Part of Smart Yellow Suite

WGK011478
Besluit Participatiefonds 2022

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Datum uitgave 17 maart 2021
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

Besluit van 3 mei 2022, houdende vaststelling van de voorwaarden voor de ministeriële instemming met de statuten van het participatiefonds en de gevolgen van intrekking van de aanwijzing van het participatiefonds als gevolg van de modernisering van het participatiefonds en beëindiging van het vervangingsfonds (Besluit participatiefonds 2022)

Samenvatting

Eind 2021 is de Wet beëindiging vervangingsfonds en modernisering participatiefonds in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2021, 538). De beoogde inwerkingtredingsdatum voor het deel dat de modernisering van het Participatiefonds regelt is 1 augustus 2022. Naar aanleiding van deze wet moet ook een amvb worden gewijzigd. Deze (met name technische) wijzigingen zorgen ervoor dat het besluit aansluit op de wet zodat de modernisering van het Participatiefonds (en de afschaffing van het Vervangingsfonds op termijn) goed kunnen worden doorgevoerd. De regeling voor het Participatiefonds (Pf) wordt geactualiseerd. Daarnaast wordt geregeld dat de regels in de AMvB met betrekking tot het Vervangingsfonds (Vf) op termijn vervallen. Tot slot is er behoefte aan een grondslag voor gegevensuitwisseling tussen het UWV en het Pf, waarvoor het Besluit SUWI wordt aangepast.

Documenten

stb-2022-191 (PDF)

Besluit van 3 mei 2022, houdende vaststelling van de voorwaarden voor de ministeriële instemming met de statuten van het participatiefonds en de gevolgen van intrekking van de aanwijzing van het participatiefonds als gevolg van de modernisering van het participatiefonds en beëindiging van het vervangingsfonds (Besluit participatiefonds 2022)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 1 maart 2022, nr. WJZ/31523084 (ID 11478), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 191a, derde lid, en 194, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 170a, derde lid, en 173, derde lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 73, vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 april 2022, nr. W05.22.00019/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs uitgebracht mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 25 april 2022, nr. WJZ/32403508 (11478), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2. Voorwaarden instemming statuten

Artikel 3. Gevolgen intrekking van de aanwijzing

Bij de intrekking van de aanwijzing van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 190, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 169, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra:

Artikel 4. Wijziging Besluit Vervangingsfonds en Participatiefonds

Het Besluit Vervangingsfonds en Participatiefonds wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1. Begripsbepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
B

Artikel 2 vervalt.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1.
Onze Minister stemt in met de statuten alsmede de wijziging daarvan, bedoeld in artikel 194, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 173, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, indien de statuten ten minste de volgende bepalingen bevatten:
  1. dat het vervangingsfonds zich ten doel stelt de waarborgen te bieden, bedoeld in artikel 188, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 167, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra;
  2. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag door het vervangingsfonds van de leden en plaatsvervangend leden van het bestuur;
  3. het aantal leden en plaatsvervangend leden van het bestuur dat wordt benoemd, met dien verstande dat het bestuur ten minste drie en ten hoogste negen leden heeft, waarvan één voorzitter;
  4. dat de leden en plaatsvervangend leden, met uitzondering van de voorzitter, voor de worden benoemd op bindende voordracht van de daarvoor in aanmerking komende personeelsorganisaties in het onderwijs en voor de andere helft worden benoemd op bindende voordracht van de centrale werkgeversorganisatie primair onderwijs;
  5. dat het vervangingsfonds ten minste eenmaal per jaar overleg voert met Onze Minister of een door Onze Minister aan te wijzen vertegenwoordiger;
  6. dat het bestuur in het kader van zijn taakuitoefening, bedoeld in artikel 188, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 167, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, het bevoegd gezag bij reglement of anderszins verplichtingen van administratieve aard oplegt ten behoeve van:
    1. de controle van de rechtmatigheid van de uitgaven van het vervangingsfonds;
    2. het verkrijgen door het vervangingsfonds van betrouwbare gegevens met betrekking tot ziekteverzuim, andere vormen van afwezigheid en vervanging;
    3. de doelmatige uitvoering van de werkzaamheden door het vervangingsfonds;
    4. het voldoen aan verplichtingen van het vervangingsfonds uit hoofde van de wet of dit besluit;
    5. het vaststellen van de bijdrage die het bevoegd gezag aan het vervangingsfonds moet voldoen;
  7. dat bij ontbinding of beëindiging van de werkzaamheden van het vervangingsfonds de bestemming van het bij liquidatie aanwezige vermogen door het bestuur wordt vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister; en
  8. dat het vervangingsfonds een van het bestuur onafhankelijke commissie instelt die is belast met het interne toezicht en waarvan de taken zijn vastgelegd in de statuten.
D

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Gevolgen intrekking van de aanwijzing
Bij de intrekking van de aanwijzing van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 188, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 167, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra:
  1. wendt het vervangingsfonds de onder zijn beheer staande middelen, bestemd voor het verschaffen van de waarborgen, bedoeld in artikel 188, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 167, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, aan voor het doel waartoe die middelen aan het vervangingsfonds ter beschikking zijn gesteld; of
  2. draagt het vervangingsfonds de in onderdeel a bedoelde middelen over aan een andere, door Onze Minister op grond van de in de aanhef genoemde artikelen, aan te wijzen rechtspersoon.
E

De artikelen 5 en 6 vervallen.

F

Aan artikel 7 wordt na «tijdstip» toegevoegd «en vervalt op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel E, en artikel II, onderdeel D, van de Wet van 11 oktober 2021 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met beëindiging van de verplichte aansluiting bij een rechtspersoon in verband met kosten van vervanging en in verband met wijziging van de wijze waarop de werkloosheidsuitkeringen worden verevend (beëindiging vervangingsfonds en modernisering participatiefonds) (Stb. 2021, 538) in werking treden».

G

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8. Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vervangingsfonds, met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin het zal worden geplaatst.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 4. Gevolgen intrekking van de aanwijzing

Bij de intrekking van de aanwijzing van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 188, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 167, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra:

Artikel 8. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vervangingsfonds, met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin het zal worden geplaatst.

Artikel 5. Wijziging Besluit SUWI

Het Besluit SUWI wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5.9 wordt als volgt gewijzigd:

  1. aan het participatiefonds, bedoeld in artikel 190, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 169, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, de gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van zijn taken, bedoeld in artikel 190, derde lid, onderdelen a, b en c, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 169, derde lid, onderdelen a, b en c, van de Wet op de expertisecentra.
B

Artikel 5.17, tweede lid, komt te luiden:

2.
Het UWV verstrekt uit de onder zijn verantwoordelijkheid gevoerde administraties aan het participatiefonds, bedoeld in artikel 190, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 169, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, kosteloos de gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van zijn taak, bedoeld in artikel 190, derde lid, onderdeel d, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 169, derde lid, onderdeel d, van de Wet op de expertisecentra.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Artikel 7. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit participatiefonds, met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin het zal worden geplaatst.

stb-2022-284 (PDF)

Besluit van 24 juni 2022, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit van 3 mei 2022, houdende vaststelling van de voorwaarden voor de ministeriële instemming met de statuten van het participatiefonds en de gevolgen van intrekking van de aanwijzing van het participatiefonds als gevolg van de modernisering van het participatiefonds en beëindiging van het vervangingsfonds (Besluit participatiefonds 2022) (Stb. 2022, 191)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 23 juni 2022, nr. WJZ/32960700 (11478), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van het Besluit van 3 mei 2022, houdende vaststelling van de voorwaarden voor de ministeriële instemming met de statuten van het participatiefonds en de gevolgen van intrekking van de aanwijzing van het participatiefonds als gevolg van de modernisering van het participatiefonds en beëindiging van het vervangingsfonds (Besluit participatiefonds 2022);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Het Besluit van 3 mei 2022, houdende vaststelling van de voorwaarden voor de ministeriële instemming met de statuten van het participatiefonds en de gevolgen van intrekking van de aanwijzing van het participatiefonds als gevolg van de modernisering van het participatiefonds en beëindiging van het vervangingsfonds (Besluit participatiefonds 2022) (Stb. 2022, 191), treedt, met uitzondering van artikel 5, onderdeel A, subonderdeel 1, in werking met ingang van 1 augustus 2022.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.