Met dit wetsvoorstel wordt de zorg voor de uitvoering van technische werkvoorzieningen voor mensen met een visuele beperking overgeheveld van de gemeenten naar het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).
Wet van 22 november 2023, houdende wijziging van de Participatiewet ten behoeve van de werkvoorzieningen voor visueel beperkten
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de uitvoering van de werkvoorzieningen ten behoeve van de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van personen met een visuele beperking die behoren tot de doelgroep van de Participatiewet wordt ondergebracht bij het UWV;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I PARTICIPATIEWET
De Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 7, tiende lid, wordt toegevoegd «, en een werkvoorziening als bedoeld in artikel 10h».
B
Artikel 8a, tweede lid, onderdeel f, wordt als volgt gewijzigd:
C
Artikel 10e, tweede lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
D
Artikel 10g wordt als volgt gewijzigd:
4.
In afwijking van de artikelen 17, 18, 18a en paragraaf 6.4 zijn ten aanzien van de uitvoering van dit artikel door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de bijbehorende verplichtingen van de persoon, bedoeld in het tweede lid, de artikelen 2:7, 2:9, 2:31, 2:58, 2:59, 2:60, 2:61, 2:63, 2:64, 2:65, 2:69 en 6:3 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten van overeenkomstige toepassing.E
Aan paragraaf 2.1 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 10h. Werkvoorzieningen visueel beperkten
1.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft tot taak personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, met een visuele beperking te ondersteunen bij de arbeidsinschakeling door middel van het bekostigen van werkvoorzieningen.2.
Onder werkvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden uitsluitend verstaan:
- vervoersvoorzieningen die ertoe strekken de werkplek, proefplaats of opleidingslocatie te bereiken;
- intermediaire activiteiten;
- meeneembare voorzieningen voor de inrichting van de arbeidsplaats, de productie- en werkmethoden, de inrichting van de opleidingsplaats of de proefplaats die in overwegende mate op het individu van de persoon, bedoeld in het eerste lid, zijn afgestemd; en
- de bij de arbeid of opleiding te gebruiken hulpmiddelen, die in overwegende mate op het individu van de persoon, bedoeld in het eerste lid, zijn afgestemd.
3.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan op aanvraag van personen als bedoeld in het eerste lid of het college een werkvoorziening toekennen en voor die personen bekostigen.4.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden over:
- de omvang en de inhoud van de aanspraak, bedoeld in het derde lid; en
- de voorwaarden waaronder de werkvoorziening wordt verleend.
5.
In afwijking van de artikelen 17, 18, 18a en paragraaf 6.4 zijn ten aanzien van de uitvoering van dit artikel door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de bijbehorende verplichtingen van de persoon, bedoeld in het derde lid, de artikelen 2:7, 2:9, 2:31, 2:58, 2:59, 2:60, 2:61, 2:63, 2:64, 2:65, 2:69 en 6:3 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten van overeenkomstige toepassing.6.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de toekenning, bedoeld in het derde lid, weigeren, indien:
- het na een eerdere herziening, intrekking of weigering van een toekenning op grond van het vijfde lid heeft vastgesteld dat:
- de persoon, bedoeld in het derde lid, onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- de persoon niet voldoet aan de aan de werkvoorziening verbonden voorwaarden; of
- de persoon de werkvoorziening niet of voor een ander doel gebruikt;
- de persoon, bedoeld in het derde lid, aanspraak kan maken op voorzieningen die zijn getroffen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet overige OCW-subsidies of de Zorgverzekeringswet, en de aanvraag ondersteuning op grond van die wetten betreft.
7.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de vergoeding van de werkvoorziening.Artikel 10h. Werkvoorzieningen visueel beperkten
ARTIKEL II OVERGANGSRECHT
De artikelen 7, 8a en 10e van de Participatiewet, zoals die luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op aanvragen voor werkvoorzieningen ten behoeve van visueel beperkten die op dat moment zijn ingediend bij het college.
ARTIKEL III INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Besluit van 18 december 2024, houdende wijziging van het Binnenvaartpolitiereglement, het Scheepvaartreglement territoriale zee en het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer in verband met voorschriften voor schepen die op LNG varen, het gebruik van walstroom en de correctie van enkele onvolkomenheden en verouderde verwijzingen
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 14 augustus 2024, nr. IENW/BSK-2024/205308, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op artikel 4 van de Scheepvaartverkeerswet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 oktober 2024, nr. W17.24.00187/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 17 december 2024, nr. IENW/BSK-2024/337245, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
In artikel 7 van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement wordt «De besluiten, bedoeld in de artikelen 4 en 5» vervangen door «De besluiten en aanwijzingen, bedoeld in artikel 4 en artikel 5, eerste lid, onderdeel a,» en wordt vóór de punt aan het slot ingevoegd «, de aanwijzingen, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, in het publicatieblad, bedoeld in artikel 2 van de Bekendmakingswet, van het openbaar lichaam waartoe het aanwijzende orgaan behoort en de aanwijzingen, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, in het gemeenteblad».
ARTIKEL II
Het bij het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement behorend Binnenvaartpolitiereglement wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.01 wordt als volgt gewijzigd:
- vloeibaar aardgas (LNG): aardgas dat vloeibaar is gemaakt door afkoeling tot een temperatuur van -161 °C;
- ES-TRIN: De Europese standaard tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Binnenvaartregeling;
- vergaand geautomatiseerd varen: varen met een schip waarbij bepaalde menselijke taken worden overgenomen door één of meerdere geautomatiseerde toepassingen.
B
In artikel 1.07, tweede lid, onderdeel d, wordt «artikel 7.02 van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn 1995» vervangen door «artikel 7.02 ES-TRIN».
C
In artikel 1.08, eerste lid, wordt «artikel 10.05, tweede lid, van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn 1995, zoals opgenomen in bijlage 1.1 van de Binnenvaartregeling» vervangen door «artikel 13.08, tweede en derde lid, ES-TRIN».
D
In artikel 1.10, eerste lid, onderdeel e, en het vijfde lid, en artikel 4.05, eerste lid, wordt «Handboek voor de marifonie in de binnenvaart» vervangen door «Handboek voor de radiocommunicatie in de binnenvaart».
E
In artikel 1.23, eerste lid, wordt na «of drijvende voorwerpen zijn betrokken,» ingevoegd «een praktijktest met vergaand geautomatiseerd varen,».
F
Aan hoofdstuk 2 wordt na artikel 2.05 een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 2.06 Kenteken van schepen die vloeibaar aardgas (LNG) als brandstof gebruiken
1.
Een schip dat vloeibaar aardgas (LNG) als brandstof gebruikt, voert een kenteken.2.
Dit kenteken is rechthoekig, met de vermelding «LNG» in witte letters op een rode ondergrond, met een witte rand met een breedte van ten minste 5 cm.De afmeting van de langste zijde van de rechthoek bedraagt ten minste 60 cm.De letters hebben een hoogte van ten minste 20 cm. De breedte van de letters en de stamdikte staan in goede verhouding tot de hoogte.3.
Het kenteken is op een geschikte en goed zichtbare plaats aangebracht.4.
Het teken wordt zo nodig verlicht om 's nachts duidelijk zichtbaar te zijn.G
In artikel 3.14, zevende lid, wordt «nr. 8.1.8» vervangen door «nr. 1.16.1.1.1».
H
In de artikelen 3.08, 3.27 en 3.28 wordt telkens «snel flikkerlicht» vervangen door «licht dat snel flikkert» en «snelle flikkerlichten» vervangen door «lichten die snel flikkeren».
I
De artikelen 3.31 en 3.32 komen te luiden:
Artikel 3.31. Teken van het verbod van toegang aan boord
1.
Indien op grond van wettelijke voorschriften de toegang aan boord voor onbevoegden is verboden, wordt dit verbod aangeduid door: één of meer ronde witte symbolen met een rode rand en een rode diagonale balk en met, in zwart, de afbeelding van een afwerende hand. Deze symbolen wordt naar behoefte aan boord of bij de loopplank aangebracht. De doorsnede van deze symbolen bedraagt ongeveer 0,60 m.2.
Deze symbolen worden zo nodig verlicht om ’s nachts duidelijk zichtbaar te zijn.Artikel 3.32 Teken van het verbod te roken, onbeschermd licht of vuur te gebruiken
1.
Indien het op grond van wettelijke voorschriften aan boord is verboden:
- te roken; of
- onbeschermd licht of vuur te gebruiken,
wordt dit verbod aangeduid door één of meer ronde witte symbolen met een rode rand en een rode diagonale balk en met de afbeelding van een brandende lucifer.Deze symbolen wordt naar behoefte aan boord of bij de loopplank aangebracht. De doorsnede van deze symbolen bedraagt ongeveer 0,60 m.2.
Deze symbolen worden zo nodig verlicht om ‘s nachts duidelijk zichtbaar te zijn.J
In artikel 4.06, eerste lid, onder b, wordt na «een radarpatent als bedoeld in het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn» ingevoegd «of een specifieke vergunning voor het varen met behulp van een radar zoals bedoeld in het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn of de Binnenvaartregeling»
K
Artikel 4.07 wordt als volgt gewijzigd:
L
In artikel 6.28 wordt onder vernummering van het vijftiende tot zestiende lid een lid ingevoegd, luidende:
15.
Schepen en samenstellen die het kenteken, bedoeld in artikel 2.06, voeren, mogen de sluis niet binnenvaren indien er vloeibaar aardgas (LNG) vrijkomt buiten de LNG-installatie, of indien verwacht kan worden dat er vloeibaar aardgas (LNG) buiten de LNG-installatie zal vrijkomen tijdens het schutten.M
In artikel 6.32, eerste lid, wordt na «een radarpatent als bedoeld in het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn» ingevoegd «of een specifieke vergunning voor het varen met behulp van een radar zoals bedoeld in het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn of de Binnenvaartregeling»
N
Na artikel 7.06 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.06a. Walstroom
1.
Op ligplaatsen waar het teken B.12 (bijlage 7) is geplaatst en een walstroomaansluiting beschikbaar en bedrijfsklaar is, worden schepen aan een walstroomaansluiting aangesloten en wordt de volledige behoefte aan elektrische energie tijdens het stilliggen daaruit gedekt.2.
Uitzonderingen op het vierde lid kunnen worden aangegeven op een toegevoegd rechthoekig wit bord, dat onder het teken B.12 is aangebracht.3.
Het vierde lid is niet van toepassing op schepen die tijdens het stilliggen uitsluitend van een energievoorziening gebruikmaken, die geen geluid alsmede geen schadelijke gassen en luchtverontreinigende deeltjes veroorzaakt.O
Aan artikel 7.08 worden drie leden toegevoegd, luidende:
3.
Een stilliggend schip dat het kenteken, bedoeld in artikel 2.06, voert, is onder een zich voortdurend aan boord bevindende terzake kundige wachtsman gesteld, tenzij:
- vloeibaar aardgas (LNG) aan boord van het schip niet als brandstof wordt verbruikt;
- de operationele gegevens van de LNG-installatie van het schip op afstand worden uitgelezen; en
- het schip onder toezicht is gesteld van een persoon die zo nodig snel kan ingrijpen.
4.
De ter zake kundige bewaking wordt bij schepen bedoeld in het derde lid verzekerd door een bemanningslid dat houder is van een kwalificatiecertificaat overeenkomstig artikel 15.02 van het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn.5.
De bevoegde autoriteit kan ontheffing of vrijstelling verlenen van het derde lid. Aan de ontheffing of vrijstelling kunnen voorschriften verbonden worden.P
Aan hoofdstuk 8 wordt na artikel 8.08 een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 8.09. Veiligheid aan boord van schepen die vloeibaar aardgas (LNG) als brandstof gebruiken
1.
Alvorens te beginnen met het bunkeren van vloeibaar aardgas (LNG) vergewist de schipper van het schip dat gaat bunkeren zich ervan dat:
- de voorgeschreven brandbestrijdingsmiddelen te allen tijde operationeel zijn; en
- tussen het schip en de kade de voorgeschreven middelen aanwezig zijn voor de evacuatie van personen aan boord van het schip dat gaat bunkeren.
2.
Tijdens het bunkeren van vloeibaar aardgas (LNG) zijn alle toegangen en alle openingen van ruimten toegankelijk vanaf het dek en alle openingen van ruimten naar de buitenlucht gesloten, met uitzondering van:
- aanzuigopeningen van in bedrijf zijnde motoren;
- ventilatieopeningen van machinekamers indien de motoren in bedrijf zijn;
- ventilatieopeningen voor een ruimte met een overdrukinstallatie; en
- ventilatieopeningen van een airconditioningsinstallatie, indien deze openingen zijn voorzien van een gasdetectie-installatie.
Toegangen en openingen mogen slechts indien noodzakelijk voor korte tijd met toestemming van de schipper worden geopend.3.
Tijdens het bunkeren van vloeibaar aardgas (LNG) vergewist de schipper zich er voortdurend van dat het rookverbod aan boord en in de bunkerzone wordt nageleefd. Het rookverbod is eveneens van toepassing op elektronische sigaretten en andere soortgelijke apparaten. Het rookverbod is niet van toepassing in de accommodatieruimten en het stuurhuis, indien daarvan de ramen, deuren, schijnlichten en luiken gesloten zijn.4.
Na het bunkeren van vloeibaar aardgas (LNG) worden alle vanaf het dek toegankelijke ruimten ontlucht.Q
Artikel 9.03 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Op een gedeelte van een vaarweg waar ligplaats nemen is toegestaan mogen een schip, een drijvend voorwerp en een drijvende inrichting, behoudens toestemming van de bevoegde autoriteit, niet:
- aan herstelwerkzaamheden worden onderworpen;
- laden, lossen; of
- ventileren naar de atmosfeer, bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel u, van het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart, onverminderd het verbod in artikel 4 van dat besluit.
«Deze mogelijkheid om ontheffing te verlenen geldt ook voor het ligplaats nemen door het gebruik van spudpalen, dat op grond van artikel 7.03, eerste lid, onderdeel a, verboden is op de vaarwegen, bedoeld in het eerste lid.»R
Artikel 10.10, tweede en derde lid, komen te luiden:
2.
Een schip dat het licht of het dagteken, bedoeld in artikel 10.04, eerste lid, voert, mag geen ligplaats nemen binnen een afstand van 50 meter van andere schepen.3.
De bevoegde autoriteit kan voor het ligplaats nemen afwijkingen toestaan.S
Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:
T
In bijlage 7, wordt in onderdeel B. GEBODSTEKENS, na gebodsteken B.11 een gebodsteken toegevoegd, luidende:
U
In bijlage 8, onderdeel 7.2.2 wordt «rood-wit horizontaal» vervangen door «groen-wit horizontaal» en wordt «rood cilindervormig topteken» vervangen door «groen kegelvormig topteken met de top naar boven gericht».
V
Bijlage 14 wordt als volgt gewijzigd:
- de Hollandsche IJssel;
- het Wantij van Riedijkshaven (kmr 0.00) tot Ottersluis (kmr 7.065);
- de Amer.
- Het Spui en de Beningen;
- Het Wantij van Prins Hendrikbrug (kmr 0.850) tot Ottersluis (kmr 7.065).
W
Aan bijlage 16 worden twee onderdelen toegevoegd onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel 34 door een puntkomma, luidende:
- de buiten-, voor- en binnenhavens en spuikanalen behorende bij de Houtribsluizen;
- de vaarweg Amsterdam – Lemmer.
Artikel 2.06 Kenteken van schepen die vloeibaar aardgas (LNG) als brandstof gebruiken
Artikel 3.31. Teken van het verbod van toegang aan boord
Artikel 3.32 Teken van het verbod te roken, onbeschermd licht of vuur te gebruiken
Artikel 7.06a. Walstroom
Artikel 8.09. Veiligheid aan boord van schepen die vloeibaar aardgas (LNG) als brandstof gebruiken
ARTIKEL III
In artikel 12, eerste lid, van het Scheepvaartreglement territoriale zee wordt na «oefeningen en trainingen daaronder begrepen,» ingevoegd «alsmede een praktijktest met vergaand geautomatiseerd varen,».
ARTIKEL IV
Artikel 2 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer wordt als volgt gewijzigd:
- voor wat betreft het Binnenvaartpolitiereglement op de Waddenzee, de bij dat besluit behorende bijlage 7 en het IALA betonningssysteem Regio A;
ARTIKEL V
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.