Part of Smart Yellow Suite

WGK013150
Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen PbEU 2021, L 104) (Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie)

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Financiën
Datum uitgave 13 september 2022
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen PbEU 2021, L 104) (Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie)

Samenvatting

Met onderhavig wetsvoorstel worden digitale platformen in de toekomst verplicht gesteld om jaarlijks informatie aan te leveren aan de Belastingdienst over verkopers die via hun platformen geld verdienen. Het doel van dit wetsvoorstel? Meer transparantie over inkomsten die inwoners van de Europese Unie behalen via deze platformen en daardoor eerlijkere belastingheffing. Als je bijvoorbeeld via een digitaal platform je huis verhuurt, of als taxichauffeur via een platform wordt gekoppeld aan mensen die een taxirit afnemen, dan moet dit platform bepaalde informatie over de verkoper van deze activiteiten in de toekomst aanleveren bij de Belastingdienst. Enkele voorbeelden van informatie zijn: naam, adres, rekeningnummer en de met de activiteit behaalde inkomsten. De Belastingdienst wisselt deze informatie op automatische basis uit met de belastingdiensten van de EU-lidstaten voor wie deze gegevens van belang zijn om belasting te kunnen heffen. Het wetsvoorstel bevat ook een aantal andere wijzigingen die niets met digitale platformen te maken hebben. Deze wijzigingen richten zich op andere vormen van administratieve bijstandsverlening bij de heffing van belastingen. Zo wordt het mogelijk om gezamenlijk met meerdere EU-lidstaten audits uit te voeren en wordt de rechtsbescherming van belastingplichtigen bij gezamenlijke belastingcontroles verbeterd. Andere wijzigingen richten zich op de gegevensbescherming van belastingplichtigen. Zo worden er beveiligingen geïntroduceerd om een mogelijk datalek binnen de Europese Unie zo snel en goed mogelijk op te lossen. Met dit wetsvoorstel wordt de EU-richtlijn transparantie inzake inkomsten via de digitale platformeconomie en overige aanpassingen (ook wel DAC7) geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. De andere EU-lidstaten zijn voornemens vergelijkbare wetgeving in te voeren.

Documenten

stb-2022-538 (PDF)

Wet van 21 december 2022 tot wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (PbEU 2021, L 104) (Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen aan te passen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (PbEU 2021, L 104);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel q door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

B

In artikel 2a, zesde lid, wordt «10e en 10h» vervangen door «10e, 10h, 10j en 10l».

C

Na artikel 2d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2e
Voor de toepassing van dit artikel, artikel 6g, artikel 8, eerste lid, hoofdstuk II, afdeling 4ac, en de daarop berustende bepalingen en artikel 11 wordt verstaan onder:
D

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5bis
1.
Voor een verzoek als bedoeld in artikel 5 zijn de verzochte inlichtingen naar verwachting van belang indien de bevoegde autoriteit van een verzoekende staat op het moment van het verzoek van oordeel is dat er overeenkomstig haar nationale wetgeving een redelijke mogelijkheid bestaat dat de verzochte inlichtingen van belang zullen zijn voor de belastingaangelegenheden van een of meerdere belastingplichtigen, bij naam geïdentificeerd of anderszins, en het verzoek gerechtvaardigd is voor de doeleinden van het onderzoek.
2.
Om het verwachte belang van de verzochte inlichtingen aan te tonen, verstrekt de bevoegde autoriteit van een verzoekende staat ten minste de volgende inlichtingen aan Onze Minister:
  1. het fiscale doel waarvoor de informatie wordt opgevraagd; en
  2. een specificering van de inlichtingen die nodig zijn voor de uitvoering of handhaving van haar nationale wetgeving.
3.
Indien een verzoek als bedoeld in artikel 5 betrekking heeft op een groep belastingplichtigen die niet individueel kunnen worden geïdentificeerd, verstrekt de bevoegde autoriteit van een verzoekende staat aan Onze Minister ten minste de volgende inlichtingen:
  1. een gedetailleerde beschrijving van de groep;
  2. een toelichting bij de van toepassing zijnde wetgeving en bij de feiten op basis waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat de belastingplichtigen in de groep die wetgeving niet hebben nageleefd;
  3. een toelichting bij de manier waarop de gevraagde inlichtingen zouden bijdragen aan het bepalen van de mate waarin de belastingplichtigen in de groep aan de van toepassing zijnde wetgeving voldoen; en
  4. in voorkomend geval, feiten en omstandigheden die verband houden met de betrokkenheid van een derde die actief heeft bijgedragen aan de mogelijke niet-naleving van de van toepassing zijnde wetgeving door de belastingplichtigen in de groep.
E

Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:

1.
Bij een verzoek om inlichtingen van de bevoegde autoriteit van een lidstaat verstrekt Onze Minister de inlichtingen, bedoeld in artikel 5, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst van het verzoek. Indien Onze Minister niet binnen die termijn van drie maanden aan het verzoek kan voldoen, deelt hij de redenen hiervoor onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk drie maanden na ontvangst van het verzoek, mee aan de bevoegde autoriteit van een verzoekende lidstaat met vermelding van de datum waarop hij denkt aan het verzoek te kunnen voldoen, waarbij geldt dat aan het verzoek uiterlijk zes maanden na de datum van ontvangst van het verzoek dient te worden voldaan. In afwijking van de eerste en tweede zin verstrekt Onze Minister inlichtingen die reeds in zijn bezit zijn binnen twee maanden na de datum van ontvangst van het verzoek.
F

Artikel 6b wordt als volgt gewijzigd:

  1. royalty’s.
G

Artikel 6d wordt als volgt gewijzigd:

H

Aan hoofdstuk II, afdeling 2, wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 6g
1.
Onze Minister verstrekt op grond van Richtlijn 2011/16/EU de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan de te rapporteren verkoper een ingezetene is als bedoeld in bijlage V, deel II, onderdeel D, van Richtlijn 2011/16/EU en, indien de te rapporteren verkoper onroerende zaken verhuurt, in ieder geval aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin de onroerende zaak is gelegen, automatisch de gegevens en inlichtingen, bedoeld in de artikelen 10j, tweede, derde en vijfde lid, en 10l, derde en vijfde lid.
2.
Onze Minister verstrekt de gegevens en inlichtingen uiterlijk twee maanden na het einde van de rapportageperiode waarop de op de rapporterende platformexploitant toepasselijke rapportageverplichtingen betrekking hebben.
I

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

J

In artikel 8a, derde lid, tweede zin, wordt na «autoriteit» ingevoegd «binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het voorstel».

K

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

  1. deelnemen aan onderzoeken die in Nederland worden uitgevoerd, waar passend met gebruik van elektronische communicatiemiddelen.
2.
Onze Minister reageert op een verzoek als bedoeld in het eerste lid binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van dat verzoek. Hij deelt de bevoegde autoriteit van de verzoekende staat de inwilliging van het verzoek of de gemotiveerde weigering ervan mee.
3.
Indien door de bevoegde autoriteit van de verzoekende staat gemachtigde ambtenaren deelnemen aan een onderzoek, al dan niet met gebruik van elektronische communicatiemiddelen, kunnen zij met inachtneming van de door Nederland vastgestelde procedurele regelingen personen ondervragen en bescheiden onderzoeken.
L

In hoofdstuk II wordt na afdeling 4 een afdeling ingevoegd, luidende:

M

In artikel 10g, eerste lid, wordt na «31» ingevoegd «, 32 bis».

N

In hoofdstuk II worden na afdeling 4ab twee afdelingen ingevoegd, luidende:

O

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

3.
Indien het aan opzet of grove schuld van de rapporterende platformexploitant, bedoeld in de artikelen 10j, eerste lid, 10k, eerste lid, en 10l, eerste en tweede lid, is te wijten dat de verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk II, afdeling 4ac, en de daarop berustende bepalingen, niet, niet tijdig, niet volledig of niet juist zijn of worden nagekomen, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan Onze Minister hem een bestuurlijke boete van ten hoogste het bedrag van de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, kan opleggen.
P

In artikel 14, vijfde lid, wordt «6e en 6f» vervangen door «6e, 6f en 6g».

Q

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

  1. voor de vaststelling, tenuitvoerlegging en handhaving van het nationale recht van de andere lidstaat met betrekking tot de omzetbelasting en andere indirecte belastingen;.
3.
Onze Minister kan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat een lijst mededelen van andere dan de in het eerste lid bedoelde doeleinden waarvoor de verstrekte inlichtingen kunnen worden gebruikt. De bevoegde autoriteit van de lidstaat die de inlichtingen ontvangt, kan deze zonder de toestemming, bedoeld in het tweede lid, overeenkomstig het nationale recht van die lidstaat gebruiken voor alle doeleinden die in de lijst zijn medegedeeld.
R

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

S

In artikel 23 worden, onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot vijfde tot en met zevende lid, drie leden ingevoegd, luidende:

2.
Voor een verzoek zijn de verzochte inlichtingen naar verwachting van belang indien Onze Minister op het moment van het verzoek van oordeel is dat er overeenkomstig de Nederlandse wetgeving een redelijke mogelijkheid bestaat dat de verzochte inlichtingen van belang zullen zijn voor de belastingaangelegenheden van een of meerdere belastingplichtigen, bij naam geïdentificeerd of anderszins, en het verzoek gerechtvaardigd is voor de doeleinden van het onderzoek.
3.
Om het verwachte belang van de verzochte inlichtingen aan te tonen, verstrekt Onze Minister ten minste de volgende inlichtingen aan de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat:
  1. het fiscale doel waarvoor de informatie wordt opgevraagd; en
  2. een specificering van de inlichtingen die nodig zijn voor de uitvoering of handhaving van de Nederlandse wetgeving.
4.
Indien een verzoek betrekking heeft op een groep belastingplichtigen die niet individueel kunnen worden geïdentificeerd, verstrekt Onze Minister aan de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat ten minste de volgende inlichtingen:
  1. een gedetailleerde beschrijving van de groep;
  2. een toelichting bij de van toepassing zijnde wetgeving en bij de feiten op basis waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat de belastingplichtigen in de groep die wetgeving niet hebben nageleefd;
  3. een toelichting bij de manier waarop de gevraagde inlichtingen zouden bijdragen aan het bepalen van de mate waarin de belastingplichtigen in de groep aan de van toepassing zijnde wetgeving voldoen; en
  4. in voorkomend geval, feiten en omstandigheden die verband houden met de betrokkenheid van een derde die actief heeft bijgedragen aan de mogelijke niet-naleving van de van toepassing zijnde wetgeving door de belastingplichtigen in de groep.
T

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

  1. deelnemen aan onderzoeken die in de aangezochte staat worden uitgevoerd, waar passend met gebruik van elektronische communicatiemiddelen.
3.
Ambtenaren van de rijksbelastingdienst, dan wel andere ambtenaren die belast zijn met de heffing van belastingen, die overeenkomstig het eerste lid in de aangezochte staat deelnemen aan een onderzoek, al dan niet met gebruik van elektronische communicatiemiddelen, kunnen overeenkomstig de door de aangezochte staat gestelde procedurele regelingen personen ondervragen en bescheiden onderzoeken.
U

In hoofdstuk III wordt na afdeling 3 een afdeling ingevoegd, luidende:

V

In artikel 28 wordt «10g en 10h» vervangen door «10g, 10h, 10j en 10l».

W

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

4.
De bevoegde autoriteit van een andere lidstaat kan Onze Minister een lijst mededelen van andere dan de in het eerste en derde lid bedoelde doeleinden waarvoor de verstrekte inlichtingen kunnen worden gebruikt overeenkomstig de Nederlandse wetgeving. Onze Minister kan die inlichtingen zonder de toestemming, bedoeld in het tweede lid, gebruiken voor alle doeleinden die in de lijst zijn medegedeeld.

Artikel 2e

Voor de toepassing van dit artikel, artikel 6g, artikel 8, eerste lid, hoofdstuk II, afdeling 4ac, en de daarop berustende bepalingen en artikel 11 wordt verstaan onder:

Artikel 5bis

Artikel 6g

Artikel 10bis

Artikel 10ter

Artikel 10i

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden verzamel- en verificatievereisten gesteld aan rapporterende platformexploitanten als bedoeld in de artikelen 10j, eerste lid, en 10l, tweede lid, met het oog op het door die platformexploitanten rapporteren van gegevens en inlichtingen als bedoeld in de artikelen 10j tot en met 10l, alsmede regels met betrekking tot de wijze waarop die gegevens en inlichtingen aan Onze Minister worden verstrekt.

Artikel 10j

Artikel 10k

Artikel 10l.

Artikel 10m

Artikel 10n

Indien Onze Minister vaststelt dat een platformexploitant een uitgesloten platformexploitant is, stelt hij de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten daarvan, alsmede van eventuele latere wijzigingen, in kennis.

Artikel 10o

Onverminderd artikel 10p, verstrekt een rapporterende platformexploitant als bedoeld in de artikelen 10j, eerste lid, en 10l, tweede lid, de gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel 10j, derde, vierde, vijfde en zesde lid, uiterlijk op 31 januari van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de verkoper is aangemerkt als een te rapporteren verkoper tevens aan de te rapporteren verkoper waarop die gegevens en inlichtingen betrekking hebben.

Artikel 10p

Elke rapporterende financiële instelling als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel a, intermediair als bedoeld in artikel 10h, eerste lid, of rapporterende platformexploitant als bedoeld in de artikelen 10j, eerste lid, of 10l, tweede lid, is gehouden:

Artikel 10q

Artikel 27a

Onze Minister kan de bevoegde autoriteit van een lidstaat verzoeken een gezamenlijke audit uit te voeren.

ARTIKEL IA

In de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt na artikel 53 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 53bis
1.
Rapporterende platformexploitanten als bedoeld in artikel 10j, eerste lid, en 10l, tweede lid, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, zijn verplicht om gegevens en inlichtingen als bedoeld in artikel 10j, tweede, derde en vijfde lid, en artikel 10l, derde en vijfde lid, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen te rapporteren aan de inspecteur, voor zover de te rapporteren verkoper, bedoeld in artikel 2e, onderdeel n, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, een ingezetene als bedoeld in bijlage V, deel II, onderdeel D, van Richtlijn 2011/16/EU is van Nederland of voor zover de relevante activiteit van de te rapporteren verkoper de verhuur van onroerende zaken betreft van in Nederland gelegen onroerende zaken. De rapporterende platformexploitant verstrekt de gegevens en inlichtingen met betrekking tot de rapportageperiode, bedoeld in artikel 2e, onderdeel u, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, uiterlijk op 31 januari van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin een verkoper als te rapporteren verkoper is aangemerkt.
2.
Artikel 10i van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing voor zover de rapportage ziet op gegevens en inlichtingen als bedoeld in het eerste lid.
3.
De artikelen 10j, achtste lid, 10l, zevende en achtste lid, 10m, 10o en 10p van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen zijn van overeenkomstige toepassing op de rapporterende platformexploitant, bedoeld in het eerste lid, met het oog op het door die platformexploitant rapporteren van gegevens en inlichtingen, bedoeld in het eerste lid.
4.
Bij toepassing van artikel 69 met betrekking tot de verplichtingen die volgen uit het eerste, tweede en derde lid vervalt het vereiste dat het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.

Artikel 53bis

ARTIKEL II

ARTIKEL III

Deze wet wordt aangehaald als: Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.