvraag als houder van een door Onze Minister afgegeven Europese blauwe kaart in Nederland heeft verbleven, waarbij perioden van afwezigheid van het grondgebied van Nederland geen onderbreking vormen van de termijn van vijf jaar, indien zij minder dan twaalf achtereenvolgende maanden beslaan en niet langer dan achttien maanden hebben geduurd;
Q

Artikel 4.43 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 3.23c

Artikel 3.89b

Artikel 3.89ba

Artikel 3.99b

Indien een volledige aanvraag voor een verblijf als familie- of gezinslid bij een houder van een Europese blauwe kaart gelijktijdig wordt ingediend met de aanvraag voor een Europese blauwe kaart, worden de besluiten over de aanvragen gelijktijdig bekend gemaakt.

Artikel 3.103ab

ARTIKEL II

Het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.2. wordt als volgt gewijzigd:

  1. van de werkgever een vast brutoloon voor de arbeid ontvangt van ten minste € 5.331 per maand, waartoe niet wordt gerekend de door de werkgever te betalen vakantiebijslag, dan wel ten minste € 4.265 per maand, waartoe niet wordt gerekend de door de werkgever te betalen vakantiebijslag, indien hij niet meer dan drie jaar voor de aanvraag voor een Europese blauwe kaart, een getuigschrift van hoger onderwijs heeft behaald.
3.
Het verbod is eveneens niet van toepassing op een vreemdeling die houder is van een door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven Europese blauwe kaart en die gedurende maximaal 90 dagen in een periode van 180 dagen in een of meer tweede lidstaten binnenkomt en verblijft om er een werkactiviteit uit te oefenen bestaande uit:
  1. het bijwonen van interne of externe bedrijfsvergaderingen;
  2. het sluiten van overeenkomsten met bedrijven en instellingen;
  3. het bijwonen van conferenties of seminars;
  4. het onderhandelen over zakelijke transacties;
  5. het verrichten van verkoop- of marketingactiviteiten;
  6. het onderzoeken van bedrijfsopportuniteiten; of
  7. het bijwonen en volgen van een opleiding.
4.
Het verbod is eveneens niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die 30 dagen of meer in afwachting is van de beslissing op een aanvraag voor een Europese blauwe kaart en tevens houder is van een door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven Europese blauwe kaart.
5.
Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op een houder van een door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen met de vermelding «voormalig houder van een Europese blauwe kaart».
6.
Indien tijdens de periode van drie jaar de geldigheidsduur van de afgegeven Europese blauwe kaart wordt verlengd, blijft het in het eerste lid, onder b, genoemde bedrag van ten minste € 4.265 per maand van toepassing indien:
  1. de eerste periode van drie jaar niet is verstreken, of
  2. er na de afgifte van de eerste Europese blauwe kaart nog geen 24 maanden zijn verstreken.
B

In artikel 7.1., onderdeel a, wordt, onder vernummering van subonderdeel 3° tot en met 5° tot 4° tot en met 6°, een subonderdeel ingevoegd, luidende:

  1. een houder van een verblijfsvergunning voor langdurig ingezeten met de vermelding «voormalig houder van een Europese blauwe kaart».

ARTIKEL III

In artikel 2.2, eerste lid, onderdeel e, van het van het Besluit inburgering 2021 wordt «richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (PbEU 2009, L 155)» vervangen door «Richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad (PbEU 2021, L 382/1)».

ARTIKEL IV

Aan artikel 10, eerste lid, van het Besluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel o door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  1. werknemers op wie artikel 2.2., derde lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 van toepassing is.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.