Besluit van 17 december 2021 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 19 november 2021, nr. 2021-0000228261.
Gelet op artikel 3.54 van de Wet inkomstenbelasting 2001, artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, artikel 33g van de Wet op de omzetbelasting 1968, de artikelen 29 en 30hb van de Invorderingswet 1990, artikel 30hb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 1:30 van de Algemene douanewet, de artikelen 64 en 64a van de Wet op de accijns, de artikelen 15 en 16 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, de artikelen 47, 50, 60a en 92 van de Wet belastingen op milieugrondslag, de artikelen 37h en 40a van de Wet waardering onroerende zaken en artikel 38 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 december 2021, nr. W06.21.0351/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 15 december 2021, nr. 2021-0000250980;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
In het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 wordt artikel 12a, onderdeel c, als volgt gewijzigd:
- wat betreft de provincie Utrecht: artikel 2.3 van de Uitvoeringsverordening subsidie Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht 2021;.
ARTIKEL II
Het Besluit fiscale eenheid 2003 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Voor de toepassing van artikel 15ae, eerste lid, aanhef en onderdelen a en c, van de wet vindt verrekening van een voorvoegingsverlies van een maatschappij met de aan die maatschappij volgens het eerste lid, aanhef en onderdeel a, toe te rekenen winst van de fiscale eenheid plaats tot maximaal het op basis van de tweede zin aan die maatschappij toe te rekenen bedrag dat bij de fiscale eenheid in een jaar op basis van artikel 20, tweede lid, tweede zin, van de wet aan verlies kan worden verrekend. Het bedrag dat bij de fiscale eenheid in een jaar op basis van artikel 20, tweede lid, tweede zin, van de wet aan verlies kan worden verrekend wordt toegerekend aan de maatschappijen met te verrekenen voorvoegingsverliezen naar verhouding van de aan die maatschappijen toe te rekenen winst van de fiscale eenheid.3.
Indien bij een maatschappij het bedrag aan voorvoegingsverliezen lager is dan het bedrag dat op grond van het tweede lid maximaal kan worden verrekend, wordt het verschil tussen die bedragen verdeeld over de maatschappijen met een na toepassing van het tweede lid resterend bedrag aan voorvoegingsverliezen naar verhouding van de na toepassing van het tweede lid resterende aan die maatschappijen toe te rekenen winst van de fiscale eenheid en vindt verrekening van het resterende bedrag aan voorvoegingsverlies van een maatschappij met de resterende aan die maatschappij toe te rekenen winst van de fiscale eenheid plaats tot maximaal het aldus toegerekende bedrag. Indien bij een maatschappij het resterende bedrag aan voorvoegingsverliezen lager is dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van de eerste zin, wordt de eerste zin opnieuw toegepast, met dien verstande dat daarbij wordt uitgegaan van de na toepassing van de eerste zin resterende bedragen.Artikel 12a Volgorde verrekening voorvoegingsvoorheffingen
1.
Indien de ruimte voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen bij de moedermaatschappij, bedoeld in artikel 15ak, vierde lid, van de wet, lager is dan de ruimte, bedoeld in artikel 15ak, vijfde lid, van de wet, die hiervoor bij de maatschappijen met voorvoegingsvoorheffingen gezamenlijk zou bestaan indien zij geen deel zouden uitmaken van de fiscale eenheid, worden voor de toepassing van artikel 15ak, eerste en tweede lid, van de wet de voorvoegingsvoorheffingen van een maatschappij verrekend met een aanslag van de moedermaatschappij tot maximaal het bedrag dat volgt uit de formule (bm/bt) x vpbfe waarbij wordt verstaan onder:2.
Indien bij een maatschappij het bedrag aan voorvoegingsvoorheffingen lager is dan het bedrag dat door die maatschappij op grond van de formule, bedoeld in het eerste lid, kan worden verrekend, wordt het verschil tussen die bedragen (resterende voorheffingsruimte) verdeeld over de maatschappijen met een na toepassing van het eerste lid resterend bedrag aan voorvoegingsvoorheffingen. De verdeling wordt berekend op basis van de formule in het eerste lid, met dien verstande dat bij toepassing van die formule vpbfe gelijk is aan de resterende voorheffingsruimte.3.
Indien bij een maatschappij na toepassing van het tweede lid resterende voorheffingsruimte bestaat, wordt het tweede lid opnieuw toegepast, met dien verstande dat bij toepassing van de formule vpbfe gelijk is aan die resterende voorheffingsruimte.4.
Voor de toepassing van dit artikel op situaties als bedoeld in artikel 25c, tweede lid, van de wet wordt onder maatschappij ook verstaan een fiscale eenheid die is uitgebreid, onderscheidenlijk een bestaande fiscale eenheid die is opgenomen in een nieuwe fiscale eenheid.Artikel 12a Volgorde verrekening voorvoegingsvoorheffingen
ARTIKEL III
Het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3
De vrijstelling, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel t, van de wet, is van toepassing onder de volgende voorwaarden:- uit het verkoopregulerend beding bij de eerdere verkrijging blijkt een zelfbewoningsplicht voor de eerdere verkrijger;
- de waarde van de woning ten tijde van de eerdere verkrijging is de waarde, bedoeld in artikel 52 van de wet, zonder rekening te houden met het verkoopregulerend beding en is niet hoger dan het bedrag, genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdeel p, onder 4°, van de wet, ten tijde van de huidige verkrijging;
- de woning is bij de eerdere verkrijging verkregen met een koperskorting van ten minste 10% en ten hoogste 50% van de waarde van die woning ten tijde van de eerdere verkrijging;
- bij vervreemding door de natuurlijk persoon geldt dat de natuurlijk persoon de verkregen koperskorting geheel of gedeeltelijk moet terugbetalen aan de verkrijger, of dat de verkrijger in bepaalde mate deelt in de tussentijdse waardeontwikkeling.
2.
Onder het totaal van de waarde van de woning of rechten waaraan deze is onderworpen en tot die woning behorende aanhorigheden als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel p, onder 4°, van de wet wordt verstaan de som van de waarde van de huidige verkrijging en de waarde van eventuele eerdere verkrijgingen die plaatsvonden in de voorafgaande twaalf maanden en betrekking hebben op dezelfde woning of rechten waaraan deze is onderworpen of een aanhorigheid bij die woning, door dezelfde persoon.Artikel 3
De vrijstelling, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel t, van de wet, is van toepassing onder de volgende voorwaarden:
ARTIKEL IV
Het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL V
Het Besluit belasting- en invorderingsrente wordt als volgt gewijzigd:
- is voor de vennootschapsbelasting en de bronbelasting gelijk aan het percentage van de ingevolge artikel 120, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde wettelijke rente, bedoeld in de artikelen 119a en 119b van Boek 6 van dat wetboek, met dien verstande dat een wijziging van de wettelijke rente eerst twee maanden na die wijziging leidt tot een aanpassing van de belastingrente en het eerstgenoemde percentage ten minste 8 bedraagt.
ARTIKEL VI
In het Algemeen douanebesluit wordt artikel 1:13 wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL VII
Het Uitvoeringsbesluit accijns wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL VIII
Het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 14
1.
De teruggaaf, bedoeld in artikel 16 van de wet, wordt uitsluitend verleend indien:- in het kentekenregister het motorrijtuig de status export of sloop heeft;
- het motorrijtuig was tenaamgesteld in het kentekenregister;
- de aanvraag wordt gedaan binnen 13 weken na het vervallen van de tenaamstelling in het kentekenregister;
- de aanvrager schriftelijk verklaart dat met het motorrijtuig geen gebruik is gemaakt van de weg; en
- de tenaamstelling in het kentekenregister is vervallen binnen twee weken nadat het motorrijtuig voor het eerst was tenaamgesteld in dat register, met dien verstande dat bij een nieuw motorrijtuig de tenaamstelling in dat register op een later moment mag zijn vervallen indien, op verzoek van de inspecteur, het motorrijtuig wordt getoond op een door hem te bepalen plaats en tijdstip of bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat het motorrijtuig nooit op de weg is gebruikt en daadwerkelijk is geëxporteerd of gesloopt.
2.
De teruggaaf wordt verleend, nadat en voor zover de belasting is voldaan, aan degene op wiens naam het motorrijtuig was gesteld direct voorafgaand aan het vervallen van de tenaamstelling in het kentekenregister.3.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.Artikel 14
ARTIKEL IX
Het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
Artikel a18a
Onder een comptabele meetinrichting als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel w, van de wet wordt verstaan een comptabele meetinrichting die als zodanig wordt aangemerkt bij een krachtens de Elektriciteitswet 1998 vastgestelde regeling van de Autoriteit Consument en Markt en die wordt beheerd en uitgelezen door een erkend meetverantwoordelijke als bedoeld in die regeling.Artikel b18a
1.
Artikel 50, vierde lid, van de wet is slechts van toepassing voor leveringen van elektriciteit aan een energieopslagfaciliteit via een grootverbruikaansluiting indien degene aan wie wordt geleverd een verklaring heeft overgelegd aan de leverancier dat hij een energieopslagfaciliteit exploiteert.2.
Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot de verklaring, bedoeld in het eerste lid, en de administratie van de organisatorische eenheid die de energieopslagfaciliteit exploiteert.Artikel a18a
Onder een comptabele meetinrichting als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel w, van de wet wordt verstaan een comptabele meetinrichting die als zodanig wordt aangemerkt bij een krachtens de Elektriciteitswet 1998 vastgestelde regeling van de Autoriteit Consument en Markt en die wordt beheerd en uitgelezen door een erkend meetverantwoordelijke als bedoeld in die regeling.
Artikel b18a
ARTIKEL X
Het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken wordt als volgt gewijzigd:
- de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van de behandeling en betaling van de zakelijke lasten en gebruikerslasten met betrekking tot onroerende zaken waarvan de Staat eigenaar of gebruiker is.
3.
Als derden als bedoeld in artikel 40a van de wet, waaraan het waardegegeven en de daarbij behorende temporele en meta-kenmerken van een onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient, kan worden verstrekt, worden mede aangewezen instellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, indien deze om het waardegegeven en de daarbij behorende temporele en meta-kenmerken verzoeken ten behoeve van het verrichten van cliëntenonderzoek of melden van verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transacties, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van die wet.ARTIKEL XI
Het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XII
De artikelen 1a en 1b van het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zoals deze luidden op 31 december 2020 blijven van toepassing met betrekking tot berekeningsjaren die zijn aangevangen voor 1 januari 2021.