Besluit van 7 juli 2021, houdende wijziging van het Besluit langdurige zorg in verband met het verduidelijken van de terugwerkende kracht van de indicatiestelling door het CIZ, het creëren van beleidsvrijheid voor zorgkantoren, het verwerken van jurisprudentie en het verduidelijken van een delegatiegrondslag voor bijkomende zorgkosten voor pgb-Wlz
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 15 april 2021, kenmerk 2343444-1006376;
Gelet op de artikelen 3.1.1, tweede lid, 3.2.3, zesde lid, en 3.3.3, eerste lid, van de Wet langdurige zorg;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 juni 2021, no. W13.21.0112/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 juli 2021, kenmerk 2374617-1006376-WJZ;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3.2.4, tweede lid, komt te luiden:
2.
Indien een verzekerde wegens bijzondere omstandigheden reeds in een instelling verblijft, wordt een indicatiebesluit uiterlijk binnen twee weken genomen. Indien de verzekerde ingevolge het indicatiebesluit is aangewezen op in de wet geregeld zorg, werkt het indicatiebesluit terug tot en met de dag waarop het verblijf is aangevangen met een maximale periode van twee weken.B
In artikel 3.6.2 wordt, onder vernummering van het tweede tot het derde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2.
Het zorgkantoor kan besluiten de verleningsbeschikking niet in te trekken indien de verzekerde het persoonsgebonden budget geheel besteedt aan de inkoop van zorg bij een kleinschalig wooninitiatief als bedoeld in artikel 3.1.4, tweede lid, dat nadat het kleinschalig wooninitiatief aan betreffende verzekerde zorg heeft verleend ten laste van een persoonsgebonden budget op grond van deze wet, inmiddels gecontracteerd is door de Wlz-uitvoerder.C
Aan artikel 3.6.7 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
- de betaling van bijkomende zorgkosten voor zorg als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van de wet.
D
Artikel 3.7.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
E
Artikel 3.7.2 wordt als volgt gewijzigd:
2.
In afwijking van het eerste lid kan de verzekerde voor ten hoogste een jaar tijdens verblijf buiten een van de staten van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte of Zwitserland een persoonsgebonden budget gebruiken voor betaling van voortzetting van palliatief terminale zorg.ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit kan worden bepaald dat verschillende artikelen of onderdelen daarvan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.