Besluit tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie van de richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld (PbEU 2018, L 284)
Samenvatting
Met dit besluit wordt het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht gewijzigd met het oog op de implementatie van de rechtsmachtbepaling in de richtlijn van het Europees parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld (PbEU 2018, L 284). Artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van die richtlijn verplicht de lidstaten rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de ingevolge de richtlijn strafbaar te stellen feiten, wanneer deze zijn gepleegd door een eigen onderdaan. De wijziging van het besluit strekt daartoe met een aanvulling in besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht
Besluit van 8 juni 2020 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie van de richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld (PbEU 2018, L 284)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 6 maart 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2850274;
Gelet op artikel 6 van het Wetboek van Strafrecht;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 18 maart 2020 en No.W16.20.0047/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 22 april 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2874209;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
7.
De Nederlandse strafwet is toepasselijk op de Nederlander of de vreemdeling die in Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 420bis tot en met 420ter van de wet, voor zover het feit valt onder de omschrijving van de artikelen 3 en 4 van richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld (PbEU 2018, L 284).
B
In de bijlage vervalt het onderdeel met het opschrift «Artikel 4, zesde lid».
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Besluit van 24 november 2020 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit van 8 juni 2020 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie van de richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld (PbEU 2018, L 284) (Stb. 2020, 163)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 19 november 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3084967;
Gelet op artikel II van het Besluit van 8 juni 2020 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie van de richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld (PbEU 2018, L 284);
Hebben goedgevonden en verstaan:
Enig artikel
Het Besluit van 8 juni 2020 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie van de richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld (PbEU 2018, L 284) treedt in werking met ingang van 1 december 2020.