Part of Smart Yellow Suite

WGK013623
Besluit ivm Wet toekomst pensioenen

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Datum uitgave 11 mei 2022
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

Besluit ivm Wet toekomst pensioenen

Samenvatting

Besluit in verband met de Wet toekomst pensioenen

Documenten

stb-2023-217 (PDF)

Besluit van 22 juni 2023 tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere besluiten in verband met de Wet toekomst pensioenen (Besluit toekomst pensioenen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 24 februari 2023, nr. 2023-0000103692; gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op de artikelen 2a, 10a, 10b, 10c, 10d, 10e, 21, 38, 39, 40, 43, 44a, 46, 46a, 47b, 48, 48b, 48c, 51, 52, 52a, 52b, 61a, 63a, 63b, 71, 102a, 131, 135, 145, 147, 150c, 150d, 150e, zesde lid, 150g, 150h, 150i, 150j, 150l, 150m, 150n, 150oa, 150p, 151, 176, 179 en 220e, van de Pensioenwet, de artikelen 2a, 28a, 28b, 28c, 28d, 28e, 48, 49, 50, 51, 54, 55a, 57, 57a, 58b, 59, 59b, 59c, 62, 63, 63a, 63b, 73a, 75a, 75b, 82, 109a, 126, 130, 140, 142, 145b, 145c, 145d, zesde lid, 145f, 145g, 145h, 145k, 145l, 145m, 145na, 145o, 146, 171 en 214d, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling; artikel 13 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de artikelen 3.18, 3.127, 5.16b en 10a.26 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de artikelen 18a, 18g en 34 van de Wet op de loonbelasting 1964;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 19 april 2023, No. W12.23.00045/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 19 juni 2023 ,nr. 2023-000032771, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I BESLUIT UITVOERING PENSIOENWET EN WET VERPLICHTE BEROEPSPENSIOENREGELING

Het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden in alfabetische volgorde twee definities ingevoegd, luidende:

B

In hoofdstuk 1 wordt na artikel 1a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1b. Intrekken samenlevingsverklaring
Indien een samenlevingsverklaring als bedoeld in artikel 2a, tweede lid, of derde lid, onderdeel b, van de Pensioenwet dan wel artikel 2a, tweede lid, of derde lid, onderdeel b, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, wordt ingetrokken, informeert de uitvoerder de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde, partner of gewezen partner die de samenlevingsverklaring heeft ondertekend hierover.
C

Na artikel 1b wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

D

In het opschrift van hoofdstuk 2 wordt «48, vijfde lid» vervangen door «48, zesde lid», wordt «en 63b, zesde lid», vervangen door «61a, vijfde lid, en 63b, vijfde lid», wordt «59, vijfde lid» vervangen door «59, zesde lid» en wordt «en 75b, zesde lid» vervangen door «73a, vijfde lid, en 75b, vijfde lid».

E

In artikel 2 vervallen het tweede en derde lid en de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

F

In artikel 3 wordt «artikel 2, eerste lid, onderdeel e» vervangen door «artikel 2, onderdeel e».

G

In artikel 4, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, wordt «de artikelen 2, eerste lid, onderdeel e, en 9b, eerste lid» vervangen door «artikel 2, onderdeel e».

H

Artikel 5a komt te luiden:

Artikel 5a. Informatie over pensioenaanspraken op het pensioenoverzicht
1.
De opgave van de verworven pensioenaanspraken die op grond van artikel 38, eerste lid, onderdeel a, van de Pensioenwet dan wel artikel 49, eerste lid, onderdeel a, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt verstrekt betreft, voor zover het de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen op grond van een premieovereenkomst dan wel premieregeling betreft, het voor pensioenuitkeringen aan te wenden vermogen of kapitaal.
2.
De opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken op grond van een premieovereenkomst dan wel premieregeling die op grond van artikel 40, eerste lid, onderdeel a, van de Pensioenwet dan wel artikel 51, eerste lid, onderdeel a, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt verstrekt betreft onder meer het voor pensioenuitkeringen aan te wenden vermogen of kapitaal en een indicatie van de hoogte van de periodieke uitkeringen op de pensioendatum. Bij de indicatie worden de op dat moment bij de uitvoerder geldende tarieven gehanteerd.
3.
De opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken die op grond van artikel 38, eerste lid, onderdeel g, van de Pensioenwet dan wel artikel 49, eerste lid, onderdeel g, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt verstrekt bevat onder meer een indicatie van het te bereiken voor pensioenuitkeringen aan te wenden vermogen of kapitaal op de pensioendatum en een indicatie van de hoogte van de periodieke uitkeringen op de pensioendatum. Bij de indicatie worden de op dat moment bij de uitvoerder geldende tarieven gehanteerd.
4.
Bij de in het derde lid bedoelde informatie wordt ten aanzien van nabestaandenpensioen aangegeven wat de consequenties zijn van de wijze van financieren.
I

Artikel 5b komt te luiden:

Artikel 5b. Informatie over reserves en premies op pensioenoverzicht
1.
De informatie over de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve die op grond van de artikelen 38, eerste lid, onderdeel e, en 40, eerste lid, onderdeel d, van de Pensioenwet dan wel de artikelen 49, eerste lid, onderdeel e, en 51, eerste lid, onderdeel d, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt verstrekt heeft betrekking op het effect van de reserve op de opgebouwde pensioenaanspraken.
2.
De informatie over de werkgeverspremie en werknemerspremie die op grond van artikel 38, eerste lid, onderdeel h, van de Pensioenwet wordt verstrekt en de informatie over de premie in rekening gebracht bij de beroepsgenoot die op grond van artikel 49, eerste lid, onderdeel h, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt verstrekt heeft betrekking op de premies die over het afgelopen jaar in rekening zijn gebracht.
J

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

«artikel 55, vijfde lid» en wordt «artikel 66, zesde lid» vervangen door «artikel 66, vijfde lid».
  1. het voortzetten van de dekking voor het nabestaandenpensioen, bedoeld in artikel 55, vierde lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 66, vierde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en het recht op uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen op risicobasis, bedoeld in artikel 61a van de Pensioenwet dan wel artikel 73a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
K

In artikel 7a wordt in onderdeel c «; en» vervangen door een puntkomma, wordt de punt aan het slot van onderdeel d vervangen door «; en» en wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  1. de gehanteerde spreidingsperiode bij de uitkering waarbij de uitvoerder die een spreidingperiode hanteert van meer dan vijf jaar de volgende tekst opneemt: De ontwikkeling van uw pensioen hangt onder meer af van economische omstandigheden. Uw pensioen kan hierdoor omhoog of omlaag gaan. Wij spreiden financiële meevallers en tegenvallers over <x> jaar om grote schokken in de hoogte van uw pensioen te voorkomen. Bij langdurige tegenvallers en bij een spreidingsperiode van meer dan vijf jaar kan uw pensioen na verloop van tijd flink lager uitvallen.
L

Artikel 7c wordt als volgt gewijzigd:

  1. een uitvoerder die meerdere beleggingsprofielen hanteert of die een uitkering aanbiedt bestaande uit een vastgesteld en een variabel gedeelte, baseert de opgave van de hoogte van de variabele uitkering of de verhouding tussen het vastgestelde en variabele gedeelte op het beleggingsprofiel dat passend is gezien het risicoprofiel van de deelnemer of gewezen deelnemer.
M

In artikel 7e, eerste lid, wordt «de artikelen 38» vervangen door «de artikelen 10c, vierde lid, 38», wordt «51, eerste lid, en 63b, tweede lid» vervangen door «51, eerste lid, onderdeel a, 63b, tweede lid, en 150j, tweede lid, onderdelen a en b» wordt «de artikelen 49» vervangen door «de artikelen 28c, vierde lid, 49, wordt «62, eerste lid en 75b, tweede lid» vervangen door «62, eerste lid, onderdeel a, 75b, tweede lid, en 145i, tweede lid, onderdelen a en b» en vervalt «en, voor zover het betreft weergave op basis van een pessimistisch en verwacht scenario, artikel 1a van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen,».

N

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1.
De uitvoerder verstrekt de deelnemer, gewezen deelnemer of gewezen partner op verzoek in geval van een flexibele premieovereenkomst of premie-uitkeringsovereenkomst dan wel een flexibele premieregeling of premie-uitkeringsregeling een indicatie van het te bereiken voor periodieke uitkeringen aan te wenden kapitaal op de pensioendatum met de daarbij gehanteerde veronderstellingen.
O

In artikel 9a, tweede lid, aanhef, wordt «48, vierde lid» vervangen door «48, vijfde lid» en wordt «59, vierde lid» vervangen door «59, vijfde lid».

P

Artikel 9b wordt als volgt gewijzigd:

4.
De informatie over de beleggingen en het beleggingsbeleid, bedoeld in artikel 46a, tweede lid, onderdeel d, van de Pensioenwet dan wel artikel 57a, tweede lid, onderdeel d, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, betreft:
  1. beleggingsresultaten van het collectieve vermogen, met onderscheid tussen de verschillende beleggingscategorieën; en
  2. de verhouding van deze resultaten tot het strategisch beleggingsbeleid.
Q

Na artikel 9e wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9f. Gegevensverstrekking voor keuzebegeleiding
Het pensioenregister en de uitvoerders dienen bij de vormgeving van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 51, tweede lid, onderdeel b, van de Pensioenwet dan wel artikel 62, tweede lid, onderdeel b, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling alle noodzakelijke privacy- en gegevensdelingswaarborgen in acht te nemen.
R

In artikel 10 wordt «21» vervangen door «10c, vierde lid, 21» wordt «52a, 63b en 134, tweede lid» vervangen door «52a, 61a, derde lid, 63b, 134, tweede lid, en 220e, tweede lid, en hoofdstuk 6b», wordt «48» vervangen door »28c, vierde lid, 48» en wordt «75b en 129, tweede lid» vervangen door «73a, derde lid, 75b, 129, tweede lid en 214d, tweede lid, en hoofdstuk 5a».

S

Artikel 10ba, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

T

Na artikel 10ba wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10bb. Informatieverstrekking over voortzetting dekking partnerpensioen
1.
De uitvoerder verstrekt de gewezen deelnemer van wie de dekking voor nabestaandenpensioen is voortgezet op grond van artikel 55, vierde lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 66, vierde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling informatie over het keuzerecht om in plaats van ouderdomspensioen te kiezen voor het voortzetten van het partnerpensioen op risicobasis als bedoeld in artikel 61a, eerste lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 73a, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
2.
De informatie, bedoeld in het eerste lid, betreft in ieder geval:
  1. indien van toepassing: dat de gewezen deelnemer geen gebruik kan maken van het keuzerecht omdat zijn aanspraak op ouderdomspensioen na de uitruil voor het eerste jaar minder zou bedragen dan het op basis van artikel 66 van de Pensioenwet dan wel artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling bepaalde bedrag; of
  2. hoeveel pensioenvermogen of kapitaal wordt uitgeruild bij voortzetting in het eerste jaar en hoeveel pensioenvermogen of kapitaal resteert;
  3. in voorkomend geval, dat de dekking van het wezenpensioen niet kan worden voortgezet;
  4. wat de gevolgen zijn als de gewezen deelnemer wel of niet kiest voor voortzetting; en
  5. de gronden voor beëindiging van de voortzetting, bedoeld in artikel 61a, tweede lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 73a, tweede lid, Wet verplichte beroepspensioenregeling.
3.
De uitvoerder verstrekt de gewezen deelnemer die gebruik maakt van de mogelijkheid tot voortzetting jaarlijks de volgende informatie:
  1. indien van toepassing: dat sprake is van beëindiging van de voortzetting op grond van artikel 61a, tweede lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 73a, tweede lid, Wet verplichte beroepspensioenregeling; of
  2. hoeveel pensioenvermogen of kapitaal wordt uitgeruild bij voortzetting in het volgende jaar en hoeveel pensioenvermogen of kapitaal resteert;
  3. dat de voortzetting wordt gecontinueerd tenzij de gewezen deelnemer meldt de voortzetting te willen beëindigen; en
  4. wat de gevolgen zijn van voortzetten respectievelijk beëindigen van de voortzetting.
4.
Bij de informatie die wordt verstrekt wordt uitgegaan van de situatie op de dag van aanvang van de voortzetting van de dekking dan wel de dag waarop de voortzetting zou worden gecontinueerd.
U

In artikel 14a, eerste lid, wordt «derde tot en met zevende lid» vervangen door «derde tot en met achtste lid».

V

Artikel 14d wordt als volgt gewijzigd:

1.
De uitvoerder die verantwoordelijk is voor de beleggingen baseert het strategisch beleggingsbeleid op de risicohouding en toetst jaarlijks op basis van een scenarioanalyse of het beleggingsbeleid of de toedelingsregels passend zijn bij de vastgestelde risicohouding en past het beleggingsbeleid aan indien dat niet het geval is.
2.
Het beleggingsbeleid in de opbouwfase van een flexibele premieovereenkomst of premie-uitkeringsovereenkomst dan wel een flexibele premieregeling of premie-uitkeringsregeling wordt door de uitvoerder gebaseerd op een vastgestelde of een variabele uitkering, naar gelang welke uitkeringsvorm in de pensioenovereenkomst of beroepspensioenregeling als standaard is opgenomen. Indien geen standaard uitkeringsvorm is opgenomen wordt het beleggingsbeleid gebaseerd op een vastgestelde uitkering.
W

In artikel 14da, eerste lid, wordt »artikel 14d, vijfde lid» vervangen door «artikel 14d, derde lid».

X

Na artikel 14e worden de volgende hoofdstukken ingevoegd:

Y

Het opschrift van hoofdstuk 5 komt te luiden:

Z

In artikel 15, eerste lid, wordt «61 of 62» vervangen door «61, 61a of 62» en wordt «73, 74» vervangen door «73, 73a, of 74».

AA

In artikel 17 wordt «12c, tweede lid» vervangen door «12c, eerste lid».

BB

Artikel 17a wordt als volgt gewijzigd:

4.
Het projectierendement, bedoeld in artikel 63a, derde lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 75a, derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling kan na de ingangsdatum van het pensioen wijzigen indien dit het gevolg is van wijziging van de parameter voor aandelenrendement, de risicovrije rente, de prijsinflatie of de risicohouding.
CC

Artikel 17b komt te luiden:

Artikel 17b. Risicovrije rente, parameter aandelenrendement en prijsinflatie
1.
De risicovrije rente, bedoeld in artikel 63a, tweede, derde, zesde en zevende lid, van de Pensioenwet, artikel 75a, tweede, derde, zesde en zevende lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, en artikel 17a, eerste en vierde lid, is de risicovrije rente voor fondsen.
2.
De parameter voor aandelenrendement, bedoeld in artikel 63a, tweede en derde lid, van de Pensioenwet, artikel 75a, tweede en derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, en artikel 17a, eerste en vierde lid, is gelijk aan de parameter, bedoeld in artikel 23a, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen.
3.
De prijsinflatie, bedoeld in artikel 17a, vierde lid, is gebaseerd op zoveel mogelijk objectieve marktinformatie.
DD

De artikelen 17c en 17d vervallen.

EE

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25. Berekening overdrachtswaarde
1.
De overdrachtswaarde van pensioenaanspraken die voortvloeien uit een premieovereenkomst of premieregeling, voor zover de premie wordt belegd, is het op de overdrachtsdatum voor pensioenuitkering bestemd vermogen of kapitaal, met inachtneming van het bepaalde in artikel 55, eerste of tweede lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 66, eerste of tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
2.
In afwijking van het eerste lid wordt de overdrachtswaarde van pensioenaanspraken berekend op basis van het standaardtarief indien sprake is van:
  1. aanspraken voortvloeiend uit een uitkeringsovereenkomst, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Pensioenwet dan wel een uitkeringsregeling, zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze artikelen luidden op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen; en
  2. aanspraken op een vastgestelde uitkering in een premie-uitkeringsovereenkomst dan wel premie-uitkeringsregeling.
3.
De overdrachtswaarde van pensioenaanspraken als bedoeld in het tweede lid is ten minste gelijk aan de contante waarde van de over te dragen pensioenaanspraken op de overdrachtsdatum. Het standaardtarief wordt berekend op basis van marktwaardering.
4.
Indien de overdrachtswaarde niet op basis van het standaardtarief berekend kan worden, worden de pensioenaanspraken met behoud van de actuariële gelijkwaardigheid eerst omgezet in pensioenaanspraken waarop het standaardtarief wel toegepast kan worden.
5.
In afwijking van het eerste lid wordt de overdrachtswaarde van pensioenaanspraken die voortvloeien uit een kapitaalovereenkomst, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Pensioenwet dan wel een kapitaalregeling, zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze artikelen luidden op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen of uit een premieovereenkomst dan wel premieregeling waarbij de premie is aangewend voor de aankoop van een verzekerd kapitaal berekend op basis van de actuariële grondslagen van de overdragende uitvoerder. Onder actuariële grondslagen worden de grondslagen verstaan die de uitvoerder hanteert voor de vaststelling van de technische voorziening bij waardeoverdracht.
6.
Bij de berekening van de overdrachtswaarde mogen buiten beschouwing blijven:
  1. partnerpensioen dat is verzekerd op risicobasis, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen; en
  2. aanspraken op partnerpensioen of nettopensioen die achterblijven bij de overdragende uitvoerder.
7.
Onze Minister stelt regels voor de berekening van de overdrachtswaarde, bedoeld in het eerste lid en voor het standaardtarief.
FF

Artikel 26 komt te luiden:

Artikel 26. Overdrachtswaarde niet gelijk aan waarde gefinancierde deel van de aanspraken
Indien bij een premieovereenkomst of een premieregeling, waarbij de premie onmiddellijk na het beschikbaar stellen is omgezet in een aanspraak op een uitkering, een uitkeringsovereenkomst, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Pensioenwet dan wel een uitkeringsregeling, zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze artikelen luidden op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, de overdrachtswaarde niet gelijk is aan de waarde van het gefinancierde deel van de aanspraken, komt het verschil ten gunste, respectievelijk ten laste, van de oude werkgever of van het fonds waar de regeling was ondergebracht.
GG

In artikel 28, vierde lid, wordt «het tweede lid» vervangen door «het derde lid».

HH

Na artikel 28c wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

II

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

JJ

Artikel 40a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

KK

Na artikel 42 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

LL

Artikel 51a wordt als volgt gewijzigd:

MM

Artikel 54 komt als volgt te luiden:

Artikel 54. Overgangsrecht opdrachtaanvaarding
Artikel 28d is van toepassing vanaf de opdrachtaanvaarding die betrekking heeft op de overgang op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 220i van de Pensioenwet dan wel een gewijzigde beroepspensioenregeling als bedoeld in artikel 214g, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Artikel 1a van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, blijft van toepassing op een eerdere opdrachtaanvaarding.
NN

Artikel 57 komt te luiden:

Artikel 57. Overgangsrecht in verband met de Wet toekomst pensioenen
Het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit toekomst pensioenen blijft van toepassing tot het tijdstip dat de uitvoerder overgaat op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst of beroepspensioenregeling, maar uiterlijk tot 1 januari 2027. In afwijking van de vorige zin zijn vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen A, D, E, F, G, L, M, O, P, Q, X, HH, II, JJ, KK, LL, MM en NN van het Besluit toekomst pensioenen van toepassing:
  1. de gewijzigde artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 7c, 7e, voor zover het betreft toevoeging van artikel 150j van de Pensioenwet dan wel artikel 145i van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, 9a, 9b, voor zover het betreft het vervallen van het eerste lid, 9f, 28d, 54 en 57;
  2. de artikelen 36, 40a en 51a, voor het toezicht op de pensioenuitvoerder die is overgegaan op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst of beroepspensioenregeling;
  3. de hoofdstukken 4b, 4c en 9b.

Artikel 1b. Intrekken samenlevingsverklaring

Indien een samenlevingsverklaring als bedoeld in artikel 2a, tweede lid, of derde lid, onderdeel b, van de Pensioenwet dan wel artikel 2a, tweede lid, of derde lid, onderdeel b, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, wordt ingetrokken, informeert de uitvoerder de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde, partner of gewezen partner die de samenlevingsverklaring heeft ondertekend hierover.

Artikel 1c. Solidaire premieovereenkomst of solidaire premieregeling

Artikel 1d. Herverdelingseffecten

Artikel 1e. Opheffing leenrestrictie

Artikel 1f. Flexibele premieovereenkomst of flexibele premieregeling

Artikel 1g. Premie-uitkeringsovereenkomst of premie-uitkeringsregeling

De verzekeraar of premiepensioeninstelling informeert de deelnemer of gewezen deelnemer over de mogelijkheid te kiezen voor een vastgestelde uitkering in ieder geval voorafgaand aan het moment dat de deelnemer of gewezen deelnemer voor het eerst deze keuze kan maken.

Artikel 1h. Solidariteitsreserve en risicodelingsreserve

Artikel 5a. Informatie over pensioenaanspraken op het pensioenoverzicht

Artikel 5b. Informatie over reserves en premies op pensioenoverzicht

Artikel 9f. Gegevensverstrekking voor keuzebegeleiding

Het pensioenregister en de uitvoerders dienen bij de vormgeving van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 51, tweede lid, onderdeel b, van de Pensioenwet dan wel artikel 62, tweede lid, onderdeel b, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling alle noodzakelijke privacy- en gegevensdelingswaarborgen in acht te nemen.

Artikel 10bb. Informatieverstrekking over voortzetting dekking partnerpensioen

Artikel 14f. Definitie klacht en geschil

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

Artikel 14g. Beschrijving klachtenprocedure

Artikel 14h. Klachtenadministratie

Artikel 14i. Doorverwijzing geschilleninstantie

De uitvoerder informeert de klager bij een gehele of een gedeeltelijke afwijzing van diens klacht over de uitvoering van het pensioenreglement over de mogelijkheid om dit geschil voor te leggen aan de op grond van artikel 48c van de Pensioenwet dan wel artikel 59c van de Wet verplichte beroepspensioenregeling aangewezen geschilleninstantie waarbij zij is aangesloten, onder vermelding van de adresgegevens en de geldende termijnen. Daarbij wordt tevens vermeld dat een geschil ook direct bij een burgerlijke rechter aanhangig kan worden gemaakt.

Artikel 14j. Redelijke termijn

Artikel 14k. Waarborg

De uitvoerder voorziet in procedures en maatregelen die waarborgen dat klachten zorgvuldig, verifieerbaar, consistent en binnen de gestelde termijnen worden afgehandeld.

Artikel 14l. Vereisten geschillenbeslechting

Artikel 14m. Onafhankelijkheid bestuursleden

Artikel 14n. Onafhankelijkheid geschilbeslechters

Artikel 14o. Reglement

Artikel 14p. Instemming Minister

Het reglement, de samenstelling van het bestuur en de voorzitters van organen belast met buitengerechtelijke geschillenbeslechting behoeven de goedkeuring van Onze Minister. Een geschilleninstantie kan voorgenomen wijzigingen in de samenstelling van het bestuur, de voorzitters van organen belast met buitengerechtelijke geschillenbeslechting of het reglement, bedoeld in artikel 14o, niet doorvoeren dan na instemming van Onze Minister.

Artikel 14q. Aansluiting uitvoerders

Een erkende geschilleninstantie stelt aan een uitvoerder die zich bij haar wil aansluiten niet als voorwaarde voor aansluiting dat de uitvoerder andere regels naleeft dan die welke betrekking hebben op het aanhangig maken van een geschil bij de geschilleninstantie of de verdere behandeling van een geschil door de geschilleninstantie.

Artikel 14r. Publicatie bindende adviezen

Een geschilleninstantie publiceert de bindende adviezen, bedoeld in artikel 14o, eerste lid, onderdeel l, en houdt deze elektronisch beschikbaar en algemeen toegankelijk.

Artikel 14s. Rapportage

Artikel 14t. Risicohouding

Artikel 14u. Maatstaven risicohouding

Artikel 14v. Risicopreferentie-onderzoek

Artikel 17b. Risicovrije rente, parameter aandelenrendement en prijsinflatie

Artikel 25. Berekening overdrachtswaarde

Artikel 26. Overdrachtswaarde niet gelijk aan waarde gefinancierde deel van de aanspraken

Indien bij een premieovereenkomst of een premieregeling, waarbij de premie onmiddellijk na het beschikbaar stellen is omgezet in een aanspraak op een uitkering, een uitkeringsovereenkomst, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Pensioenwet dan wel een uitkeringsregeling, zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze artikelen luidden op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, de overdrachtswaarde niet gelijk is aan de waarde van het gefinancierde deel van de aanspraken, komt het verschil ten gunste, respectievelijk ten laste, van de oude werkgever of van het fonds waar de regeling was ondergebracht.

Artikel 28d. Opdrachtbevestiging

Artikel 43a. Mijlpalen

Aan de mijlpalen, bedoeld in artikel 150c van de Pensioenwet dan wel artikel 145b van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt uiterlijk voldaan op de volgende tijdstippen:

Artikel 44. Transitieplan

Artikel 44a. Hoorrecht

Een vereniging van gewezen deelnemers respectievelijk van pensioengerechtigden, vertegenwoordigt een substantieel gedeelte van de gewezen deelnemers respectievelijk van de pensioengerechtigden als bedoeld in artikel 150g van de Pensioenwet dan wel artikel 145f van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

Artikel 45. Samenstelling transitiecommissie

Artikel 45a. Ondersteuning transitiecommissie

Artikel 45b. Jaarverslag transitiecommissie

Artikel 45c. Reglement transitiecommissie

Artikel 45d. Bindend advies

Artikel 45e. Tijdstip verzoeken aan transitiecommissie

Artikel 46. Implementatieplan

Artikel 46a. Communicatieplan

Artikel 46b. Interne collectieve waardeoverdracht fondsen

Artikel 46c. vba-rekenmethodiek

Artikel 46d. Omrekenmethoden en aanwenden vermogen

Artikel 46e. Transitie-effecten

Artikel 46f. Ontheffing bij interne collectieve waardeoverdracht fonds

Artikel 47. Financieel overbruggingsplan

Artikel 47a. Opschorting individuele waardeoverdracht

Artikel 54. Overgangsrecht opdrachtaanvaarding

Artikel 28d is van toepassing vanaf de opdrachtaanvaarding die betrekking heeft op de overgang op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 220i van de Pensioenwet dan wel een gewijzigde beroepspensioenregeling als bedoeld in artikel 214g, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Artikel 1a van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, blijft van toepassing op een eerdere opdrachtaanvaarding.

Artikel 57. Overgangsrecht in verband met de Wet toekomst pensioenen

Het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit toekomst pensioenen blijft van toepassing tot het tijdstip dat de uitvoerder overgaat op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst of beroepspensioenregeling, maar uiterlijk tot 1 januari 2027. In afwijking van de vorige zin zijn vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen A, D, E, F, G, L, M, O, P, Q, X, HH, II, JJ, KK, LL, MM en NN van het Besluit toekomst pensioenen van toepassing:

ARTIKEL II BESLUIT FINANCIEEL TOETSINGSKADER PENSIOENFONDSEN

Het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 1a met artikel 1a vervalt.

B

Paragraaf 3 met artikel 4 vervalt.

C

Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a. Beschikking over minimaal vereist eigen vermogen
1.
Een fonds dat pensioenregelingen uitvoert waarbij door het fonds geen beleggingsrisico wordt gelopen, beoordeelt op 31 december van ieder jaar of voldaan wordt aan de vereisten ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen.
2.
Indien het fonds op 31 december niet voldoet aan de vereisten ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen, beoordeelt het fonds of het gemiddeld per het einde van de afgelopen twaalf kalendermaanden voldeed aan deze vereisten.
3.
Een fonds dat zowel op 31 december als gemiddeld per het einde van de afgelopen twaalf kalendermaanden niet voldeed aan de vereisten ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen neemt direct maatregelen zodat het op 31 december voldoet aan de vereisten ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen.
D

Aan artikel 13 wordt een lid toegevoegd, luidende:

8.
Onder blootstelling aan beleggingsrisico wordt verstaan; de effectieve blootstelling aan zakelijke waardenrisico. Zakelijke waarden zijn alle beleggingen die niet onder kredietrisicovrije vastrentende waarden vallen, waarbij voor vastrentende waarden met kredietrisico een systematiek van mapping toegepast wordt op basis van de tabel, bedoeld in artikel 23a, vijfde lid.
E

Artikel 15c vervalt.

F

In artikel 22, derde lid, onderdeel c, wordt «dat het fonds» vervangen door «indien van toepassing dat het fonds».

G

Artikel 23 vervalt.

H

Artikel 25, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  1. het premiebeleid;.
  1. het beleid inzake de toedelingsregels rondom beschermingsrendementen en de overrendementen;
  2. het beleid aangaande de uitgangspunten, regels en procedures welke gelden ten aanzien van een solidariteitsreserve of een risicodelingsreserve;
  3. Het beleid aangaande de uitgangspunten, regels en procedures welke gelden ten aanzien van een compensatiedepot als bedoeld in artikel 150f van de Pensioenwet of artikel 145e van de Wet verplichte beroepspensioenregeling; en
  4. het beleid waarin invulling wordt gegeven aan het projectierendement of de vaste daling, bedoeld in artikel 63a van de Pensioenwet of artikel 75a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
I

In artikel 29 wordt «de wijze waarop voldaan wordt aan de artikelen 25, 126 tot en met 137 en 143 van de Pensioenwet of de artikelen 35, 121 tot en met 132 en 138 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling» vervangen door «de wijze waarop voldaan wordt aan artikel 25 en de financieel normerende artikelen binnen de Pensioenwet of artikel 35 en de financieel normerende artikelen van de Wet verplichte beroepspensioenregeling».

J

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

De staten en de door een fonds op grond van artikel 203, derde en vierde lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 197, derde en vierde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling te verstrekken gegevens hebben betrekking op:
  1. informatie over de risicohouding;
  2. informatie over het projectierendement of de vaste daling voor de vaststelling van de hoogte van het pensioen in de uitkeringsfase en de spreidingstermijn;
  3. informatie over beschermings- en overrendement;
  4. informatie over de solidariteits- of risicodelingsreserve;
  5. informatie over het compensatiedepot en andere voorzieningen;
  6. informatie over de risicobereidheid van het fonds ten aanzien van onderscheidenlijke risicocategorieën alsmede over opgetreden overschrijdingen daarvan;
  7. informatie over opgetreden incidenten als bedoeld in artikel 19a, alsmede over de analyse en afhandeling daarvan;
  8. informatie over bedreigingen van de beheerste en integere bedrijfsvoering, alsmede over geplande en uitgevoerde risico- en dreigingsanalyses;
  9. informatie over geplande evaluaties en over uitgevoerde evaluaties door de interne auditfunctie zoals bedoeld in artikel 22a.
K

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Onverminderd het eerste lid kan een fonds dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen gezien de beleidsdekkingsgraad niet beschikt over het vereist eigen vermogen, eenmalig, na dit in het implementatieplan, bedoeld in artikel 150i van de Pensioenwet dan wel artikel 145h van de Wet verplichte beroepspensioenregeling te hebben onderbouwd, het strategisch beleggingsbeleid aanpassen in afwijking van artikel 16, vierde en vijfde lid, mits dit past bij de risicohoudingen per cohort die voor het implementatieplan zijn vastgesteld.
3.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt een aanpassing van het strategisch beleggingsbeleid op grond van artikel 47, vijfde lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling aangemerkt als aanpassing op grond van het tweede lid.
L

Na artikel 36 wordt een artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 36a. Overgangsrecht
Het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, zoals dat luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit toekomst pensioenen, blijft van toepassing tot het tijdstip dat de pensioenuitvoerder overgaat op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst dan wel beroepspensioenregeling, maar uiterlijk tot 1 januari 2027. In afwijking van de vorige zin zijn vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdelen E, G, K en L van het Besluit toekomst pensioenen van toepassing: het verval van de artikelen 15c en 23, en de artikelen 36 en 36a.

Artikel 11a. Beschikking over minimaal vereist eigen vermogen

Artikel 36a. Overgangsrecht

Het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, zoals dat luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit toekomst pensioenen, blijft van toepassing tot het tijdstip dat de pensioenuitvoerder overgaat op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst dan wel beroepspensioenregeling, maar uiterlijk tot 1 januari 2027. In afwijking van de vorige zin zijn vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdelen E, G, K en L van het Besluit toekomst pensioenen van toepassing: het verval van de artikelen 15c en 23, en de artikelen 36 en 36a.

ARTIKEL III VRIJSTELLINGS- EN BOETEBESLUIT WET BPF 2000

Het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5. Vrijsteling in verband met onvoldoende beleggingsrendement
1.
Op verzoek van een werkgever wordt door een bedrijfstakpensioenfonds voor alle werknemers of een deel van de werknemers van die werkgever vrijstelling verleend indien uit de performancetoets, uitgevoerd over een periode van 5 kalenderjaren, blijkt dat de uitkomst van de performancetoets een aanzienlijke afwijking in negatieve zin heeft of indien het bedrijfstakpensioenfonds geen performancetoets uitvoert. De performancetoets behelst een vergelijking van de beleggingsperformance van het bedrijfstakpensioenfonds met een benchmark, gecorrigeerd voor het door het bedrijfstakpensioenfonds gehanteerde strategisch beleggingsbeleid.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op een bedrijfstakpensioenfonds voor zover dat bedrijfstakpensioenfonds verzekerd is zonder een gesepareerd beleggingsdepot. Indien een bedrijfstakpensioenfonds gedeeltelijk verzekerd is zonder een gesepareerd beleggingsdepot is het eerste lid niet van toepassing op dit verzekerde gedeelte. In deze gevallen wordt aan een werkgever slechts vrijstelling verleend indien het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst niet of onvoldoende het beleggingsbeleid van de verzekeraar heeft getoetst.
3.
Het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds deelt op verzoek vanaf 1 april de uitkomst van de performancetoets mee met een toelichting op die uitkomst. In het bestuursverslag wordt de uitkomst van de performancetoets met een toelichting op die uitkomst opgenomen.
4.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de performancetoets.
B

In artikel 5a wordt «artikel 5, eerste lid, onderdeel a» vervangen door «artikel 5, eerste lid» en wordt «artikel 5, zesde lid» vervangen door «artikel 5, derde lid».

C

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

9.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de berekening van het verzekeringstechnisch nadeel, bedoeld in het vierde lid en de actuariële en financiële gelijkwaardigheid, bedoeld in het vijfde lid.
D

Artikel 7b wordt als volgt gewijzigd:

5.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de berekening van het verzekeringstechnisch nadeel, bedoeld in het derde lid.
E

Na artikel 9a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9b. Overgangsrecht Wet toekomst pensioenen
1.
De artikelen 5, 5a, 7 en 7b en bijlagen 1, 2 en 3, zoals die luidden op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit toekomst pensioenen, blijven van toepassing tot het tijdstip dat het bedrijfstakpensioenfonds overgaat op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 220i van de Pensioenwet maar uiterlijk tot 1 januari 2027.
2.
Indien bij een vrijstelling als bedoeld in de artikelen 2 of 6, is afgezien van de berekening van de actuariële en financiële gelijkwaardigheid op grond van artikel 7, vijfde lid, tweede zin, zoals dat luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit toekomst pensioenen, wordt vanaf het tijdstip dat het bedrijfstakpensioenfonds overgaat op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst als bedoeld in het eerste lid, de financiële gelijkwaardigheid van de pensioenregeling van de werkgever berekend aan de hand van artikel 6 van de Regeling vrijstellingen Wet Bpf 2000.
F

Bijlagen 1, 2 en 3 vervallen.

Artikel 5. Vrijsteling in verband met onvoldoende beleggingsrendement

Artikel 9b. Overgangsrecht Wet toekomst pensioenen

ARTIKEL IV UITVOERINGSBESLUIT INKOMSTENBELASTING 2001

Het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, vervalt «5.16b,».

B

In artikel 1, eerste lid, wordt «10.8 en 10.9» vervangen door «10.8, 10.9 en 10a.26».

C

Artikel 11b wordt als volgt gewijzigd:

D

In artikel 11c, eerste lid, wordt »zevende lid, onderdeel a» vervangen door «derde lid».

E

Artikel 11d wordt als volgt gewijzigd:

2.
Het ingevolge het eerste lid vastgestelde pensioengevend inkomen mag gedurende de periode van ziekte, arbeidsongeschiktheid, zwangerschapsverlof of bevallingsverlof worden geïndexeerd met de loonindex in de bedrijfstak waarin de werknemer werkzaam is, dan wel met de gemiddelde loonindex voor de CAO-lonen per maand, inclusief bijzondere beloningen, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
F

Artikel 11f wordt als volgt gewijzigd:

G

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

2.
In afwijking van het eerste lid verstrekt de verzekeraar van een pensioen als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdelen a en b, van de wet aan de belastingplichtige die met toepassing van de artikelen 38q of 38r van de Wet op de loonbelasting 1964 pensioen opbouwt een opgave van het bedrag van de in het voorafgaande kalenderjaar in de pensioenregeling van de belastingplichtige ingelegde premies voor ouderdomspensioen en partnerpensioen op of na pensioendatum voor zover dit bedrag het gevolg is van de toeneming van de diensttijd in dat voorafgaande kalenderjaar waarbij de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen premies worden bepaald overeenkomstig artikel 10a.25 van de wet.
H

In artikel 15, tweede lid, wordt «de artikelen 38q of 38r» vervangen door «artikel 38r».

I

In artikel 15, eerste lid, vervalt «en exclusief de premie voor een compensatie als bedoeld in artikel 38s van de Wet op de loonbelasting 1964».

J

Artikel 17bis vervalt.

K

Na artikel 25 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 25a Experimenteerbepaling zelfstandigen
1.
Artikel 1a, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op de beëindiging van deelname aan een pensioenregeling als bedoeld in artikel 150a van de Pensioenwet.
2.
Artikel 11e is van overeenkomstige toepassing op de deelname aan een pensioenregeling als bedoeld in artikel 150a van de Pensioenwet, met dien verstande dat dit alleen geldt voor het eerste jaar van deelname.
Artikel 25b Overgangsrecht vrijwillige voortzetting
In afwijking van artikel 1a, eerste lid, onderdeel a, geldt voor de toepassing van artikel 1a, eerste lid, onderdeel a, een termijn van vijftien jaar indien de arbeidsverhouding op grond waarvan de deelneming aan een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de wet, was verplicht, is geëindigd voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen en voor zover gedurende de periode van vrijwillige voortzetting winst uit onderneming wordt genoten als bedoeld in artikel 3.8 van de wet.
L

Artikel 25a wordt als volgt gewijzigd:

2.
In afwijking van artikel 3.135 van de wet kan de belastingplichtige het opgebouwde pensioen in een pensioenregeling als bedoeld in artikel 150a van de Pensioenwet geruisloos aanwenden ter verkrijging van een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125 van de wet of een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van de wet.
3.
Indien de belastingplichtige met toepassing van artikel 9, vierde lid, onderdelen b en c, van het Besluit experiment pensioenregeling zelfstandigen overgaat tot afkoop of overdracht van het gehele opgebouwde pensioen in een pensioenregeling als bedoeld in artikel 150a van de Pensioenwet, is artikel 3.135 van de wet niet van toepassing.
M

In artikel 25a vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

Artikel 25a Experimenteerbepaling zelfstandigen

Artikel 25b Overgangsrecht vrijwillige voortzetting

In afwijking van artikel 1a, eerste lid, onderdeel a, geldt voor de toepassing van artikel 1a, eerste lid, onderdeel a, een termijn van vijftien jaar indien de arbeidsverhouding op grond waarvan de deelneming aan een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de wet, was verplicht, is geëindigd voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen en voor zover gedurende de periode van vrijwillige voortzetting winst uit onderneming wordt genoten als bedoeld in artikel 3.8 van de wet.

ARTIKEL V UITVOERINGSBESLUIT LOONBELASTING 1965

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

A

In hoofdstuk 4 wordt voor artikel 10a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10
1.
In de premie, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de wet, zijn kosten voor vermogensbeheer en voor het afdekken van beleggingsrisico’s begrepen. Het percentage van artikel 18a, eerste lid, van de wet wordt verhoogd met overige kosten ten behoeve van een aanspraak ingevolge een pensioenregeling. De overige kosten, bedoeld in de tweede zin, kunnen niet worden aangewend voor een ouderdomspensioen en partnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de maximale premie, bedoeld in artikel 38r, eerste lid, van de wet.
B

Artikel 10a wordt als volgt gewijzigd:

  1. de periode gedurende welke de dienstbetrekking heeft geduurd, met dien verstande dat bij dienstbetrekkingen in deeltijd de aldus in aanmerking te nemen periode wordt verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor;.
  1. perioden gedurende welke, in aansluiting op de in de onderdelen a en b bedoelde perioden, na onvrijwillig ontslag loongerelateerde uitkeringen worden ontvangen, of, perioden na ontslag van ten hoogste tien jaar voor zover in de laatstgenoemde perioden geen pensioen wordt opgebouwd uit hoofde van een dienstbetrekking die is ontstaan na aanvang van die perioden;.
  2. Onderdeel d vervalt, onder verlettering van de onderdelen e tot en met g tot d tot en met f.
  1. perioden gedurende welke, in aansluiting op de in de onderdelen a en b bedoelde perioden, of in aansluiting op de in onderdeel c bedoelde perioden na onvrijwillig ontslag gedurende welke loongerelateerde uitkeringen worden ontvangen, uitkeringen worden ontvangen ingevolge een prepensioenregeling als bedoeld in artikel 38d van de wet;.
2.
Indien de periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bestaat uit een periode van onbetaald verlof, wordt die laatstgenoemde periode uitsluitend als dienstjaren in aanmerking genomen voor zover in die periode geen cumulatie plaatsvindt met opbouw in een pensioenregeling bij een andere inhoudingsplichtige of deelname aan een beroeps- of bedrijfstakpensioenregeling. De inhoudingsplichtige mag hierbij afgaan op een verklaring van de werknemer.
C

Artikel 10aa komt te luiden:

Artikel 10aa
1.
2.
3.
4.
Indien toepassing van artikel 18a, zesde of zevende lid, van de wet of artikel 38r, tweede lid, van de wet leidt tot een wijziging van de percentages, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de wet, onderscheidenlijk artikel 38r, eerste lid, van de wet, worden de in het eerste, tweede en derde lid bedoelde percentages bij ministeriële regeling vervangen door andere. Deze percentages worden berekend door de te vervangen percentages te vermenigvuldigen met de verhouding tussen het ingevolge artikel 18a, eerste lid, van de wet, onderscheidenlijk artikel 38r, eerste lid, van de wet, in het kalenderjaar in aanmerking te nemen percentage en het ingevolge artikel 18a, eerste lid, van de wet, onderscheidenlijk artikel 38r, eerste lid, van de wet, in het vorige kalenderjaar in aanmerking te nemen percentage.
5.
Bij het begin van het kalenderjaar worden de in het eerste, tweede en derde lid bedoelde bedragen bij ministeriële regeling vervangen door andere. Deze bedragen worden berekend door de te vervangen bedragen te vermenigvuldigen met de verhouding tussen het ingevolge artikel 18a, derde lid, van de wet in het kalenderjaar in aanmerking te nemen bedrag en het ingevolge artikel 18a, derde lid, van de wet in het vorige kalenderjaar in aanmerking te nemen bedrag.
D

Artikel 10ab vervalt.

E

Artikel 10b komt te luiden:

Artikel 10b
1.
Als loonbestanddelen als bedoeld in artikel 18g, tweede lid, onderdeel a, van de wet komen in aanmerking:
  1. alle loonbestanddelen, met uitzondering van het genot van een ter beschikking gestelde auto;
  2. ingehouden bedragen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel j, van de wet;
  3. loonbestanddelen die worden geruild tegen een vermindering van de arbeidstijd tot een maximum van 10% van de overeengekomen arbeidsduur, mits:
    1. De mogelijkheid van deze ruil schriftelijk is vastgelegd in een regeling waaraan ten minste driekwart van de werknemers kan deelnemen die behoren tot een organisatorische of functionele eenheid van de inhoudingsplichtige;
    2. Het een regeling betreft waarbij de verlaging van het loon tijdelijk is; en
    3. De werknemer ten minste één keer per jaar de keuze heeft om de samenstelling van zijn loon te wijzigen.
2.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, komen eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 31 van de wet slechts in aanmerking, indien deze bestanddelen geïndividualiseerd zijn.
3.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, mogen voor de toepassing van de artikelen 18b en 18c van de wet regelmatig genoten loonbestanddelen worden gesteld op het gemiddelde van die regelmatig genoten loonbestanddelen in ten hoogste de laatste vijf kalenderjaren direct voorafgaande aan het kalenderjaar van overlijden van de werknemer. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing op niet regelmatig genoten loonbestanddelen.
4.
Gedurende perioden van onbetaald verlof als bedoeld in artikel 10a, tweede lid, wordt voor de toepassing van het eerste lid uitgegaan van de direct voorafgaande aan die perioden genoten loonbestanddelen, dan wel de direct na afloop van die perioden genoten loonbestanddelen.
5.
Gedurende perioden na onvrijwillig ontslag waarin loongerelateerde uitkeringen worden ontvangen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel c, wordt voor de toepassing van het eerste lid uitgegaan van de direct voorafgaande aan die perioden genoten loonbestanddelen uit tegenwoordige dienstbetrekking.
6.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt gedurende andere perioden na ontslag dan bedoeld in het vijfde lid, uitgegaan van de direct voorafgaande aan die perioden genoten loonbestanddelen uit tegenwoordige dienstbetrekking. De eerste zin geldt voor een periode van ten hoogste drie jaar. Vanaf het vierde kalenderjaar na ontslag wordt geen hoger bedrag als pensioengevend loon in aanmerking genomen dan het door de gewezen werknemer in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar genoten gezamenlijke bedrag van:
  1. De winst uit onderneming vóór de ondernemersaftrek;
  2. De genoten loonbestanddelen uit tegenwoordige dienstbetrekking;
  3. Het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden; en
  4. De belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen.
7.
Voor de toepassing van artikel 18g, tweede lid, onderdeel b, van de wet mag een loonsverlaging buiten beschouwing blijven, voor zover deze het gevolg is van het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie, in de periode die aanvangt 10 jaar direct voorafgaande aan de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum.
8.
Voor de toepassing van artikel 18g, tweede lid, onderdeel c, van de wet mag een loonsverlaging buiten beschouwing blijven, voor zover deze het gevolg is van ziekte of arbeidsongeschiktheid.
9.
Voor de toepassing van het vierde tot en met achtste lid kan het loon gedurende de aldaar bedoelde perioden worden geïndexeerd met de loonindex in de bedrijfstak waarin de werknemer werkzaam is, dan wel met de gemiddelde loonindex voor de CAO-lonen per maand, inclusief bijzondere beloningen, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
F

Artikel 10ba vervalt.

G

In artikel 11, eerste lid, wordt na onderdeel d een onderdeel ingevoegd, luidende:

  1. uitkeringen ingevolge een pensioenregeling waaraan wordt deelgenomen op grond van artikel 150a van de Pensioenwet;.
H

In hoofdstuk 7 wordt voor artikel 13 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12c
Voor de toepassing van artikel 10b, zesde lid, onder 1°, blijft een toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve, bedoeld in artikel 10a.29, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, buiten aanmerking.

Artikel 10

Artikel 10aa

Artikel 10b

Artikel 12c

Voor de toepassing van artikel 10b, zesde lid, onder 1°, blijft een toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve, bedoeld in artikel 10a.29, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, buiten aanmerking.

ARTIKEL VI INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL VII CITEERTITEL

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit toekomst pensioenen.

stb-2023-218 (PDF)

Besluit van 22 juni 2023 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen en het Besluit toekomst pensioenen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 19 juni 2023, nr. 2023-0000330515, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst;

Gelet op artikel XV van de Wet toekomst pensioenen en artikel VI van het Besluit toekomst pensioenen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De Wet toekomst pensioenen treedt in werking met ingang van 1 juli 2023, met uitzondering van:

Artikel 2

Het Besluit toekomst pensioenen treedt in werking met ingang van 1 juli 2023, met uitzondering van:

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.