Besluit van 22 augustus 2022, houdende wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met betrekking tot de berekening van de eigen bijdrage, het creëren van de mogelijkheid om af te wijken van de restitutietermijn, de mogelijkheid om een gemeentelijke vrijstelling tot zesendertig maanden te laten terugwerken en enige andere wijzigingen
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Langdurige Zorg en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 4 juli 2022, kenmerk 3384602-1031038-WJZ;
Gelet op artikel 3.2.5, eerste en tweede lid, van de Wet langdurige zorg en artikelen 2.1.4a, vijfde lid, onderdeel b, en zevende lid, en 2.1.4b, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 juli 2022, no. W13.22.00082/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Langdurige Zorg en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 augustus 2022, kenmerk 3414010-1033440-WJZ;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1.1 wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 3.3.1.2, tweede en derde lid, komen te luiden:
2.
De vermogensgrondslag van een persoon is zijn rendementsgrondslag aan het begin van het peiljaar voor zover die rendementsgrondslag meer bedraagt dan het voor dat jaar van toepassing zijnde bedrag in artikel 9.4, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001.3.
In afwijking van het tweede lid is de vermogensgrondslag van een persoon in geval artikel 3.3.2.3, tweede lid, artikel 3.3.2.4, tweede lid, of artikel 3.3.2.5 van toepassing is, de te verwachten rendementsgrondslag over het lopende jaar voor zover die rendementsgrondslag meer bedraagt dan het van toepassing zijnde bedrag in artikel 9.4, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001.C
Artikel 3.3.1.6 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Onverminderd het zevende lid, wordt voor zover de bevoegdheid tot herziening van de bijdrage over een maand is vervallen op grond van het tweede tot en met zesde lid, de over die periode eerder vastgestelde bijdrage van rechtswege definitief.7.
In afwijking van het tweede lid kan het CAK uit eigen beweging of op aanvraag van de verzekerde een eigen bijdrage herzien en restitueren over meer dan 36 maanden, indien het CAK van oordeel is dat het verzuim om de bijdrage te herzien:- het gevolg is van een ernstige tekortkoming of vertraging in de gegevensuitwisseling of verwerking daarvan die noodzakelijk is voor het herzien van de bijdrage; en
- de tekortkoming of vertraging, niet aan de verzekerde te wijten is.
8.
De aanvraag, bedoeld in het zevende lid, wordt gedaan uiterlijk vijf jaar na het bekend worden bij de verzekerde van een omstandigheid die aanleiding geeft tot herziening van de bijdrage.D
In artikel 3.3.1.7, tweede lid, wordt na «en 3.3.2.4a, eerste» ingevoegd «, derde».
E
Artikel 3.3.2.2 wordt als volgt gewijzigd:
11.
De aanvraag, bedoeld in het negende lid, wordt gedaan uiterlijk vier maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft of uiterlijk vier maanden na de datum waarop de bijdrage op basis van het bijdrageplichtig inkomen wordt vastgesteld.F
In artikel 3.3.2.7 wordt «grondslag sparen en beleggen» telkens vervangen door «rendementsgrondslag».
ARTIKEL II
Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 3.1, eerste en tweede lid, komen te luiden:
1.
Dit hoofdstuk is van toepassing op bijdragen als bedoeld in de artikelen 2.1.4, derde lid, 2.1.4a, eerste lid, 2.1.5, en 8.4, tweede lid, van de wet.2.
Paragraaf 2 is, tenzij paragraaf 3 of 4 van toepassing is, van toepassing op bijdragen voor aangewezen algemene voorzieningen, bedoeld in artikel 2.1.4, derde lid van de wet, maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten.C
Artikel 3.2, tweede en derde lid, komen te luiden:
2.
De vermogensgrondslag van een persoon is zijn rendementsgrondslag aan het begin van het peiljaar voor zover die rendementsgrondslag meer bedraagt dan het voor dat jaar van toepassing zijnde bedrag in artikel 9.4, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001.3.
In afwijking van het tweede lid is de vermogensgrondslag van een persoon in geval artikel 3.14, tweede lid, artikel 3.15, tweede lid, of artikel 3.16 van toepassing is, de te verwachten rendementsgrondslag over het lopende jaar voor zover die rendementsgrondslag meer bedraagt dan het van toepassing zijnde bedrag in artikel 9.4, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001.D
Artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:
6.
In afwijking van het tweede lid, kan het CAK uit eigen beweging of op aanvraag van de cliënt, een eigen bijdrage herzien en restitueren over meer dan 36 maanden, indien het CAK van oordeel is dat het verzuim om de bijdrage te herzien:- het gevolg is van een ernstige tekortkoming of vertraging in de vaststelling van de gegevens, de gegevensuitwisseling of de verwerking daarvan die noodzakelijk zijn voor het herzien van de bijdrage; en
- de tekortkoming of vertraging, bedoeld onder a, niet aan de verzekerde te wijten is.
7.
De aanvraag, bedoeld in het zesde lid, wordt gedaan uiterlijk 5 jaar na het bekend worden bij de cliënt van een omstandigheid die aanleiding geeft tot herziening van de bijdrage.8.
Onverminderd het zesde lid, wordt voor zover de bevoegdheid tot herziening van de bijdrage over een maand is vervallen op grond van het tweede, vierde of vijfde lid, de over die periode eerder vastgestelde bijdrage van rechtswege definitief.E
In artikel 3.8, vierde lid, wordt «voor de dag waarop het oordeel van het college aan het CAK kenbaar is gemaakt» vervangen door «meer dan zesendertig maanden voorafgaand aan de dag waarop het oordeel van het college aan het CAK kenbaar is gemaakt».
F
In artikel 3.10 wordt «grondslag sparen en beleggen» steeds vervangen door «rendementsgrondslag».
G
Aan artikel 3.12 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7.
De aanvraag, bedoeld in het zesde lid, wordt gedaan uiterlijk vier maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft of uiterlijk vier maanden na de datum waarop de bijdrage op basis van het bijdrageplichtig inkomen wordt vastgesteld.H
In artikel 3.17 wordt «grondslag sparen en beleggen» steeds vervangen door «rendementsgrondslag».
ARTIKEL III
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.