Part of Smart Yellow Suite

WGK012700
Aanpassing kwalificatiebeleid voor (buitenlandse) rechtsvormen

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Financiën
Datum uitgave 7 november 2024
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Aanpassing kwalificatiebeleid voor (buitenlandse) rechtsvormen

Samenvatting

Aanpassing kwalificatiebeleid voor (buitenlandse) rechtsvormen

Documenten

stb-2023-508 (PDF)

Wet van 20 december 2023 tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot codificatie en aanvulling van het fiscale kwalificatiebeleid inzake buitenlandse rechtsvormen en tot afschaffing van de zelfstandige belastingplicht van de open commanditaire vennootschap (Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van. Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is maatregelen te treffen om het fiscale kwalificatiebeleid inzake rechtsvormen wettelijk te verankeren en aan te vullen en tevens het toestemmingsvereiste bij de kwalificatie van rechtsvormen te laten vervallen waardoor geen zelfstandige vennootschapsbelastingplicht van personenvennootschappen meer mogelijk is;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan hoofdstuk 1 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 1.11 Buitenlandse rechtsvormen en vennootschappen waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld
1.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden onder naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag, verenigingen en fondsen voor gemene rekening mede verstaan daarmee qua rechtsvorm vergelijkbare naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen.
2.
Waar in deze wet en de daarop berustende bepalingen verwijzingen naar vennootschappen met een – geheel of ten dele – in aandelen verdeeld kapitaal zijn opgenomen, wordt daaronder verstaan naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, met inbegrip van daarmee qua rechtsvorm vergelijkbare naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen.
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de beoordeling of voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam een met de rechtsvorm van een lichaam als bedoeld in het eerste of tweede lid vergelijkbare rechtsvorm heeft. Daarbij kunnen ook regels worden gesteld voor de beoordeling of een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam naast de rechtsvorm ook voor het overige met een lichaam vergelijkbaar is als bedoeld in de eerste zin.
B

Na artikel 2.14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.14bis Toerekening inkomensbestanddelen bij een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap, transparant fonds of een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam
1.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden de bezittingen en schulden alsmede de opbrengsten en uitgaven, onderscheidenlijk kosten, van een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap en een transparant fonds, toegerekend aan de participanten in dat lichaam naar rato van ieders gerechtigdheid.
2.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden de bezittingen en schulden alsmede de opbrengsten en uitgaven, onderscheidenlijk kosten, van een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam toegerekend aan de participanten in dat lichaam naar rato van ieders gerechtigdheid:
  1. mits de rechtsvorm van dat lichaam vergelijkbaar is met die van een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of met die van een transparant fonds; of
  2. indien onderdeel a niet van toepassing is: mits de rechtsvorm van dat lichaam niet vergelijkbaar is met die van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of g, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en dat lichaam geen lichaam is als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, of artikel 3, tweede lid, van die wet.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op een fonds voor gemene rekening en het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een omgekeerd hybride lichaam als bedoeld in artikel 2, elfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
4.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden de bezittingen en schulden alsmede de opbrengsten en uitgaven, onderscheidenlijk kosten, van een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam toegerekend aan dat lichaam, indien die niet op grond van het tweede lid of artikel 2.14a worden toegerekend aan een ander dan dat lichaam.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de beoordeling of voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam een met de rechtsvorm van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen c, e of g, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 of een met die van een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of transparant fonds vergelijkbare rechtsvorm heeft. Daarbij kunnen ook regels worden gesteld voor de beoordeling of een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam naast de rechtsvorm ook voor het overige met een lichaam vergelijkbaar is als bedoeld in de eerste zin.
6.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een fonds voor gemene rekening verstaan: een fonds voor gemene rekening als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
7.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een transparant fonds verstaan: een fonds ter verkrijging van voordelen voor de deelgerechtigden door het voor gemene rekening beleggen of anderszins aanwenden van gelden, tenzij dat fonds een fonds voor gemene rekening is.
C

In artikel 3.92, tweede lid, onderdeel d, wordt na «artikel 4.5» ingevoegd «, een lichaam als bedoeld in artikel 4.5b, onderdeel b,».

D

In artikel 3.98a, negende lid, wordt «4.3, 4.4, 4.5 en 4.5a» vervangen door «4.3 tot en met 4.5b».

E

In artikel 4.5, eerste lid, vervalt «als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969».

F

Aan afdeling 4.2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 4.5b Niet-vergelijkbare rechtsvormen
Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt:
  1. het stemrecht, kapitaalbelang of winstrecht in een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, of artikel 3, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 gelijkgesteld met een aandeel;
  2. een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, of artikel 3, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 gelijkgesteld met een vennootschap.
G

Artikel 4.6 wordt als volgt gewijzigd:

  1. een aandeel heeft in een lichaam als bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, onderdeel h, of 3, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en daardoor voor ten minste 5% deelt in de winst van dat lichaam, recht heeft op ten minste 5% van wat bij liquidatie wordt uitgekeerd of ten minste 5% van de stemrechten vertegenwoordigt.
H

In artikel 7.2, negentiende lid, wordt «artikel 2, twaalfde lid» vervangen door «artikel 2, elfde lid» en wordt «artikel 2, derde lid, van die wet» vervangen door «de artikelen 2, derde lid, en 2.14bis, derde lid, van die wet».

Artikel 1.11 Buitenlandse rechtsvormen en vennootschappen waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld

Artikel 2.14bis Toerekening inkomensbestanddelen bij een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap, transparant fonds of een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam

Artikel 4.5b Niet-vergelijkbare rechtsvormen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt:

ARTIKEL II

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a
1.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen, met uitzondering van de artikelen 2, eerste lid, onderdelen d en h, 3, eerste tot en met derde lid, 6a, 14c, 15, 28 en 28a, en van de op de artikelen 14c, 15, 28 en 28a berustende bepalingen, worden onder naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag, onderlinge waarborgmaatschappijen, verenigingen welke op onderlinge grondslag als verzekeraar of bank optreden, verenigingen, stichtingen, kerkgenootschappen, fondsen voor gemene rekening en Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersonen mede verstaan daarmee qua rechtsvorm vergelijkbare naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen.
2.
Waar in deze wet en de daarop berustende bepalingen verwijzingen naar vennootschappen met een – geheel of ten dele – in aandelen verdeeld kapitaal zijn opgenomen, wordt daaronder verstaan naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, met inbegrip van daarmee qua rechtsvorm vergelijkbare naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen.
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de beoordeling of voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam een met de rechtsvorm van een lichaam als bedoeld in het eerste of tweede lid of een met die van een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of transparant fonds als bedoeld in artikel 2.14bis, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vergelijkbare rechtsvorm heeft. Daarbij kunnen ook regels worden gesteld voor de beoordeling of een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam naast de rechtsvorm ook voor het overige met een lichaam vergelijkbaar is als bedoeld in de eerste zin.
B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

  1. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid;.
  1. hiervoor niet genoemde verenigingen en stichtingen alsmede kerkgenootschappen;.
  1. Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersonen, niet zijnde de Staat, die niet al op grond van de onderdelen a, b, c, d of e belastingplichtig zijn;.
  1. naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen, waarvan de rechtsvorm niet vergelijkbaar is met die van een lichaam als bedoeld in de onderdelen a, b, c, e, f of g, noch met die van een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of transparant fonds als bedoeld in artikel 2.14bis, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
8.
De lichamen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen e en g, alsmede lichamen die worden aangemerkt als een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn slechts aan de belasting onderworpen voor zover zij een onderneming drijven. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden alle ondernemingen die worden gedreven door een lichaam als bedoeld in de eerste zin geacht tezamen één onderneming te vormen.
C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

  1. naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen waarvan de rechtsvorm vergelijkbaar is met die van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of g;.
  1. lichamen met een niet-vergelijkbare rechtsvorm als bedoeld in het tweede lid;.
2.
Onder lichamen met een niet-vergelijkbare rechtsvorm worden verstaan naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen, waarvan de rechtsvorm niet vergelijkbaar is met die van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of g, noch met die van een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of transparant fonds als bedoeld in artikel 2.14bis, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en waarvan de bezittingen en schulden alsmede de opbrengsten en kosten volgens de fiscale regelgeving van een staat die dat lichaam als inwoner behandelt worden toegerekend aan dat lichaam.
3.
De volgende lichamen, bedoeld in het eerste lid, zijn slechts aan de belasting onderworpen voor zover zij een onderneming drijven:
  1. naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen die vergelijkbaar zijn met een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon;
  2. naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen die vergelijkbaar zijn met een vereniging, stichting of kerkgenootschap;
  3. lichamen die worden aangemerkt als een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001;
met dien verstande dat alle ondernemingen die worden gedreven door een lichaam als bedoeld in de onderdelen a of b voor de toepassing van deze wet worden geacht tezamen één onderneming te vormen, alsmede dat artikel 2, tiende lid, van overeenkomstige toepassing is ten aanzien van onderdeel b.
D

In artikel 4, aanhef, wordt «artikel 2, eerste lid, onderdelen e en g, en tweede lid, en in artikel 3, tweede en derde lid» vervangen door «artikel 2, tweede en achtste lid, en in artikel 3, derde lid».

E

Artikel 5, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

F

In artikel 6, eerste lid, wordt «artikel 3, tweede lid» vervangen door «artikel 3, derde lid, onderdeel b».

G

In artikel 6a, tweede lid, wordt «die naar aard en inrichting vergelijkbaar is met het hiervoor genoemde naar Nederlands recht opgerichte of aangegane lichaam» vervangen door «waarvan de rechtsvorm vergelijkbaar is met die van een naamloze vennootschap of fonds voor gemene rekening».

H

In artikel 6b, tweede lid, wordt «artikel 3, derde lid» vervangen door «artikel 3, derde lid, onderdeel a».

I

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

16.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen is artikel 2.14bis, eerste tot en met derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing.
J

In artikel 8e, eerste lid, aanhef, wordt «artikel 3, derde lid» vervangen door «artikel 3, derde lid, onderdeel a».

K

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

L

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

  1. een belang heeft in een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, of artikel 3, tweede lid, en daardoor voor ten minste 5% deelt in de winst van dat lichaam;.
  1. aandeelhouder is van een vennootschap, deelgerechtigd is in een fonds voor gemene rekening of gerechtigd is tot de winst van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, of artikel 3, tweede lid, terwijl deze vennootschap, dit fonds, onderscheidenlijk dit lichaam, met de belastingplichtige is verbonden in de zin van artikel 10a, vierde lid, of waarin een met de belastingplichtige verbonden lichaam een deelneming heeft als bedoeld in het tweede of derde lid;.
  1. belangen die voor minder dan 5% delen in de door een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, of artikel 3, tweede lid, behaalde winst.
M

In artikel 13a, derde lid, wordt «aandelen als commanditaire vennoot in de vennootschappelijke gemeenschap van een open commanditaire vennootschap» vervangen door «belangen in een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, of artikel 3, tweede lid».

N

Aan artikel 13d worden twee leden toegevoegd, luidende:

18.
Indien op enig tijdstip aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid worden toegerekend aan de participanten in een lichaam naar rato van ieders gerechtigdheid op grond van artikel 2.14bis, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001, terwijl op het onmiddellijk aan dat tijdstip voorafgaande tijdstip die aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid werden toegerekend aan dat lichaam, worden die aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid voor de toepassing van dit artikel geacht op het eerstbedoelde tijdstip te zijn overgedragen door dat lichaam aan die participanten.
19.
Indien op enig tijdstip aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid worden toegerekend aan een lichaam, terwijl op het onmiddellijk aan dat tijdstip voorafgaande tijdstip die aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid werden toegerekend aan de participanten in dat lichaam naar rato van ieders gerechtigdheid op grond van artikel 2.14bis, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001, worden die aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid voor de toepassing van het negende lid, derde zin, geacht op het eerstbedoelde tijdstip door die participanten te zijn gestort op hun aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid in dat lichaam.
O

Artikel 14c, achtste lid, komt te luiden:

8.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid mede verstaan een daarmee qua rechtsvorm vergelijkbaar lichaam dat is opgericht of aangegaan naar het op de BES eilanden geldende recht dan wel het recht van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, een lidstaat van de Europese Unie of een staat in de relatie waarmee een met Nederland gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is waarin een bepaling is opgenomen die discriminatie naar nationaliteit verbiedt voor rechtspersonen die overigens in dezelfde omstandigheden verkeren als de hiervoor genoemde naar Nederlands recht opgerichte lichamen.
P

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

  1. de moedermaatschappij, bedoeld in het eerste lid, een naamloze vennootschap, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een coöperatie, een onderlinge waarborgmaatschappij of een belastingplichtige als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, is, dan wel een daarmee qua rechtsvorm vergelijkbaar lichaam dat is opgericht of aangegaan naar het op de BES eilanden geldende recht dan wel het recht van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, een lidstaat van de Europese Unie of een staat in de relatie waarmee een met Nederland gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is waarin een bepaling is opgenomen die discriminatie naar nationaliteit verbiedt voor lichamen die overigens in dezelfde omstandigheden verkeren als naar Nederlands recht opgerichte lichamen;.
7.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven volgens welke belastingplichtigen bij wie voor het bepalen van de winst niet dezelfde bepalingen van toepassing zijn tezamen een fiscale eenheid kunnen vormen.
Q

In artikel 15ac, derde lid, wordt «onderdeel g» vervangen door «onderdeel f».

R

In artikel 15a, vierde en zesde lid, wordt «onderdeel g» vervangen door «onderdeel f».

S

In artikel 17a, onderdeel g, wordt «artikel 2, twaalfde lid» vervangen door «artikel 2, elfde lid».

T

In artikel 25, vijfde lid, wordt «artikel 2, twaalfde lid» vervangen door «artikel 2, elfde lid» en wordt «onderdeel f» vervangen door «onderdeel e».

U

In artikel 28, tweede lid, wordt «die naar aard en inrichting vergelijkbaar zijn met de hiervoor genoemde naar Nederlands recht opgerichte of aangegane lichamen» vervangen door «waarvan de rechtsvorm vergelijkbaar is met die van naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid of fondsen voor gemene rekening».

Artikel 1a

ARTIKEL III

De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1.
Onder de naam «dividendbelasting» wordt een directe belasting geheven van degenen die – rechtstreeks of door middel van certificaten – gerechtigd zijn tot de opbrengst van aandelen in, winstbewijzen van, kapitaalverstrekkingen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 aan of geldleningen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van die wet aan in Nederland gevestigde:
  1. naamloze vennootschappen,besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en daarmee qua rechtsvorm vergelijkbare naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen;
  2. fondsen voor gemene rekening en daarmee qua rechtsvorm vergelijkbare naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen;
  3. houdstercoöperaties;
  4. naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen waarvan de rechtsvorm niet vergelijkbaar is met die van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of g, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, noch met die van een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of transparant fonds als bedoeld in artikel 2.14bis, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
  5. lichamen als bedoeld in artikel 2, elfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 voor zover de gerechtigde tot de opbrengst woonachtig of gevestigd is in een staat die een dergelijk lichaam als een belastingplichtige voor een naar de winst geheven belasting beschouwt.
2.
Voor de toepassing van deze wet worden bewijzen van deelgerechtigdheid in fondsen voor gemene rekening en daarmee qua rechtsvorm vergelijkbare naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen, kwalificerende lidmaatschapsrechten in houdstercoöperaties en belangen in naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, gelijkgesteld met aandelen in vennootschappen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en worden dergelijke fondsen, houdstercoöperaties, onderscheidenlijk lichamen, gelijkgesteld met die vennootschappen.
11.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een fonds voor gemene rekening verstaan: een fonds voor gemene rekening als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
12.
Voor zover de bezittingen en schulden alsmede de opbrengsten en uitgaven van een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001 overeenkomstig dat artikel of artikel 10a.7 van die wet worden toegerekend aan een ander dan dat afgezonderd particulier vermogen, wordt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen die ander aangemerkt als de gerechtigde tot de opbrengst van de aandelen, winstbewijzen, kapitaalverstrekkingen of geldleningen, bedoeld in het eerste lid.
13.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden als degenen die zijn gerechtigd tot de opbrengst van de aandelen, winstbewijzen, kapitaalverstrekkingen of geldleningen, bedoeld in het eerste lid, ook naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen aangemerkt, mits:
  1. de rechtsvorm van dat lichaam vergelijkbaar is met die van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of g, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
  2. de rechtsvorm van dat lichaam niet vergelijkbaar is met die van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of g, van die wet, noch met die van een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of een transparant fonds als bedoeld in artikel 2.14bis, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, en dat lichaam:
    1. in Nederland is gevestigd; of
    2. niet in Nederland is gevestigd en de bezittingen en schulden alsmede de opbrengsten en kosten van dat lichaam volgens de fiscale regelgeving van een staat die dat lichaam als inwoner behandelt worden toegerekend aan dat lichaam.
14.
Indien de opbrengst van aandelen, winstbewijzen, kapitaalverstrekkingen of geldleningen als bedoeld in het eerste lid op grond van artikel 2.14bis, eerste of tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt toegerekend aan een participant in een lichaam als bedoeld in artikel 2.14bis, eerste of tweede lid, van die wet, wordt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen die participant aangemerkt als de gerechtigde tot de opbrengst van die aandelen, winstbewijzen, kapitaalverstrekkingen of geldleningen.
15.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de beoordeling of voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam een met de rechtsvorm van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of g, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 of een met die van een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of een transparant fonds als bedoeld in artikel 2.14bis, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vergelijkbare rechtsvorm heeft. Daarbij kunnen ook regels worden gesteld voor de beoordeling of een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam naast de rechtsvorm ook voor het overige met een lichaam vergelijkbaar is als bedoeld in de eerste zin.
B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL IV

In de Wet bronbelasting 2021 wordt artikel 1.2 als volgt gewijzigd:

  1. naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen als bedoeld in het tweede lid;.
2.
Onder de naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 9°, worden verstaan naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen:
  1. waarvan de rechtsvorm vergelijkbaar is met die van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of g, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
  2. waarvan de rechtsvorm niet vergelijkbaar is met die van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of g, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, noch met die van een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of een transparant fonds als bedoeld in artikel 2.14bis, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, en die lichamen:
    1. in Nederland zijn gevestigd; of
    2. niet in Nederland zijn gevestigd en de bezittingen en schulden alsmede de opbrengsten en kosten van een dergelijk lichaam volgens de fiscale regelgeving van een staat die dat lichaam als inwoner behandelt worden toegerekend aan dat lichaam.
4.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden gelijkgesteld met aandelen in vennootschappen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 2°:
  1. bewijzen van deelgerechtigdheid in een fonds voor gemene rekening;
  2. lidmaatschapsrechten in een in Nederland gevestigde coöperatie en daarmee op één lijn te stellen bewijzen van deelgerechtigdheid tot het vermogen van een in Nederland gevestigde coöperatie of vereniging op coöperatieve grondslag;
  3. belangen in een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam waarvan de rechtsvorm vergelijkbaar is met die van een lichaam als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2°, 3° of 8°;
  4. belangen in een lichaam als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1°.
5.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden de fondsen voor gemene rekening, coöperaties, verenigingen op coöperatieve grondslag en lichamen, bedoeld in het vierde lid, gelijkgesteld met vennootschappen.
6.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een fonds voor gemene rekening verstaan: een fonds voor gemene rekening als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
7.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam ook aangemerkt als voordeelgerechtigde, mits:
  1. de rechtsvorm van dat lichaam vergelijkbaar is met die van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of g, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
  2. de rechtsvorm van dat lichaam niet vergelijkbaar is met die van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of g, van die wet, noch met die van een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of een transparant fonds als bedoeld in artikel 2.14bis, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, en dat lichaam:
    1. in Nederland is gevestigd; of
    2. niet in Nederland is gevestigd en de bezittingen en schulden alsmede de opbrengsten en kosten van dat lichaam volgens de fiscale wetgeving van een staat die dat lichaam als inwoner behandelt worden toegerekend aan dat lichaam.
9.
Indien voordelen als bedoeld in artikel 3.1 op grond van artikel 2.14bis, eerste of tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden toegerekend aan een participant in een lichaam als bedoeld in artikel 2.14bis, eerste of tweede lid, van die wet, wordt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen die participant aangemerkt als de gerechtigde tot de voordelen, bedoeld in artikel 3.1.
10.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de beoordeling of voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam een met de rechtsvorm van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of g, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 of een met die van een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of een transparant fonds als bedoeld in artikel 2.14bis, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vergelijkbare rechtsvorm heeft. Daarbij kunnen ook regels worden gesteld voor de beoordeling of een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam naast de rechtsvorm ook voor het overige met een lichaam vergelijkbaar is als bedoeld in de eerste zin.

ARTIKEL V

De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 13a, vijfde lid, wordt «4.5a» vervangen door «4.5b».

B

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

C

In artikel 35c, twaalfde lid, wordt «4.5a» vervangen door «4.5b».

ARTIKEL VI

In de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt artikel 2, derde lid, als volgt gewijzigd:

ARTIKEL VII

De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 25, vijftiende lid, wordt «4.5a» vervangen door «4.5b» en wordt «onderdeel f» vervangen door «onderdeel e».

B

In artikel 26, zevende lid, wordt «4.5a» vervangen door «4.5b» en wordt «onderdeel f» vervangen door «onderdeel e».

C

Na artikel 70g wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 70h
1.
De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking uitstel van betaling voor de duur van ten hoogste tien jaren, mits voldoende zekerheid is gesteld, voor belastingaanslagen voor zover daarin is begrepen vennootschapsbelasting ter zake van een overdracht van vermogensbestanddelen door een open commanditaire vennootschap, op grond van artikel IX, eerste lid, van de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen. Het uitstel wordt slechts verleend indien de belastingschuldige aannemelijk maakt dat hij niet in aanmerking komt voor de toepassing van artikel X, eerste en tweede lid, van die wet.
2.
Het uitstel wordt verleend voor het bedrag aan belasting dat kan worden toegerekend aan het voordeel ter zake van de overdracht van de vermogensbestanddelen op grond van artikel IX, eerste lid, van de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen.
3.
Het uitstel houdt in dat de verschuldigde belasting kan worden voldaan in tien gelijke jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet vervalt en elk van de volgende termijnen telkens een jaar later.
4.
Het uitstel wordt beëindigd in geval van faillissement van de belastingschuldige. Ingeval deze omstandigheid zich voordoet, stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld in kennis.
5.
Met betrekking tot een verleend uitstel van betaling als bedoeld in het eerste lid zijn artikel 24, zevende lid, artikel 25, tweeëntwintigste lid, vijfde zin, en artikel 28, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
6.
Op het bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie inzake de beschikking, bedoeld in het eerste lid, is hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 70h

ARTIKEL VIII

In de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen wordt in artikel 2a, eerste lid, onderdeel z, «onderdeel d» vervangen door «onderdeel c».

ARTIKEL IX

ARTIKEL X

ARTIKEL XI

Indien een open commanditaire vennootschap als bedoeld in artikel IX, eerste lid, een pensioenverplichting heeft als bedoeld in artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 en die vennootschap die verplichting uiterlijk op 31 december 2024 overdraagt aan een toegelaten verzekeraar als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat luidde op 31 december 2016, worden voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 de bij de overdragende vennootschap hierbij ontstane last en de door de ontvangende verzekeraar hierbij behaalde winst niet in aanmerking genomen.

ARTIKEL XII

ARTIKEL XIII

ARTIKEL XIIIA

Indien zonder toepassing van dit artikel een open commanditaire vennootschap als bedoeld in artikel IX, eerste lid, op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet bronbelasting 2021 belastingplichtig is voor de bronbelasting met betrekking tot voordelen als bedoeld in artikel 3.1, onderdeel c, van die wet wordt voor de toepassing van die wet en de daarop berustende bepalingen niet die open commanditaire vennootschap maar elke achterliggende gerechtigde die een belang heeft in die open commanditaire vennootschap aangemerkt als de gerechtigde tot die voordelen, zulks naar rato van ieders gerechtigdheid.

ARTIKEL XIV

ARTIKEL XV

ARTIKEL XVI

ARTIKEL XVII

De artikelen IX tot en met XVI zijn van overeenkomstige toepassing op een maatschap, een vennootschap onder firma en een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam waarvan de rechtsvorm vergelijkbaar is met die van een dergelijke maatschap of vennootschap onder firma die op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan 1 januari 2025 zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting zonder ervan te zijn vrijgesteld, alsmede op de maten of vennoten van een dergelijke maatschap of vennootschap onder firma, onderscheidenlijk de participanten in een dergelijk lichaam, voor zover de maatschap, vennootschap onder firma, onderscheidenlijk het lichaam, met ingang van 1 januari 2025 als gevolg van de inwerkingtreding van deze wet niet langer onderworpen is aan de vennootschapsbelasting op grond van de artikelen 2 of 3 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

ARTIKEL XVIII

ARTIKEL XIX

Deze wet wordt aangehaald als: Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.