Besluit van 16 december 2020 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 18 november 2020, nr. 2020-0000221262, wat artikel 25a van de Wet belastingen op milieugrondslag betreft gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;
Gelet op de artikelen 31a en 35f van de Wet op de loonbelasting 1964, artikel VI, onderdeel A, van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen, artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968, artikel 3:4 van de Algemene douanewet, de artikelen 13a, 14, 14a, 14b en 15 van de Wet belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, artikel 4 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, de artikelen 25a, 59a, 60a, 60b, 70 en 92 van de Wet belastingen op milieugrondslag, artikel 37h van de Wet waardering onroerende zaken, artikel 38 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 37 van de Wet op de rechtsbijstand;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 december 2020, nr. WO06.20.0424/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 16 december 2020, nr. 2020-0000232487;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL II
Het Besluit fiscale eenheid 2003 wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL III
Het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Als dienst als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, van de wet wordt eveneens aangewezen het ter beschikking stellen van personeel aan een andere ondernemer in het kader van diensten die verleend worden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, mits:- de uitlener voor zijn primaire activiteiten de vrijstelling, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, van de wet, toepast;
- de inlener het personeelslid inzet voor diensten als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, van de wet;
- de terbeschikkingstelling van het personeel onontbeerlijk is voor het verrichten van deze vrijgestelde diensten; en
- de terbeschikkingstelling van het personeel er in hoofdzaak niet toe strekt extra opbrengsten te verkrijgen door de uitlener in rechtstreekse mededinging met commerciële ondernemers die aan de heffing van belasting zijn onderworpen.
- aanbieders van preventie als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, mede voor het ter beschikking stellen van personeel;.
- jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, mede voor het verstrekken van spijzen en dranken en het ter beschikking stellen van personeel;.
- De uitlener is aanbieder van preventie, jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet en past voor zijn primaire activiteiten de vrijstelling toe van artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de wet;
- De inlener zet het personeelslid in voor leveringen en diensten als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de wet in samenhang met artikel 7, eerste lid, en bijlage B, onderdeel b, post 15, onder a, of post 30;
- De terbeschikkingstelling van het personeel is onontbeerlijk voor het verrichten van deze vrijgestelde prestaties; en
- De terbeschikkingstelling van het personeel strekt er in hoofdzaak niet toe extra opbrengsten te verkrijgen door de uitlener in rechtstreekse mededinging met commerciële ondernemers die aan de heffing van belasting zijn onderworpen.
ARTIKEL IV
Het Algemeen douanebesluit wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5:1
Als waardevolle goederen als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene douanewet worden aangemerkt:
ARTIKEL V
Het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL VI
In het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 komt artikel 4 te luiden:
Artikel 4
Met motorrijwielen worden gelijkgesteld motorrijtuigen die:- in het kentekenregister zijn ingeschreven met de aanduiding voertuigcategorie L en de voertuigclassificatie L5e of L7e; of
- voldoen aan de normen geldend voor voertuigcategorie L en de voertuigclassificatie L5e of L7e, genoemd in artikel 4 van en bijlage I bij de Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PbEU 2013, L 60).
Artikel 4
Met motorrijwielen worden gelijkgesteld motorrijtuigen die:
ARTIKEL VII
Het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
2.
Indien een lager belastingbedrag in aanmerking wordt genomen als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet, specificeert de kennisgever in de aanvraag op welke wijze de afvalstoffen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, al dan niet na opslag, sortering of bewerking, zijn of zullen worden verwerkt. De kennisgever vermeldt daartoe:- het gewicht van baggerspecie die is of zal worden gestort of verbrand;
- het gewicht van zuiveringsslib dat is of zal worden verbrand in een installatie buiten Nederland, verminderd met het gewicht van het aan dat zuiveringsslib toe te rekenen verbrandingsresidu;
- het gewicht van afvalstoffen, niet zijnde baggerspecie, zuiveringsslib of gemengde afvalstoffen, die zijn of zullen worden verbrand in een installatie buiten Nederland waarin niet of nauwelijks gemengde afvalstoffen worden verbrand, verminderd met het gewicht van het aan die afvalstoffen toe te rekenen verbrandingsresidu;
- het gewicht van afvalstoffen waarvan het gewicht niet is vermeld ingevolge onderdelen a, b of c, voor zover deze afvalstoffen zijn of zullen worden verbrand in een installatie buiten Nederland waarin geen gemengde afvalstoffen mogen worden verbrand, verminderd met het gewicht van het aan die afvalstoffen toe te rekenen verbrandingsresidu;
- het gewicht van afvalstoffen waarvan het gewicht niet is vermeld ingevolge onderdelen a tot en met d, voor zover deze afvalstoffen zijn of zullen worden verbrand in een installatie buiten Nederland, verminderd met het gewicht van het aan die afvalstoffen toe te rekenen verbrandingsresidu;
- het gewicht van verbrandingsresidu als bedoeld in onderdelen b, c, d of e, voor zover dat residu nuttig is of zal worden toegepast;
- het gewicht van afvalstoffen waarvan het gewicht niet is vermeld ingevolge onderdelen a tot en met f, daaronder begrepen verbrandingsresidu als bedoeld in de onderdelen b, c, d of e, voor zover deze afvalstoffen buiten Nederland zijn of zullen worden gestort;
- het gewicht van afvalstoffen waarvan het gewicht niet is vermeld ingevolge onderdelen a tot en met g, daaronder begrepen verbrandingsresidu als bedoeld in de onderdelen b, c, d of e, voor zover deze afvalstoffen in Nederland zijn of zullen worden gestort of verbrand;
- het gewicht van de afvalstoffen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, waarvan het gewicht niet is vermeld ingevolge onderdelen a tot en met h.
2.
Het tarief, genoemd in artikel 60b, eerste lid, van de wet, is slechts van toepassing indien de elektriciteit via een aansluiting wordt geleverd en de verbruiker een verklaring heeft overgelegd aan degene die de elektriciteit aan hem levert, dat de elektriciteit uitsluitend wordt aangewend in een walstroominstallatie als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel w, van de wet die geheel of nagenoeg geheel bestemd is voor schepen niet zijnde particuliere pleziervaartuigen als bedoeld in artikel 70a, derde lid, van de wet, en dat deze walstroominstallatie geen deel uitmaakt van een meer omvattende onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken.7.
Voor het berekenen van de teruggaaf, bedoeld in het eerste lid, wordt het verbruik in de verbruiksperiode, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel d, van de wet, in aanmerking genomen.Artikel 29a
1.
De vermindering op de verschuldigde belasting, bedoeld in artikel 92, eerste lid, van de wet, bedraagt, in geval komt vast te staan dat een door de belastingplichtige ter zake van het leveren van goederen of het verrichten van diensten te ontvangen bedrag gedeeltelijk niet is en niet zal worden ontvangen, het gedeelte van het ter zake niet ontvangen bedrag dat naar evenredigheid correspondeert met de ter zake op aangifte voldane belasting.2.
De opnieuw verschuldigde belasting, bedoeld in artikel 92, derde lid, van de wet, bedraagt, in geval door de belastingplichtige alsnog geheel of gedeeltelijk een bedrag wordt ontvangen ter zake van het leveren van goederen of het verrichten van diensten ten aanzien waarvan een aanspraak op de vermindering van belasting is ontstaan, het gedeelte van het ter zake ontvangen bedrag dat naar evenredigheid correspondeert met de ter zake toegepaste vermindering.Artikel 29a
ARTIKEL VIII
In het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 juli 2021 aan artikel 29a een lid toegevoegd, luidende:
3.
Voor de belasting op leidingwater, onderscheidenlijk de energiebelasting, wordt voor het berekenen van de vermindering, bedoeld in artikel 92, eerste lid, van de wet, het verbruik in de verbruiksperiode, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel f, van de wet, onderscheidenlijk artikel 47, eerste lid, onderdeel d, van de wet, in aanmerking genomen.ARTIKEL IX
In het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken wordt aan artikel 10, eerste lid, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
- de Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland ten behoeve van de vaststelling van de waarde van woningen in die provincie voor zover noodzakelijk voor de uitoefening van de Subsidieregeling lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2017.
ARTIKEL X
In het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 wordt in artikel 36a, tweede lid, onderdeel b, «7/100;» vervangen door «9/100.».
ARTIKEL XI
In het Besluit van 21 december 2016 tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen (Stb. 2016, 549) wordt artikel XI als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XII
In het Besluit toevoeging mediation wordt in artikel 10, onderdeel a, «het heffingvrij vermogen» vervangen door «het drempelbedrag, genoemd in artikel 9.4a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001».
ARTIKEL XIII
Wanneer een aanvraag als bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag is ingediend voor 1 januari 2021, kan de kennisgever een melding doen als bedoeld in dat lid, indien toepassing van artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag, zoals dat artikel luidt met ingang van 1 januari 2021, leidt tot een lager belastingbedrag als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag dan het belastingbedrag wanneer de voor 1 januari 2021 ingediende aanvraag is dan wel zal worden gevolgd.