Part of Smart Yellow Suite

WGK011406
Ontwerp amvb tot wijziging van het Besluit prudentiele regels Wft e.a. ter implementatie van de richtlijn kapitaalvereisten en ter uitvoering van de verordening kapitaalvereisten Richtlijn (EU) 2019/878 CRD-V en Vo (EU) 2019/876 CRR-II

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Financiën
Datum uitgave 5 januari 2021
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Samenvatting

Dit besluit implementeert enkele onderdelen van de wijzigingsrichtlijn kapitaalvereisten en dient ter uitvoering van de wijzigingsverordening kapitaalvereisten

Documenten

stb-2020-498 (PDF)

Besluit van 24 november 2020 tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten en enig ander besluit ter implementatie van Richtlijn 2019/878/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen (PbEU 2019, L 150) en ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de hefboomratio, de nettostabielefinancieringsratio, vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, tegenpartijkredietrisico, marktrisico, blootstellingen aan centrale tegenpartijen, blootstellingen aan instellingen voor collectieve belegging, grote blootstellingen, rapportage- en openbaarmakingsvereisten, en van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2019, L 150) (wijziging van de kapitaalbuffers en uitvoering van de wijzigingsverordening kapitaalvereisten)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 13 juli 2020, 2020-0000126392, directie Financiële Markten;

Gelet op Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de hefboomratio, de nettostabielefinancieringsratio, vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, tegenpartijkredietrisico, marktrisico, blootstellingen aan centrale tegenpartijen, blootstellingen aan instellingen voor collectieve belegging, grote blootstellingen, rapportage- en openbaarmakingsvereisten, en van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2019, L 150), Richtlijn 2019/878/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen (PbEU 2019, L 150) en de artikelen 1:79, eerste lid, onderdeel b, 1:80, eerste lid, onderdeel b, 1:81, 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, 3:57, tweede lid, 3:62a, eerste en vijfde lid, 3:72, vijfde lid, en 3:259, derde en vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 oktober 2020, nr. W06.20.0267/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 19 november 2020, 2020-0000224982, directie Financiële Markten;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit prudentiële regels Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 23a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23aa Renterisicomaatregelen
1.
De Nederlandsche Bank kan een bank of beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten verplichten de gestandaardiseerde methode, bedoeld in artikel 84, eerste lid, van de richtlijn kapitaalvereisten te gebruiken indien zij van oordeel is dat de interne systemen die de bank of beleggingsonderneming heeft voor de beoordeling van renterisico’s als bedoeld in dat artikellid niet adequaat zijn.
2.
De Nederlandsche Bank kan een kleine en niet-complexe instelling, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 145 van de verordening kapitaalvereisten, verplichten de gestandaardiseerde methode te gebruiken indien zij van oordeel is dat de vereenvoudigde gestandaardiseerde methode, bedoeld in artikel 84, eerste lid, van de richtlijn kapitaalvereisten niet adequaat is voor het ondervangen van renterisico’s als bedoeld in dat artikellid.
B

In artikel 23d, vijfde lid, en artikel 23e, eerste lid, wordt «eerste lid» vervangen door «eerste lid, onderdeel 41,».

C

Artikel 61 komt te luiden:

Artikel 61
De minimumomvang van het toetsingsvermogen van een kredietunie bedraagt 10 procent van de totale risicoblootstelling, berekend overeenkomstig deel 7 van de verordening kapitaalvereisten.
D

Artikel 105 wordt als volgt gewijzigd:

1.
De vereiste omvang van de kapitaalbuffer, bedoeld in artikel 3:62a, eerste lid, van de wet, bedraagt de som van de omvang van de volgende componenten, voor zover van toepassing:
  1. een kapitaalconserveringsbuffer als bedoeld in artikel 128, onderdeel 1, van de richtlijn kapitaalvereisten, zijnde de minimaal vereiste omvang van de kapitaalbuffer;
  2. een contracyclische kapitaalbuffer als bedoeld in artikel 128, onderdeel 2, van de richtlijn kapitaalvereisten, in verband met risico’s die voortvloeien uit de kredietcyclus, als bedoeld in artikel 3:62a, tweede lid, onderdeel a, van de wet;
  3. een systeemrelevantiebuffer bestaande uit een MSI-buffer als bedoeld in artikel 128, onderdeel 3, of een ASI-buffer als bedoeld in artikel 128, onderdeel 4, van de richtlijn kapitaalvereisten, in verband met het risico dat de financiële onderneming vormt voor de stabiliteit van het financiële stelsel, als bedoeld in artikel 3:62a, tweede lid, onderdeel b, van de wet;
  4. een systeemrisicobuffer als bedoeld in artikel 128, onderdeel 5, van de richtlijn kapitaalvereisten, in verband met risico’s die voortvloeien uit macroprudentiële of systeemrisico’s als bedoeld in artikel 3:62a, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en niet afdoende worden gedekt door de contracyclische kapitaalbuffer of systeemrelevantiebuffer.
E

Artikel 105b wordt als volgt gewijzigd:

F

Artikel 105c komt te luiden:

Artikel 105c
1.
De Nederlandsche Bank beoordeelt met inachtneming van artikel 131 van de richtlijn kapitaalvereisten of banken en beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 3:62a, eerste lid, van de wet, alsmede groepen onder leiding van een Nederlandse EU-moederbank, Nederlandse EU-moederbeleggingsonderneming, Nederlandse financiële EU-moederholdings, Nederlandse gemengde financiële EU-moederholdings, Nederlandse financiële moederholdings en Nederlandse gemengde financiële moederholdings mondiaal systeemrelevant of anderszins systeemrelevant zijn.
2.
De beoordeling ingevolge het eerste lid van de anderszins systeemrelevantie geschiedt in ieder geval aan de hand van de volgende criteria:
  1. de omvang van de onderneming;
  2. de verwevenheid van de activiteiten, de activa, de passiva of de zeggenschap van de onderneming met andere financiële ondernemingen of andere partijen die hoofdzakelijk actief zijn op de financiële markten;
  3. de mate van vervangbaarheid van de dienstverlening van de onderneming;
  4. de belemmeringen die bestaan ten aanzien van de afwikkelbaarheid van de onderneming;
  5. de mate waarin een gedraging van de onderneming of van een derde ten aanzien van de onderneming op de financiële markten kan leiden tot gedragingen van andere partijen die actief zijn op de financiële markten;
  6. de complexiteit van de onderneming, met inbegrip van complexiteit in verband met grensoverschrijdende activiteiten.
3.
De Nederlandsche Bank stelt voor de banken, beleggingsondernemingen en groepen die op grond van het eerste lid als mondiaal systeemrelevant danwel anderszins systeemrelevant zijn aangemerkt de vereiste omvang van de MSI-buffer danwel ASI-buffer vast met inachtneming van artikel 131 van de richtlijn kapitaalvereisten. Indien de Nederlandsche Bank een groep onder leiding van een Nederlandse financiële EU-moederholding, Nederlandse gemengde financiële EU-moederholding, Nederlandse financiële moederholding of Nederlandse gemengde financiële moederholding als systeemrelevant heeft aangemerkt, is de systeemrelevantiebuffer van toepassing op de banken en beleggingsondernemingen die dochteronderneming van die holding zijn, op basis van de geconsolideerde financiële positie van de holding.
4.
De Nederlandsche Bank voert de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, ten minste jaarlijks uit. Onze Minister kan de Nederlandsche Bank op ieder moment verzoeken een beoordeling uit te voeren.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde criteria. Tevens kunnen bij ministeriële regeling aanvullende criteria worden vastgesteld in verband met de stabiliteit van het financiële stelsel.
6.
De Nederlandsche Bank stelt ten minste dertig dagen voordat zij een besluit tot vaststelling van een MSI-buffer of ASI-buffer als bedoeld in het derde lid neemt, Onze Minister op de hoogte van haar voornemen. Hetzelfde geldt ten aanzien van het voornemen tot wijziging of intrekking van een zodanig besluit. De verplichting tot kennisgeving aan Onze Minister is niet van toepassing indien de Europese Centrale Bank de bevoegdheid, bedoeld in het derde lid, uitoefent.
G

Artikel 105d komt te vervallen.

H

Aan artikel 105f worden vier leden toegevoegd, luidende:

3.
Een bank of beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 3:62a, eerste lid, beschikt over voldoende kapitaal dat naar aard, omvang en samenstelling noodzakelijk is om zowel te voldoen aan de kapitaalbuffer, als aan elk van de in artikel 92, eerste lid, onderdeel a tot en met c, van de verordening kapitaalvereisten genoemde kapitaalratio’s en aan de hogere eisen van solvabiliteit opgelegd op grond van artikel 3:111a, tweede lid, onderdeel a, ter ondervanging van andere risico's dan het risico van buitensporige hefboomwerking.
4.
Het tier 1-kernkapitaal dat wordt aangehouden ter dekking van de kapitaalbuffer dient niet tevens ter dekking van de in artikel 92, eerste lid, onderdeel a tot en met c, van de verordening kapitaalvereisten genoemde kapitaalratio’s of de hogere eisen van solvabiliteit en liquiditeit opgelegd op basis van 3:111a, tweede lid, onderdeel a, van de wet, ter ondervanging van andere risico’s dan het risico van buitensporige hefboomwerking, of ter dekking van de door de Nederlandsche Bank op grond van artikel 3:111aa, eerste lid, van de wet, medegedeelde richtsnoeren voor het ondervangen van andere risico's dan het risico van buitensporige hefboomwerking.
5.
Het tier 1-kernkapitaal dat wordt aangehouden ter dekking van een van de componenten van de kapitaalbuffer dient niet tevens ter dekking van een van de andere componenten van de kapitaalbuffer.
6.
Het tier 1-kernkapitaal dat wordt aangehouden ter dekking van de kapitaalbuffer dient niet tevens ter dekking van de risicogebaseerde onderdelen van de vereisten uit de artikelen 92 bis en 92 ter van de verordening kapitaalvereisten en de artikelen 45 quater en 45 quinquies van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen.
I

In artikel 105h wordt «derde lid, aanhef en onderdeel a» vervangen door «derde lid».

J

In artikel 105i, eerste lid, aanhef, wordt «derde lid, aanhef en onderdeel b» vervangen door «vierde lid».

K

Artikel 130 wordt als volgt gewijzigd:

1.
De door een bank, als bedoeld in artikel 3:72, eerste lid, van de wet of beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 3:72, eerste lid, of 3:82, eerste lid, van de wet of door een clearinginstelling als bedoeld in artikel 3:72, eerste lid, of 3:86, eerste lid, van de wet te verstrekken staten omvatten uitsluitend:
  1. gegevens betreffende rapportageverplichtingen ingevolge de verordening kapitaalvereisten;
  2. gegevens ten behoeve van het depositogarantiestelsel, bedoeld in artikel 3:259, tweede lid, van de wet, betreffende de aangehouden deposito’s die worden gegarandeerd uit hoofde van het depositogarantiestelsel;
11.
De door een bank als bedoeld in artikel 3:82, eerste lid, van de wet met betrekking tot het bijkantoor te verstrekken informatie omvat uitsluitend de gegevens:
  1. genoemd in artikel 47, eerste lid bis, onderdeel a tot en met g, van de richtlijn kapitaalvereisten;
  2. andere door de Nederlandsche Bank voor toezichtdoeleinden benodigde periodieke informatie als bedoeld in artikel 47, eerste lid bis, onderdeel h, van de richtlijn kapitaalvereisten.
L

In artikel 131, tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 130, eerste lid, onderdeel c en zesde lid» vervangen door «artikel 415 van de verordening kapitaalvereisten».

M

In artikel 134, eerste lid, onderdeel j, subonderdeel 4°, vervalt «, bedoeld in artikel 429 van de verordening kapitaalvereisten».

Artikel 23aa Renterisicomaatregelen

Artikel 61

De minimumomvang van het toetsingsvermogen van een kredietunie bedraagt 10 procent van de totale risicoblootstelling, berekend overeenkomstig deel 7 van de verordening kapitaalvereisten.

Artikel 105c

ARTIKEL II

In het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft wordt, in artikel 29.16, eerste lid «artikel 130, eerste lid, onderdeel d» vervangen door «artikel 130, eerste lid, onderdeel b».

ARTIKEL III

Het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt als volgt gewijzigd:

A

In bijlage 1 wordt het onderdeel met betrekking tot Verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten) als volgt gewijzigd:

B

In bijlage 2 wordt het onderdeel met betrekking tot Verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten) als volgt gewijzigd:

ARTIKEL IV

Het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt als volgt gewijzigd:

A

In bijlage 1 wordt het onderdeel met betrekking tot Verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten) als volgt gewijzigd:

B

In bijlage 2 wordt het onderdeel met betrekking tot Verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten) wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL V

Het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt als volgt gewijzigd:

A

In bijlage 1 wordt in het onderdeel met betrekking tot Verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten) in de opsomming van artikelen onder de aanduiding Deel 3. Kapitaalvereisten in de numerieke volgorde «104 bis, eerste tot en met vierde lid» ingevoegd.

B

In bijlage 2 wordt in het onderdeel met betrekking tot Verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten) in de opsomming van artikelen onder de aanduiding Deel 3. Kapitaalvereisten na Boetecategorie 2 in de numerieke volgorde «104 bis, eerste tot en met vierde lid» ingevoegd.

ARTIKEL VI

Dit besluit treedt in werking op 29 december 2020 met uitzondering van artikel I, onderdelen A, C en M en artikel IV die in werking treden op 28 juni 2021 en artikel V dat in werking treedt op 28 juni 2023.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.