Wet van 7 oktober 2020, houdende wijziging van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten teneinde de uitvoerbaarheid op punten te vergroten en enkele technische onvolkomenheden en omissies te herstellen
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op de uitvoerbaarheid en het terugdringen van regeldruk wenselijk is om enkele administratieve handelingen te vereenvoudigen of weg te nemen en enkele technische onvolkomenheden en omissies te herstellen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1:7 wordt als volgt gewijzigd:
- betrokkene beroep tegen de beslissing van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 8:19, of het uitblijven daarvan, instelt.
B
In artikel 6:2, eerste lid, onderdeel d, wordt «8:12, zesde lid» vervangen door «8:12, vijfde lid».
C
Artikel 6:5 wordt als volgt gewijzigd:
- twee jaar, indien het een aansluitende zorgmachtiging betreft voor een persoon die gedurende de afgelopen vijf jaar:
- verplichte zorg heeft ontvangen;
- opgenomen is geweest, respectievelijk zorg heeft ontvangen op grond van een eerder afgegeven machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling of rechterlijke machtiging op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, zoals die luidde voor inwerkingtreding van deze wet; of
- is geplaatst op grond van artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat artikellid luidde voor inwerkingtreding van deze wet.
D
Aan artikel 7:4 wordt een volzin toegevoegd, luidende: «Indien de termijn, bedoeld in de eerste volzin, eindigt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag als bedoeld in de Algemene termijnenwet, wordt deze verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.»
E
Artikel 7:8 wordt als volgt gewijzigd:
3.
De rechter doet zo spoedig mogelijk uitspraak, maar uiterlijk drie dagen na ontvangst van een verzoekschrift voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel als bedoeld in het eerste lid, respectievelijk in artikel 8:12, vijfde lid. Indien de termijn, bedoeld in de eerste volzin, eindigt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag als bedoeld in de Algemene termijnenwet, wordt deze verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.F
Artikel 8:12 wordt als volgt gewijzigd:
5.
Indien de officier van justitie instemt met de aanvraag van de geneesheer-directeur tot wijziging van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging, dient hij daartoe onverwijld een verzoekschrift in bij de rechter.- de rechter uitspraak heeft gedaan over het verzoekschrift voor een wijziging van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, of door het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 7:8, derde lid.
G
In artikel 9:8, tweede lid, wordt «8:12, eerste, tweede en derde lid» vervangen door «8:12, eerste en tweede lid».
ARTIKEL II
De Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4b, eerste lid, wordt «artikelen 38, 39, 40, 45 tot en met 48, 50, eerste lid, en 51 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door «artikelen 38, 39, 40, 43 tot en met 45 en 48 van het Wetboek van Strafvordering».
B
Artikel 17, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- de namen van de cliënt, de zorgverantwoordelijke en de Wzd-functionaris;
- de vorm van de aan de betrokken cliënt verleende onvrijwillige zorg;
C
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
6.
Ingeval het verzoek tot het verlenen van een machtiging een cliënt betreft die al in een accommodatie verblijft, overlegt het CIZ naast de bescheiden, genoemd in het vijfde lid, een afschrift van het zorgplan, bedoeld in artikel 5.D
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
4.
De beschikking heeft een geldigheidsduur van ten hoogste drie dagen. Indien de termijn, bedoeld in de eerste volzin, eindigt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag als bedoeld in de Algemene termijnenwet, wordt deze verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.5.
Onverminderd het vierde lid, vervalt de beschikking op het moment waarop de rechter heeft beslist op een verzoek tot het verlenen van een machtiging als bedoeld in artikel 37 respectievelijk het CIZ heeft beslist op de aanvraag voor een besluit tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 21, eerste lid, indien het CIZ voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de beschikking een verzoek tot het verlenen van een machtiging als bedoeld in artikel 37 heeft gedaan dan wel er voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de beschikking een aanvraag voor een besluit tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 21, eerste lid, is gedaan.E
Artikel 30, tweede lid, komt te luiden:
2.
De in het eerste lid bedoelde verklaring wordt verstrekt door een arts die gedurende ten minste één jaar geen zorg heeft verleend aan de cliënt en onafhankelijk ten opzichte van de zorgaanbieder functioneert.F
In artikel 37, eerste lid, wordt «uiterlijk op de dag na de datum van ontvangst van deze stukken, die niet is een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag, als bedoeld in de Algemene termijnenwet,» vervangen door «voordat de geldigheidsduur van de inbewaringstelling is verstreken».
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit bepaald tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.