Wet van 23 februari 2022, houdende wijziging van wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met hoofdzakelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 2022)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om op gebundelde wijze diverse vooral wetstechnische en redactionele wijzigingen aan te brengen in met name de wetten die onder de verantwoordelijkheid vallen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET
In artikel 7, tiende lid, onderdeel b, van de Algemene Kinderbijslagwet vervalt «, onderdeel b,».
ARTIKEL II. AMBTENARENWET 2017
In artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Ambtenarenwet 2017 vervalt «, onderdeel c,».
ARTIKEL III. BURGERLIJK WETBOEK
In artikel 274d, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vervalt «, onderdeel b,».
ARTIKEL IV. ELEKTRICITEITSWET 1998
In artikel 1, vierde lid, onderdeel a, van de Elektriciteitswet 1998 vervalt «, onderdeel b,».
ARTIKEL IVA. EXPERIMENTENWET VOOROPLEIDINGSEISEN, SELECTIE EN COLLEGEGELDHEFFING
In artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing wordt «het Centraal register opleidingen hoger onderwijs» vervangen door «de Registratie instellingen en opleidingen».
ARTIKEL V. GASWET
In artikel 1, vierde lid, onderdeel a, van de Gaswet vervalt «, onderdeel b,».
ARTIKEL VI. INVOERINGS- EN AANPASSINGSWET WVO 2020
De Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020 wordt als volgt gewijzigd:
0A
In artikel LII vervalt onderdeel O.
A
Artikel LVII, onderdeel E, komt te luiden:
B
Na artikel LXXXI wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel LXXXIa. Wijziging Tabaks- en rookwarenwet
In artikel 10, lid 2a, van de Tabaks- en rookwarenwet wordt «de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «de Wet voortgezet onderwijs 2020».
ARTIKEL VII. LEERPLICHTWET 1969
In artikel 1, onderdeel c, subonderdeel 1, van de Leerplichtwet 1969 vervalt «, onderdeel b,».
ARTIKEL VIII. LES- EN CURSUSGELDWET
De Les- en cursusgeldwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel e, en onderdeel f, subonderdeel 4°, vervalt «, onderdeel b,».
B
Artikel 5, eerste lid, komt te luiden:
1.
Zodra de student zich heeft ingeschreven ontstaat van rechtswege de verplichting tot betaling van het wettelijk lesgeld.ARTIKEL IX. MEDEDINGINGSWET
In artikel 25h, eerste lid, onderdeel b, van de Mededingingswet vervalt «, onder c,».
ARTIKEL X. MEDIAWET 2008
De Mediawet 2008 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.65 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Een aanwijzing als lokale publieke media-instelling geschiedt op aanvraag, geldt voor vijf jaar en vervalt daarna van rechtswege.B
In artikel 3.29c, vierde lid, wordt «het derde lid» vervangen door «deze leden».
C
In artikel 9.14f wordt na «een aanwijzing» ingevoegd «als regionale publieke media-instelling».
ARTIKEL XA. TWEEDE VERZAMELSPOEDWET COVID-19
In de artikelen 1.2, eerste lid, en 1.3 van de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19 vervalt de zinsnede «op het moment van inwerkingtreding van dit artikel».
ARTIKEL XB. WET BESTUURLIJKE HARMONISATIE BEROEPSONDERWIJS
In artikel Xa van de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs wordt na het opschrift ingevoegd: «De Wet medezeggenschap op scholen wordt als volgt gewijzigd:».
ARTIKEL XI. WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1.1 komt te luiden:
Artikel 1.1.1. Begripsbepalingen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:B
Artikel 1.4.1 wordt als volgt gewijzigd:
Ba
In de artikelen 1.4.1, eerste lid, onderdeel f, 6.1.4, tweede lid, onderdeel c, 6.1.5b, eerste lid, 6.2.1, eerste en tweede lid, 6.2.2, tweede lid, 6.2.3b, eerste lid, 6.3.1, eerste en tweede lid, 7.4.7, tweede lid, 10.2 en 11.2, eerste lid, wordt «het Centraal register» vervangen door «de Registratie instellingen en opleidingen».
C
In artikel 1.4.2, eerste lid, vervalt «, onderdeel b,».
D
Artikel 1.4a.1 wordt als volgt gewijzigd:
E
Artikel 1.5.1, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.
F
In artikel 2.1.2, eerste lid, wordt «een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b1°,» vervangen door «een regionaal opleidingencentrum».
Fa
In artikel 2.1.4, eerste lid, vervalt «van een instelling als bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel b, ».
G
In artikel 6.1.1, tweede lid, vervalt «, onderdeel b,».
H
In artikel 6.2.2, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 1.4.1, zesde lid, onderdelen a tot en met c,» vervangen door «artikel 1.4.1, tiende lid, onderdelen a tot en met c,».
Ha
Het opschrift van hoofdstuk 6, titel 4, komt te luiden «Titel 4. De Registratie instellingen en opleidingen».
Hb
Artikel 6.4.1 wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel 7.4.4a, eerste lid, vervalt «, onder b,».
J
Artikel 7.4.6a, eerste lid, komt te luiden:
1.
Een student die ten minste één waardering voor een onderdeel of voor een deel daarvan van de opleiding heeft behaald waarvoor geen diploma als bedoeld in artikel 7.4.6, eerste lid, of certificaat als bedoeld in artikel 7.2.3, eerste lid, kan worden uitgereikt, ontvangt op zijn verzoek, een door de examencommissie af te geven verklaring.K
In artikel 7.4.8a, derde lid, vervalt «, onder w,».
Ka
Aan artikel 7.4.11 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7.
Hoofdstuk 2, paragraaf 5, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 is van toepassing op de examens van opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs:- met uitzondering van de artikelen 2.51, eerste tot en met vijfde lid, 2.51a, 2.59, 2.60, eerste lid, onder d, tweede tot en met vierde lid, 2.60b, eerste tot en met derde lid, 2.60c, tweede en derde lid, 2.60d, 2.62 tot en met 2.64;
- met dien verstande dat:
- «de rector of directeur» en «het bevoegd gezag» worden gelezen als «de examencommissie», behalve in de artikelen 2.52, 2.53, 2.54 en 2.55, eerste lid;
- de examencommissie de uitslag van het eindexamen vaststelt;
- de examencommissie de cijferlijsten, diploma’s, getuigschriften en certificaten tekent;
- de examencommissie een examenreglement vaststelt alsmede jaarlijks een programma van toetsing en afsluiting vaststelt;
- de examencommissie de vaststelling van een wijziging van het programma van toetsing en afsluiting na 1 oktober aan de kandidaten en de inspectie zendt.
L
In artikel 8.1.1, tweede lid, eerste volzin, wordt «een opleiding educatie» vervangen door «een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs».
M
Het vierde lid van artikel 8.1.1c komt te luiden:
4.
Het bevoegd gezag van een regionaal opleidingencentrum biedt een betrokkene de mogelijkheid zich te laten inschrijven aan een opleiding aan de instelling waarvoor de inschrijving wel mogelijk is, rekening houdend met diens voorkeuren, indien:- de betrokkene niet wordt ingeschreven op grond van het tweede lid;
- de betrokkene niet wordt ingeschreven omdat hij niet voldoet aan de voor die opleiding krachtens artikel 8.2.2a gestelde eisen; of
- paragraaf 2a van de Leerplichtwet 1969 op hem van toepassing is, en de betrokkene niet wordt ingeschreven:
- omdat hij zich niet uiterlijk op de datum, genoemd in artikel 8.0.1, eerste lid, heeft aangemeld, voor zover het een opleiding betreft die start bij de aanvang van het op die datum volgende studiejaar, en voor zover het derde lid van dat artikel niet van toepassing is; of
- omdat ten behoeve van hem geen studiekeuzeadvies is uitgebracht als bedoeld in artikel 8.0.4, voor zover het bevoegd gezag daartoe voor diegene verplichte intakeactiviteiten organiseert.
N
In artikel 8.1.7, tweede lid, vervalt «, eerste lid».
O
In artikel 8a.1.2, eerste lid, wordt «de studenten» vervangen door «de studenten en vavo-studenten».
P
Aan artikel 8a.2.2, derde lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel o in een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
- het vaststellen of wijzigen van een examenreglement voor een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 2.60 van de Wet op het voortgezet onderwijs 2020;
- het vaststellen of wijzigen van een programma van toetsing en afsluiting voor een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld in de artikelen 2.60a tot en met 2.60c van de Wet op het voortgezet onderwijs 2020.
Q
In artikel 12.2.7, onderdeel c, onder 1, wordt «het Centraal register opleidingen hoger onderwijs» vervangen door «het op dat moment geldende Centraal register opleidingen hoger onderwijs».
Artikel 1.1.1. Begripsbepalingen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
ARTIKEL XII. WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS BES
De Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
0A
Artikel 1.1.1 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.4.1 wordt als volgt gewijzigd:
Aa
In de artikelen 1.4.1, achtste lid, 6.2.1, derde lid, onderdeel c, 6.2.4, eerste lid, 9.2 en 10.3, eerste lid, wordt «het Centraal register» vervangen door «de Registratie instellingen en opleidingen».
B
Artikel 1.4.2 wordt als volgt gewijzigd:
Ba
In het opschrift van hoofdstuk 6 wordt «Het Centraal register beroepsonderwijs BES» vervangen door «De Registratie instellingen en opleidingen».
Bb
Het opschrift van hoofdstuk 6, titel 1, komt te luiden: «Titel 1. De Registratie instellingen en opleidingen».
Bc
Artikel 6.1.1 wordt als volgt gewijzigd:
- de naam van de beroepsopleiding en de opleidingscode,.
C
In artikel 6.2.1, derde lid, onderdeel b, wordt «geen diploma of certificaat als bedoeld in artikel 7.4.8» vervangen door «geen diploma als bedoeld in artikel 7.4.8 of certificaat als bedoeld in artikel 7.2.3».
D
In artikel 6.2.2, derde lid, wordt «geen diploma of certificaat als bedoeld in artikel 7.4.8» vervangen door «geen diploma als bedoeld in artikel 7.4.8 of certificaat als bedoeld in artikel 7.2.3».
E
Artikel 7.4.8a, eerste lid, komt te luiden:
1.
Een student die ten minste één waardering voor een onderdeel of voor een deel daarvan van de opleiding heeft behaald waarvoor geen diploma als bedoeld in artikel 7.4.8, eerste lid, of certificaat als bedoeld in artikel 7.2.3, eerste lid, kan worden uitgereikt, ontvangt op zijn verzoek, een door de examencommissie af te geven verklaring.F
Aan artikel 7.4.13 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7.
Hoofdstuk 2, paragraaf 5, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 is van toepassing op de examens van opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs:- met uitzondering van de artikelen 2.51, eerste tot en met vijfde lid, 2.51a, 2.59, 2.60, eerste lid, onder d, tweede tot en met vierde lid, 2.60b, eerste tot en met derde lid, 2.60c, tweede en derde lid, 2.60d, 2.62 tot en met 2.64;
- met dien verstande dat:
- «de rector of directeur» en «het bevoegd gezag» worden gelezen als «de examencommissie», behalve in de artikelen 2.52, 2.53, 2.54 en 2.55, eerste lid;
- de examencommissie de uitslag van het eindexamen vaststelt;
- de examencommissie de cijferlijsten, diploma’s, getuigschriften en certificaten tekent;
- de examencommissie een examenreglement vaststelt alsmede jaarlijks een programma van toetsing en afsluiting vaststelt;
- de examencommissie de vaststelling van een wijziging van het programma van toetsing en afsluiting na 1 oktober aan de kandidaten en inspectie zendt.
ARTIKEL XIII. WET NORMERING TOPINKOMENS
In bijlage 1 bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, van de Wet normering topinkomens wordt «de artikelen 1.1.1, onderdeel b, 12.3.8 en 12.3.9 van de Wet educatie en beroepsonderwijs» vervangen door «de artikelen 1.1.1, 12.3.8 en 12.3.9 van de Wet educatie en beroepsonderwijs».
ARTIKEL XIV. WET OP DE EXPERTISECENTRA
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 114, zesde lid, komt te luiden:
6.
Bij ministeriële regeling worden jaarlijks de bedragen, bedoeld in het tweede en vierde lid, vastgesteld, worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de hoogte van de bekostiging wordt berekend en worden regels gesteld over de termijnen van de betaling daarvan.ARTIKEL XV. WET OP DE STUDIEFINANCIERING
De Wet op de studiefinanciering wordt ingetrokken.
ARTIKEL XVI. WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.7a, zesde lid, vervalt «, onderdeel b,».
B
In artikel 1.8, tweede lid, wordt «onder a, c, h en j» vervangen door «onder a, h en j».
C
In artikel 2.9, lid 1a, vervalt «, onderdeel b,».
Ca
In de artikelen 5.8, eerste lid, onderdelen a en b, 5.10, eerste lid, onderdeel e, 5.21, zesde lid, 5.32, 6.2, negende lid, 6.9, vijfde lid, 6.10, tweede lid, 6.13, derde lid, 6.14, derde, vierde en vijfde lid, 7.3, vierde lid, 7.11, tweede lid, onderdeel d, 7.17, eerste en vierde lid, 18.2, tweede lid, 18.19, tweede lid, 18.29, eerste, tweede en derde lid, 18.30, eerste, tweede en derde lid, 18.53, eerste en tweede lid, 18.64, tweede lid, 18.65, tweede lid, 18.66, tweede lid, en 18.75, vierde lid, wordt «het Centraal register opleidingen hoger onderwijs» vervangen door «de Registratie instellingen en opleidingen».
D
In artikel 6.5, tweede lid, wordt «Artikel 5.21, eerste en tweede lid,» vervangen door «Artikel 5.21, eerste, tweede en derde lid,».
Da
Het opschrift van hoofdstuk 6, titel 3, komt te luiden «Titel 3. De Registratie instellingen en opleidingen».
Db
Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:
E
In artikel 7.8a, eerste lid, vervalt «, onderdeel b,».
F
Artikel 7.25 wordt als volgt gewijzigd:
G
In artikel 7.34, vierde lid, vervalt «, onderdeel b,».
H
In artikel 9.40, eerste lid, onderdeel b, wordt «de artikelen 9.30a, 9.18, 9.32, 9.33, 9.33a, eerste, tweede lid en derde lid, onder b, 9.34, 9.35, 9.36, 9.38 en 9.38a» vervangen door «de artikelen 9.18, 9.30a, 9.32, 9.33, 9.33a, eerste, tweede en derde lid, onder b, 9.34, 9.35, 9.36, 9.38 en 9.38a».
I
In artikel 9.46, eerste lid, vervalt de tweede volzin.
J
In artikel 10.17, achtste lid, vervalt «, onderdeel b,».
K
Het opschrift van artikel 18.2 komt te luiden «Artikel 18.2. Aanpassing Registratie instellingen en opleidingen».
ARTIKEL XVII. WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT
Artikel 1 van de Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XVIII. WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 komt de begripsomschrijving van «instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs» te luiden: «instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede en derde volzin, van de Wet op de expertisecentra;».
B
In artikel 9, veertiende lid, wordt «artikel 8, zevende lid» vervangen door «artikel 8, negende lid».
C
Artikel 10a wordt als volgt gewijzigd.
D
In artikel 74, tweede lid, onderdeel b, onder 3°, wordt «zesde tot en met achtste lid» vervangen door «zesde en zevende lid».
E
Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:
F
Aan artikel 84a, eerste lid, wordt aan het slot toegevoegd:
In afwijking van artikel 75, derde lid, vangt de bekostiging aan op 1 augustus volgend op het besluit van Onze Minister. Artikel 75, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.G
Artikel 116, zesde lid, komt te luiden:
6.
Bij ministeriële regeling worden jaarlijks de bedragen, bedoeld in het tweede en vierde lid, vastgesteld, worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de hoogte van de bekostiging wordt berekend en worden regels gesteld over de termijnen van de betaling daarvan.ARTIKEL XIX. WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 27a1, eerste lid, vervalt de tweede volzin.
B
In artikel 64, derde lid, onderdeel b, onder 3°, wordt «het voor de desbetreffende schoolsoort geldende aantal leerlingen» vervangen door «het voor de desbetreffende schoolsoort in het eerste lid bedoelde aantal leerlingen».
C
Artikel 64a, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
- 120 leerlingen voor praktijkonderwijs;.
D
In artikel 68, derde lid, onderdelen a en b, wordt bij de indicator w «in de leeftijd van 12 en 13 jaar» vervangen door «in de leeftijd van 12 jaar en in de leeftijd van 13 jaar».
E
Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:
F
Artikel 73b, vierde lid, komt te luiden:
4.
Op een nevenvestiging van een scholengemeenschap kan in elk geval onderwijs worden verzorgd in de in het tweede of derde lid genoemde leerjaren van de schoolsoort die ingevolge artikel 64a, eerste of tweede lid, voor bekostiging in aanmerking is gebracht.G
In artikel 108, vierde lid, tweede volzin, wordt «van de scholengemeenschap» vervangen door «van de school die deel uitmaakt van de scholengemeenschap» en «elk van de samenstellende scholen» door «de desbetreffende school».
H
Artikel 118ff komt te luiden:
Artikel 118ff overgangsrecht aanvragen
1.
Op aanvragen die voor 1 november 2020 zijn ingediend op grond van de artikelen 67, eerste lid, en 74b, eerste lid, onderdelen b en c, blijft Titel III, zoals die titel luidde op 31 oktober 2020 van toepassing.2.
Op besluiten tot bekostiging waarvan de aanvraag voor 1 november 2020 is ingediend op grond van artikel 67, eerste lid, blijft artikel 108 zoals dat artikel luidde op 31 oktober 2020 van toepassing.Artikel 118ff overgangsrecht aanvragen
ARTIKEL XX. WET PRIMAIR ONDERWIJS BES
De Wet primair onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:
C
Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:
D
Artikel 100, vijfde lid, komt te luiden:
5.
Bij ministeriële regeling worden jaarlijks de bedragen, bedoeld in het tweede en derde lid, vastgesteld, worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de hoogte van de bekostiging wordt berekend en worden regels gesteld over de termijnen van de betaling daarvan.ARTIKEL XXI. WET STELSEL OPENBARE BIBLIOTHEEKVOORZIENINGEN
Artikel 13 van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen komt te luiden:
Artikel 13. Contributievrijstelling jeugd lokale bibliotheken
1.
Voor het uitlenen van gedrukte werken of overige werken door lokale bibliotheken aan personen beneden de leeftijd van achttien jaar wordt geen contributie of andere geldelijke bijdrage geheven.2.
Voor personen beneden de leeftijd van achttien jaar wordt geen tarief als bedoeld in artikel 14, contributie of geldelijke bijdrage vastgesteld voor de toegang tot door de Koninklijke Bibliotheek aangewezen digitale werken.Artikel 13. Contributievrijstelling jeugd lokale bibliotheken
ARTIKEL XXII. WET STUDIEFINANCIERING 2000
De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 1.7 wordt als volgt gewijzigd:
C
In artikel 2.4, onderdeel a, vervalt «, onderdeel b,».
D
In artikel 2.4, onderdelen a en b, wordt «van de WEB» vervangen door «WEB».
E
Artikel 2.7a wordt als volgt gewijzigd:
F
Artikel 2.8 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Indien de accreditatie van een opleiding wordt geweigerd, beëindigd of ingetrokken of aan een opleiding het recht op bekostiging of graadverlening, genoemd in artikel 1.9, eerste en tweede lid, WHW, wordt ontnomen, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing gedurende de termijn waarin de student de betreffende opleiding op grond van artikel 5.21, derde en zesde lid, 5.32 of 6.5, tweede lid, WHW, mag vervolgen.G
In artikel 2.12, onderdelen b, c en d, aanhef en subonderdelen 2 en 3, wordt «van de WHW» vervangen door «WHW».
H
Artikel 2.13a wordt als volgt gewijzigd:
1.
Dit artikel is niet van toepassing op het levenlanglerenkrediet en op mbo-studenten die op grond van artikel 2.2, tweede lid, slechts een tegemoetkoming in de kosten van de toegang tot het onderwijs ontvangen.I
In artikel 2.16, tweede lid, wordt «studiefinanciering beroepsonderwijs» vervangen door «studiefinanciering voor beroepsonderwijs».
J
In artikel 2.17, eerste lid, wordt «Een mbo-student die voor ten minste één maand rechtens zijn vrijheid is ontnomen» vervangen door «Een mbo-student wiens vrijheid voor ten minste een maand rechtens is ontnomen».
K
In artikel 3.2, derde lid, wordt «eentwaalfde deel» vervangen door «een twaalfde deel» en wordt «vastgestelde of herziene bedrag» vervangen door «geldende bedrag».
L
Artikel 3.7 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Voor studenten die aanspraak hebben op studiefinanciering voor het volgen van een opleiding buiten Nederland bestaat de reisvoorziening uit het bedrag, bedoeld in artikel 4.8, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 5.3, eerste lid, tenzij in plaats daarvan als reisvoorziening een reisrecht wordt aangevraagd.M
Artikel 3.8 komt te luiden:
Artikel 3.8. Hoogte aanvullende beurs
De hoogte van de aanvullende beurs is het maximumbedrag van de aanvullende beurs, genoemd in artikel 3.18, minus de veronderstelde ouderlijke bijdrage die wordt berekend ingevolge de artikelen 3.9 tot en met 3.13.N
In artikel 3.9, tweede lid, vervalt «als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget».
O
In artikel 3.12 wordt «Indien het na het peiljaar een ouder zonder partner betreft als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget» vervangen door «Indien een ouder na het peiljaar een ouder zonder partner wordt».
P
Artikel 3.13 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Indien de veronderstelde ouderlijke bijdrage negatief is, wordt deze vastgesteld op nihil.3.
Bij de berekening van de veronderstelde ouderlijke bijdrage per studerend kind wordt de bijdrage verdeeld over de studerende kinderen van een ouder indien:- meer dan een van deze kinderen voor de betreffende maand aanspraak heeft op studiefinanciering; en
- de kinderen voor de betreffende maand een aanvullende beurs hebben aangevraagd.
4.
Bij de verdeling van de veronderstelde ouderlijke bijdrage, bedoeld in het derde lid, wordt een kind dat tevens onder de reikwijdte van artikel 3.9, vierde lid, onderdeel b, valt, buiten beschouwing gelaten.Q
In de artikelen 3.16a, tweede lid, 3.16b, tweede lid, onderdeel b, 3.16c, tweede lid, onderdelen a en b, en 3.16d, eerste lid, onderdeel a, wordt «van de WHW» telkens vervangen door «WHW».
R
In artikel 3.17, achtste lid, wordt «waarop de beschikking terzake is gegeven» vervangen door «waarop Onze Minister een vordering wegens meerinkomen heeft vastgesteld».
S
In artikel 3.20 wordt «Indien» vervangen door «Zolang».
T
In de artikelen 4.3, derde lid, en 4.5, tweede lid, onderdeel a, wordt «van de WEB» telkens vervangen door «WEB».
U
In artikel 4.11 wordt «en hij in dat studiejaar ophoudt studiefinanciering te genieten vóór 1 februari, en hij» vervangen door «, in dat studiejaar ophoudt studiefinanciering te genieten vóór 1 februari, en».
V
In artikel 4.21, tweede lid, wordt «voorzover» vervangen door «voor zover».
W
In de artikelen 5.2, eerste lid, onderdelen a en b, 5.2c, eerste lid, onderdelen a, b en c, en derde lid, onderdeel b, 5.7, tweede en vierde lid en 5.9, eerste en tweede lid, wordt «van de WHW» telkens vervangen door «WHW».
X
In de artikelen 6.10, tweede lid, onderdeel b, en 6.13 vervalt «als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget».
Y
In artikel 9.5, tweede lid, wordt «van de WHW» vervangen door «WHW».
Z
In artikel 10a.3 wordt na «6.8» ingevoegd «, 6.9a».
AA
In de artikelen 10a.8, tweede lid, en 10a.9 vervalt «als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget».
BB
Voor paragraaf 12.1 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
CC
Artikel 12.1 wordt als volgt gewijzigd:
DD
Artikel 12.1a vervalt.
EE
Artikel 12.1a0 vervalt.
FF
In artikel 12.1b, eerste, tweede en derde lid, wordt «van de WHW» telkens vervangen door «WHW».
GG
Artikel 12.1ba vervalt.
HH
In artikel 12.10, eerste lid, onderdelen a, b en c, tweede lid, derde lid, onderdelen a en b, en vierde lid, onderdeel b, wordt «van de WHW» telkens vervangen door «WHW».
II
In artikel 12.10a1, wordt «eerste lid van de WHW» vervangen door «eerste lid, WHW».
JJ
De artikelen 12.11 en 12.13 vervallen.
KK
Artikel 12.14 wordt als volgt gewijzigd:
LL
In artikel 12.15, tweede lid, onderdeel c, wordt na «associate degree-» een komma ingevoegd en wordt «van de WHW» telkens vervangen door «WHW».
MM
In artikel 12.23 wordt «vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet invoering associate degree-opleiding» telkens vervangen door «op 31 december 2017» en wordt «van de WHW» vervangen door «WHW».
NN
Artikel 12.24 wordt als volgt gewijzigd:
OO
In artikel 12.25 wordt «Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip» vervangen door «Tot 1 juni 2019».
PP
In artikel 12.26 wordt «tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip» vervangen door «tot 1 september 2019» en wordt «van de WHW» telkens vervangen door «WHW».
Artikel 12.27 komt te luiden:
Artikel 12.27
1.
Artikel 3.27, zoals dat artikel luidde op 31 december 2018, blijft van toepassing op de bedragen die op 31 december 2018 reeds op grond van artikel 3.27, tweede lid, verschuldigd waren.2.
De persoon die op 31 december 2018 reeds op grond van artikel 3.27, tweede lid, een bedrag verschuldigd was, wordt voor de berekening van de hoogte van het bedrag dat hij vanaf 1 januari 2019, op grond van artikel 3.27, tweede lid, verschuldigd is, gelijkgesteld met de student wiens aanspraak op reisrecht is beëindigd op 1 januari 2019.RR
In artikel 12.28 worden de zinsneden «onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel I, onderdeel A, van de Wet houdende wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering (Stb. 2019, 20) in werking is getreden» en «onmiddellijk voorafgaand aan het genoemde tijdstip van inwerkingtreding» vervangen door «op 23 juli 2019».
SS
In artikel 12.29 wordt «zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel XXX, onderdeel E, van de Wet tot wijziging van de verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 2020) (Stb. 2020, 76) in werking is getreden» vervangen door «zoals deze luidden op 31 maart 2020».
Artikel 3.8. Hoogte aanvullende beurs
De hoogte van de aanvullende beurs is het maximumbedrag van de aanvullende beurs, genoemd in artikel 3.18, minus de veronderstelde ouderlijke bijdrage die wordt berekend ingevolge de artikelen 3.9 tot en met 3.13.
Artikel 12.0a. Begripsbepalingen Wet op de studiefinanciering
In afwijking van artikel 1.1 wordt voor de begrippen in deze paragraaf de begripsomschrijving gelezen in artikel 1 van de Wet op de studiefinanciering, zoals die luidde op 31 augustus 2000.
Artikel 12.0b. Aanvang terugbetaling renteloze voorschotten (141 Wsf)
Artikel 12.0c. Samenloop terugbetalingen (142 Wsf)
Artikel 12.0d. Gevolgen voor samenstelling minimum terugbetalingsbedrag (143 Wsf)
In geval van samenloop van terugbetalingen als bedoeld in artikel 12.0c, wordt, zolang het renteloos voorschot nog niet is afgelost, voor de betrokkene artikel 41, derde lid, van de Wet op de studiefinanciering, zoals dat luidde op 31 augustus 2000, zo toegepast dat het minimumbedrag van f 1.200,– wordt verminderd met het in het desbetreffende jaar terug te betalen bedrag aan renteloos voorschot.
Artikel 12.0e. Nieuwe vaststelling termijn (144 Wsf)
Op 1 januari volgend op het tijdstip waarop de in artikel 12.0c bedoelde voorschotten volledig moeten zijn terugbetaald, wordt de termijn, bedoeld in artikel 41 van de Wet op de studiefinanciering, zoals dat luidde op 31 augustus 2000, opnieuw vastgesteld.
Artikel 12.0f. Terugbetaling renteloze voorschotten (145 Wsf)
Artikel 12.0g. Overgangsbepaling rijksstudietoelage (147 Wsf)
Op een studerende van 18 jaren of ouder aan wie tot 1 oktober 1986 op grond van een onderwijswet een rijksstudietoelage werd toegekend voor het volgen van wetenschappelijk onderwijs of hoger beroepsonderwijs dan wel op een studerende van 21 jaren of ouder aan wie een soortgelijke rijksstudietoelage werd toegekend voor het volgen van overig voortgezet onderwijs, is met ingang van 1 oktober 1986 hoofdstuk II met uitzondering van artikel 8 van de Wet op de studiefinanciering, zoals dat luidde op 31 augustus 2000, van overeenkomstige toepassing tot het moment waarop hij de voor 1 oktober 1986 aangevangen studie heeft voltooid dan wel gestaakt.
Artikel 12.0h. Overgangsbepaling studerende die ouderonafhankelijk is (148 Wsf)
Op een studerende aan wie tot 1 oktober 1986 op grond van een onderwijswet een rijksstudietoelage werd toegekend onafhankelijk van het inkomen van de ouders of een van hen, is met ingang van 1 oktober 1986 hoofdstuk II uitgezonderd paragraaf 2 van titel 3 van de Wet op de studiefinanciering, zoals dat luidde op 31 augustus 2000, van overeenkomstige toepassing tot het moment waarop hij de voor 1 oktober 1986 aangevangen studie heeft voltooid dan wel gestaakt.
Artikel 12.27
ARTIKEL XXIII. WET TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN
De Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 2.9 wordt onder vervanging van «; of» aan het slot van onderdeel c door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door «; of» een onderdeel toegevoegd, luidende:
- voor bij ministeriële regeling aangewezen onderwijs, vergelijkbaar met de onderdelen a tot en met d.
B
In artikel 2.10 vervalt «, onderdeel b,».
C
In artikel 2.13, onderdeel a, vervalt «, onderdeel b,».
ARTIKEL XXIV. WET VOORTGEZET ONDERWIJS 2020
De Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
B
In artikel 2.30, tweede lid, aanhef, wordt na «Het bevoegd gezag kan» ingevoegd «bij het samenwerkingsverband».
C
In artikel 2.43, derde lid, wordt «Artikel 2.30, vierde lid, onderdelen a en b, en vijfde de lid,» vervangen door «Artikel 2.30, tweede lid, onderdelen a en b, derde lid en vijfde lid,».
D
In artikel 2.51, derde lid, vervalt de laatste volzin.
E
Na artikel 2.51 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.51a. De examensecretaris
1.
De rector of directeur wijst een of meer van de personeelsleden van de school aan tot examensecretaris van het eindexamen.2.
De rector of directeur en de examensecretaris verrichten gezamenlijk de taken bedoeld in de artikelen 2.57, tweede lid, en 2.58, vierde lid.3.
De examensecretaris heeft de taak om de rector of directeur te ondersteunen bij:- het organiseren en afnemen van het eindexamen;
- de uitvoering van het examenreglement, bedoeld in artikel 2.60, eerste lid;
- de uitvoering van het programma van toetsing en afsluiting, bedoeld in artikel 2.60a, eerste lid; en
- de verstrekking van de beoordeling van het schoolexamen, bedoeld in artikel 2.55a.
4.
De rector of directeur stelt een taakomschrijving voor de examensecretaris vast waarin in ieder geval de taken bedoeld in het tweede en derde lid worden opgenomen.5.
De rector of directeur verstrekt de taakomschrijving aan het bevoegd gezag, aan de examensecretaris en aan de examencommissie.6.
De rector of directeur draagt er zorg voor dat het deskundig functioneren van de examensecretaris is gewaarborgd.7.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de taken van de examensecretaris.F
Na artikel 2.55 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.55a. Verstrekking beoordeling schoolexamen
1.
De rector of directeur verstrekt de beoordeling van het schoolexamen aan de examenkandidaat voor aanvang van het eerste tijdvak van het centraal examen.2.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het verstrekken van de beoordeling van het schoolexamen.G
In artikel 2.57, tweede lid, wordt «de secretaris van het eindexamen» vervangen door: «de examensecretaris».
H
In artikel 2.58 wordt onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot het vijfde en zesde lid een lid ingevoegd, luidende:
4.
De rector of directeur en de examensecretaris tekenen de cijferlijsten, diploma’s, getuigschriften en certificaten, bedoeld in het eerste tot en met derde lid.I
Artikel 2.60 wordt vervangen door zes artikelen, luidende:
Artikel 2.60. Examenreglement: inhoud en vaststelling
1.
Het bevoegd gezag stelt een examenreglement vast, dat in elk geval bevat:- regels over de organisatie van het eindexamen en de gang van zaken tijdens het eindexamen;
- informatie over de toepassing van de maatregelen bedoeld in artikel 2.61, eerste lid;
- inhaal- en herkansingsmogelijkheden van het schoolexamen, waarbij in ieder geval wordt voorzien in een inhaalmogelijkheid voor de examenkandidaat die door ziekte of ten gevolge van een bijzondere van zijn wil onafhankelijke omstandigheid niet in staat is geweest aan een of meer toetsen van het schoolexamen deel te nemen; en
- de samenstelling en het adres van de in artikel 2.63 bedoelde commissie van beroep.
2.
Het bevoegd gezag kan bij de vaststelling van het examenreglement slechts afwijken van het voorstel, bedoeld in artikel 2.60e, eerste lid, onderdeel a:- na overleg met de examencommissie; en
- indien het bevoegd gezag de afwijking schriftelijk heeft gemotiveerd.
3.
Het bevoegd gezag zendt de schriftelijke motivering, bedoeld in het tweede lid, zo spoedig mogelijk aan de examencommissie en de medezeggenschapsraad.4.
Het bevoegd gezag hoeft voor het vaststellen van het examenreglement de instemming van de medezeggenschapsraad van de school voor voortgezet onderwijs, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b, WMS.5.
Het bevoegd gezag zendt jaarlijks voor 1 oktober het vastgestelde examenreglement aan de kandidaten en de inspectie.Artikel 2.60a. Programma van toetsing en afsluiting: de inhoud
1.
Het bevoegd gezag stelt jaarlijks voor 1 oktober een programma van toetsing en afsluiting vast voor het desbetreffende schooljaar.2.
Het programma van toetsing en afsluiting vermeldt in ieder geval:- welke examenstof van het examenprogramma in het schoolexamen wordt getoetst;
- welke door het bevoegd gezag vast te stellen examenstof in het schoolexamen wordt getoetst;
- de inhoud van de toetsen die onderdeel uitmaken van het schoolexamen;
- de wijze waarop en tijdvakken waarbinnen de toetsen en herkansingen van het schoolexamen plaatsvinden;
- de regels voor de wijze waarop het cijfer voor het schoolexamen voor een examenkandidaat tot stand komt.
3.
Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat ten aanzien van de toetsen die deel uitmaken van het schoolexamen, in het programma van toetsing en afsluiting duidelijk en herleidbaar wordt aangegeven welke toetsen bijdragen aan de afsluiting van:- de verplichte examenstof van het examenprogramma die behoort bij het schoolexamen;
- de examenstof van het examenprogramma die behoort tot de verplichte examenstof van het centraal examen, maar die ook in het schoolexamen zal worden getoetst; en
- examenstof die is gekozen door het bevoegd gezag.
Artikel 2.60b. Programma van toetsing en afsluiting: vaststelling
1.
Het bevoegd gezag kan bij de vaststelling van het programma van toetsing en afsluiting als bedoeld in artikel 2.60a, eerste lid, slechts afwijken van het voorstel van de examencommissie, bedoeld in artikel 2.60e, eerste lid, onderdeel b:- na overleg met de examencommissie; en
- indien het bevoegd gezag de afwijking schriftelijk heeft gemotiveerd.
2.
Het bevoegd gezag zendt de schriftelijke motivering, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk aan de examencommissie en de medezeggenschapsraad.3.
Het bevoegd gezag behoeft voor het vaststellen van het programma van toetsing en afsluiting de instemming van de medezeggenschapsraad van de school, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b, WMS.4.
Het bevoegd gezag zendt jaarlijks voor 1 oktober het vastgestelde programma van toetsing en afsluiting voor het desbetreffende schooljaar aan de kandidaten en de inspectie.Artikel 2.60c. Programma van toetsing en afsluiting: wijziging
1.
Het bevoegd gezag kan het programma van toetsing en afsluiting na 1 oktober slechts wijzigen:- in het geval van een bijzonder onvoorziene omstandigheid die leidt tot praktische onuitvoerbaarheid van het programma van toetsing en afsluiting; of
- ter verbetering van een kennelijke onjuistheid of kennelijke onvolledigheid in het programma van toetsing en afsluiting.
2.
De examencommissie wordt vooraf in de gelegenheid gesteld om te adviseren over een wijziging als bedoeld in het eerste lid.3.
Het bevoegd gezag kan bij de vaststelling van een wijziging van het programma van toetsing en afsluiting slechts afwijken van het advies van de examencommissie:- na overleg met de examencommissie; en
- indien het bevoegd gezag de afwijking schriftelijk heeft gemotiveerd.
4.
Het derde en vierde lid van artikel 2.60b zijn van overeenkomstige toepassing op de vaststelling van de wijziging van het programma van toetsing en afsluiting na 1 oktober.Artikel 2.60d. Benoeming en samenstelling van de examencommissie
1.
Het bevoegd gezag:- stelt een of meer examencommissies in ten behoeve van de borging van de kwaliteit van de schoolexaminering;
- benoemt de leden van de examencommissie; en
- draagt zorg voor het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie.
2.
De examencommissie heeft een oneven aantal leden en ten minste drie leden.3.
Niet kunnen worden benoemd tot lid van de examencommissie:- leden van het bevoegd gezag;
- de directeur van de school;
- leden van de medezeggenschapsraad of de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van de school als bedoeld in de artikelen 3 en 4 WMS;
- leerlingen van de school of hun wettelijk vertegenwoordigers.
4.
Bij de benoeming van de leden van de examencommissie draagt het bevoegd gezag er zorg voor dat de examencommissie deskundig is op het gebied van:- de desbetreffende schoolsoort;
- de regelgeving over examinering in het voortgezet onderwijs; en
- de kwaliteit van examinering.
5.
Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, hoort het bevoegd gezag de overige leden van de examencommissie.Artikel 2.60e. Taken en bevoegdheden van de examencommissie
1.
De examencommissie heeft voor de borging van de kwaliteit van de schoolexaminering de volgende taken en bevoegdheden:- het opstellen van een voorstel voor een examenreglement als bedoeld in artikel 2.60 voor het bevoegd gezag;
- het jaarlijks opstellen van een voorstel voor een programma van toetsing en afsluiting als bedoeld in artikel 2.60a voor het bevoegd gezag;
- het borgen van het afsluitend karakter en de kwaliteit van het schoolexamen;
- het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen om te komen tot een beoordeling van het schoolexamen; en
- overige door het bevoegd gezag aan de commissie opgedragen taken en bevoegdheden.
2.
De examencommissie stelt regels vast over haar werkwijze.3.
De examencommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden.4.
De examencommissie evalueert jaarlijks de kwaliteit van de schoolexaminering en stelt een advies op aan het bevoegd gezag en de directeur over noodzakelijke en wenselijke verbeteringen.5.
De examencommissie verstrekt de regels over haar werkwijze, het verslag, de evaluatie en het advies, bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid, aan het bevoegd gezag, aan de directeur en aan de examensecretaris van een school.J
In artikel 2.82 wordt bij het vijfde lid de aanduiding «54.» vervangen door «5.».
K
In artikel 2.107g, tweede lid, vervalt «, onderdeel r,».
L
In artikel 2.107j, vierde lid, wordt «de secretaris» vervangen door: «de examensecretaris».
M
In artikel 4.2, derde lid, onderdeel b, onder 3°, wordt «het voor de desbetreffende schoolsoort geldende aantal leerlingen» vervangen door «het voor de desbetreffende schoolsoort in het eerste lid bedoelde aantal leerlingen».
N
Artikel 4.2a, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
O
In de artikelen 4.6, derde lid, onderdelen a en b, en 11.45b, derde lid, onderdelen a en b, wordt in de indicator w «in de leeftijd van 12 en 13 jaar» vervangen door «in de leeftijd van 12 jaar en in de leeftijd van 13 jaar».
P
Artikel 4.7 wordt als volgt gewijzigd:
Q
Artikel 4.14, vierde lid, komt te luiden:
4.
Op een nevenvestiging van een scholengemeenschap kan in elk geval onderwijs worden verzorgd in de in het tweede of derde lid genoemde leerjaren van de schoolsoort die ingevolge artikel 4.2a, eerste of tweede lid, voor bekostiging in aanmerking is gebracht.R
In artikel 4.24, vijfde lid, wordt «eidigt» vervangen door «eindigt».
S
In artikel 4.25, derde lid, tweede volzin, wordt «van de scholengemeenschap» vervangen door «van de school die deel uitmaakt van de scholengemeenschap» en «elk van de samenstellende scholen» door «de desbetreffende school».
T
In artikel 5.15, eerste lid, wordt «als bedoeld in het tweede, derde en vierde lid» vervangen door «als bedoeld in het tweede, derde, respectievelijk vierde lid».
U
In artikel 7.14, tweede lid, wordt «verrvuld» vervangen door «vervuld».
V
In artikel 7.24, eerste lid, onderdeel a, wordt «de de» vervangen door «de».
W
In artikel 7.29, tweede lid, wordt «bestuurvan» vervangen door «bestuur van».
X
In artikel 7.43, eerste lid, onderdeel a, wordt «isdan» vervangen door «is dan».
Y
Artikel 8.24 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het berekenen en betalen van de uitkering, bedoeld in het eerste lid. De berekening geschiedt in elk geval aan de hand van het aantal volwassen inwoners van de gemeenten in de regio op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar van de uitkering, waarbij rekening wordt gehouden met het opleidingsniveau en met de etnische achtergrond van die inwoners. Bij de berekening van een deel van de uitkering kunnen de volwassen inwoners van gemeenten die op grond van een andere regeling reeds een vergoeding voor de bestrijding van voortijdig schoolverlaten ontvangen, buiten beschouwing worden gelaten. Onze Minister hanteert het aantal volwassen inwoners van de gemeenten in de regio dat blijkt uit de gegevens die het Centraal Bureau voor de Statistiek op verzoek van Onze Minister daarover verstrekt.Z
Na artikel 11.24 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 11.24a. Vaststelling en wijziging examenreglement en pta
De artikelen 2.60, vierde lid, 2.60b, tweede en derde lid, zijn niet van toepassing, met dien verstande dat het bevoegd gezag de schriftelijke motivering bedoeld in artikel 2.60b, tweede lid, wel zo spoedig mogelijk aan de examencommissie zendt.AA
Artikel 12.42 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Op besluiten tot bekostiging waarvan de aanvraag voor 1 november 2020 is ingediend op grond van artikel 67 van de Wet op het voortgezet onderwijs blijft artikel 108 van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals dat artikel luidde op 31 oktober 2020 van toepassing.Artikel 2.51a. De examensecretaris
Artikel 2.55a. Verstrekking beoordeling schoolexamen
Artikel 2.60. Examenreglement: inhoud en vaststelling
Artikel 2.60a. Programma van toetsing en afsluiting: de inhoud
Artikel 2.60b. Programma van toetsing en afsluiting: vaststelling
Artikel 2.60c. Programma van toetsing en afsluiting: wijziging
Artikel 2.60d. Benoeming en samenstelling van de examencommissie
Artikel 2.60e. Taken en bevoegdheden van de examencommissie
Artikel 11.24a. Vaststelling en wijziging examenreglement en pta
De artikelen 2.60, vierde lid, 2.60b, tweede en derde lid, zijn niet van toepassing, met dien verstande dat het bevoegd gezag de schriftelijke motivering bedoeld in artikel 2.60b, tweede lid, wel zo spoedig mogelijk aan de examencommissie zendt.
ARTIKEL XXV. WET VOORTGEZET ONDERWIJS BES
De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 124, derde lid, onderdeel h, wordt «de Wet medezeggenschap op scholen» vervangen door: «de medezeggenschap in de school».
B
In artikel 124a, derde lid, onderdelen a en b, komt bij de indicator w «in de leeftijd van 12 en 13 jaar» te luiden: «in de leeftijd van 12 jaar en in de leeftijd van 13 jaar».
C
Artikel 125 wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XXVI. WET KINDEROPVANG
In artikel 1.6, eerste lid, onderdeel j, subonderdeel 3, van de Wet kinderopvang, vervalt «, onderdeel b,».
ARTIKEL XXVII. WET PUBLIEKE GEZONDHEID
In artikel 58ra, derde lid en vierde lid, onderdeel a, van de Wet publieke gezondheid, vervalt «, onder h».
ARTIKEL XXVIII. WET VEREENVOUDIGING BEKOSTIGING PO (STB. 2021, 171)
De Wet van 25 februari 2021 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op het voortgezet onderwijs en enkele andere wetten vanwege de vereenvoudiging van de bekostiging van de scholen voor primair onderwijs en samenwerkingsverbanden (Stb. 2021, 171) wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel II wordt als volgt gewijzigd:
C
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
D
Artikel V, onderdeel A, komt te luiden:
E
Artikel X, onderdeel 1, komt te luiden:
F
Artikel XI komt te luiden:
ARTIKEL XI. OVERGANGSBEPALING BEKOSTIGING PERIODE START SCHOOLJAAR TOT INVOERING VEREENVOUDIGDE BEKOSTIGING
1.
De aanspraak op bekostiging voor materiële instandhouding op grond van Hoofdstuk I, Titel IV, Afdeling 4, van de Wet op het primair onderwijs, Hoofdstuk I, Titel III, Afdeling 4, van de Wet op de expertisecentra en Hoofdstuk I, Titel III, Afdeling 4, van de Wet primair onderwijs BES, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van deze wet, blijft van kracht tot en met 31 december van het jaar van inwerkingtreding van deze wet.2.
De aanspraak op bekostiging op grond van de artikelen 120, 129 en 132 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 117 en 124 van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 101 en 110 van de Wet primair onderwijs BES en artikel 85d van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die bepalingen luidden op de dag voor inwerkingtreding van dit artikel, blijft van kracht tot en met 31 juli van het jaar van inwerkingtreding van deze wet.3.
Voor de periode van 1 augustus tot en met 31 december volgend op de inwerkingtreding van deze wet wordt de aanspraak op personele bekostiging berekend op grond van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 120, 129 en 132 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 117 en 124 van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 101 en 110 van de Wet primair onderwijs BES, en artikel 85d van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die bepalingen luidden op de dag voor inwerkingtreding van deze wet.4.
De artikelen 124 en 125b van de Wet op het primair onderwijs en artikel 85d van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals deze luidden op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet blijven van toepassing op overdracht van de bekostiging, bedoeld in het tweede en derde lid.5.
Bij ministeriële regeling worden de bedragen vastgesteld waarop de aanspraak, bedoeld in het tweede en derde lid, betrekking heeft.6.
Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2026.G
Artikel XIIA komt te luiden:
ARTIKEL XI. OVERGANGSBEPALING BEKOSTIGING PERIODE START SCHOOLJAAR TOT INVOERING VEREENVOUDIGDE BEKOSTIGING
Artikel XIIA. SAMENLOOP MET WET BEËINDIGING VERVANGINGSFONDS EN MODERNISERING PARTICIPATIEFONDS
De Wet van 11 oktober 2021 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met beëindiging van de verplichte aansluiting bij een rechtspersoon in verband met kosten van vervanging en in verband met wijziging van de wijze waarop de werkloosheidsuitkeringen worden verevend (beëindiging vervangingsfonds en modernisering participatiefonds) (Stb. 2021, 538) wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1.
Verzoeken tot vergoeding als bedoeld in de artikelen 138, tweede lid, en 184, vierde en vijfde lid, zoals deze artikelen luidden op 31 maart 2022, kunnen tot zes maanden na inwerkingtreding van artikel II, onderdelen C, E, F, G, I en J van de Wet van 11 oktober 2021 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de beëindiging van de verplichte aansluiting bij een rechtspersoon in verband met de kosten van vervanging en in verband met wijziging van de wijze waarop de werkloosheidsuitkeringen worden verevend (beëindiging vervangingsfonds en hervorming participatiefonds) (Stb. 2021, 538) worden ingediend bij het participatiefonds.2.
Op de afwikkeling van de aanvragen, alsmede op geschillen daarover in bezwaar en beroep of hoger beroep, zijn de artikelen 138, tweede lid, en 184, vierde en vijfde lid, en de daarop gebaseerde regelingen, zoals deze luidden op 31 maart 2022, van toepassing, met dien verstande dat vanaf de inwerkingtreding van de Wet van 11 oktober 2021 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de beëindiging van de verplichte aansluiting bij een rechtspersoon in verband met de kosten van vervanging en in verband met wijziging van de wijze waarop de werkloosheidsuitkeringen worden verevend (beëindiging vervangingsfonds en hervorming participatiefonds) (Stb. 2021, 538) de financiële afwikkeling bij het participatiefonds ligt.B
Artikel II wordt als volgt gewijzigd:
1.
Verzoeken tot vergoeding als bedoeld in de artikelen 132, tweede lid, en 170, vierde en vijfde lid, zoals deze artikelen luidden op 31 maart 2022 kunnen tot zes maanden na inwerkingtreding van artikel II, onderdelen C, E, F, G, I en J van de Wet van 11 oktober 2021 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de beëindiging van de verplichte aansluiting bij een rechtspersoon in verband met de kosten van vervanging en in verband met wijziging van de wijze waarop de werkloosheidsuitkeringen worden verevend (beëindiging vervangingsfonds en hervorming participatiefonds) (Stb. 2021, 538) worden ingediend bij het participatiefonds.2.
Op de afwikkeling van de aanvragen, alsmede op geschillen daarover in bezwaar en beroep of hoger beroep, zijn de artikelen 132, tweede lid, en 170, vierde en vijfde lid, en de daarop gebaseerde regelingen, zoals deze luidden op 31 maart 2022, van toepassing, met dien verstande dat vanaf de inwerkingtreding van de Wet van 11 oktober 2021 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de beëindiging van de verplichte aansluiting bij een rechtspersoon in verband met de kosten van vervanging en in verband met wijziging van de wijze waarop de werkloosheidsuitkeringen worden verevend (beëindiging vervangingsfonds en hervorming participatiefonds) (Stb. 2021, 538) de financiële afwikkeling bij het participatiefonds ligt.ARTIKEL XXIX. SAMENLOOP WETSVOORSTEL VERBETERING RECHTSBESCHERMING MBO-STUDENTEN (35 625)
- op grond van het derde lid, onderdeel d.
ARTIKEL XXX. SAMENLOOP WETSVOORSTEL BESTUURLIJKE HARMONISATIE BEROEPSONDERWIJS
A
Indien het bij koninklijke boodschap van 15 oktober 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met een vereenvoudiging van de bestuurlijke inrichting van het stelsel voor beroepsonderwijs door omvorming van het aoc tot verticale scholengemeenschap en een andere invulling van bevoegd gezag (Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs) (Kamerstukken 35 606) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel CC, van die wet later in werking treedt dan artikel XI, onderdeel M, van deze wet, vervalt artikel I, onderdeel CC, van die wet.
B
Indien het bij koninklijke boodschap van 15 oktober 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met een vereenvoudiging van de bestuurlijke inrichting van het stelsel voor beroepsonderwijs door omvorming van het aoc tot verticale scholengemeenschap en een andere invulling van bevoegd gezag (Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs) (Kamerstukken 35 606) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel A, van die wet eerder in werking treedt dan artikel XI, onderdeel A, van deze wet, wordt het in artikel XI, onderdeel A, van deze wet voorgestelde artikel 1.1.1 als volgt gewijzigd:
C
Indien het bij koninklijke boodschap van 15 oktober 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met een vereenvoudiging van de bestuurlijke inrichting van het stelsel voor beroepsonderwijs door omvorming van het aoc tot verticale scholengemeenschap en een andere invulling van bevoegd gezag (Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs) (Kamerstukken 35 606) tot wet is of wordt verheven en artikel X van die wet eerder in werking treedt dan artikel XIII van deze wet, vervalt artikel XIII van deze wet.
ARTIKEL XXXI. INWERKINGTREDING
ARTIKEL XXXII. CITEERTITEL
Deze wet wordt aangehaald als Verzamelwet OCW met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst.