Part of Smart Yellow Suite

WGK011234
Wijziging Besluit Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting (BTIV) nav evaluatie Woningwet

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Datum uitgave 13 december 2019
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

Wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (evaluatie Herzieningswet toegelaten instellingen)

Samenvatting

Wijziging van het Besluit toegelaten instellingen 2015 naar aanleiding van de evaluatie van de Woningwet.

Documenten

stb-2021-570 (PDF)

Besluit van 17 november 2021 tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 juli 2021, nr. 2021001402;

Gelet op de artikelen 21, vierde lid, 21a, derde lid, 21c, eerste lid, 21f, 25, tweede lid, 27, eerste en vijfde lid, 30, derde lid, 36a, vijfde lid, 38, vierde lid, 41a, tweede lid, 41b, derde lid, 41c, derde lid, 43, tweede lid, 44, zesde lid, 44a, derde lid, 45, eerste, zesde en zevende lid, 46, tweede lid, 47, tweede lid, 48, eerste, vijfde en zesde lid, 49, zesde en zevende lid, 50, derde lid, 53, zesde lid, 55a, tweede lid, 56, 61lb en 104a, tweede lid, van de Woningwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 oktober 2021, nr. W04.21.0201/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 november 2021, nr. 2021-0000578110;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

B

Na artikel 1 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

C

Artikel 8 vervalt.

D

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

  1. indien het voornemen bestaat zich te verbinden met een naamloze vennootschap als bedoeld in artikel 64 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 175 van dat boek, de statuten van die naamloze of besloten vennootschap:
    1. niet uitsluitend aandelen op naam kennen, geen blokkeringsregeling bevatten of toelaten dat met medewerking van de vennootschap certificaten aan toonder worden uitgegeven in het geval van een naamloze vennootschap en geen blokkeringsregeling bevatten in het geval van een besloten vennootschap;
    2. bepalingen bevatten die afwijken van artikel 89 lid 1 tweede volzin, 92 lid 1, 105 lid 1, 135 lid 4, 198 lid 1, 201 lid 1 of 245 lid 1 van dat boek;
    3. bepalingen bevatten als bedoeld in de artikelen 192 lid 1 aanhef en onder a en 242 lid 1 eerste volzin van dat boek;
    4. niet bepalen dat de voorafgaande goedkeuring van de algemene vergadering van die naamloze of besloten vennootschap is vereist voor besluiten van haar bestuur over:
      1. dienovereenkomstige aangelegenheden als die, bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdelen c en i, van de wet;
      2. het oprichten van een dochtermaatschappij of het deelnemen in een rechtspersoon of vennootschap in de zin van artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; of
      3. het verstrekken van een lening aan of het zich in enigerlei opzicht garant stellen voor een dochtermaatschappij of een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld onder ii; of
    5. niet bepalen, indien en zolang die naamloze of besloten vennootschap een dochtermaatschappij van de toegelaten instelling is, dat haar bestuur zich gedraagt naar de aanwijzingen van de algemene vergadering, welke bepaling in de statuten van die naamloze vennootschap kan worden beperkt tot aanwijzingen van die vergadering die de algemene lijnen van het te voeren beleid op nader in die statuten aangegeven terreinen betreffen.
E

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

F

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

G

In artikel 13, vijfde lid, wordt «schriftelijk» vervangen door «schriftelijke».

H

In hoofdstuk III, paragraaf 3, wordt na artikel 13 een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 13a
1.
Een toegelaten instelling trekt de financiële middelen voor werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting die niet behoren tot de diensten van algemeen economisch belang uitsluitend aan bij categorieën van instellingen als bedoeld in het bepaalde bij en krachtens artikel 13, eerste, tweede en derde lid, en zonder gebruikmaking van de borgingsvoorziening. Zij kan uitsluitend op een andere wijze financiële middelen voor die werkzaamheden inzetten:
  1. in geval van herstructurering, of
  2. indien zij ten overstaan van Onze Minister aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen gevolg kan geven aan de eerste volzin.
2.
De toegelaten instelling stelt ten behoeve van toepassing van het eerste lid, tweede volzin, een voorziening in, ten laste waarvan zij een interne lening verstrekt, die aan de niet-daeb-tak ten goede komt. Op het rentepercentage van die lening is het bepaalde bij en krachtens artikel 10, tweede lid, onderdeel a, van overeenkomstige toepassing.
3.
De voorziening, bedoeld in het tweede lid, bevat uitsluitend de netto-opbrengsten van vervreemdingen op 1 januari 2012 of nadien van woongelegenheden als bedoeld in artikel 66, eerste lid, onderdelen a en b, en artikel 47, eerste lid, onderdeel c, van de wet, verminderd met het per jaar aan die woongelegenheden toe te rekenen deel van de leningen, bedoeld in artikel 66, eerste lid, onderdeel f, welk deel verhoudingsgewijs gelijk is aan het quotiënt van het totaalbedrag van die leningen en dat van de WOZ-waarde van die woongelegenheden, welke totaalbedragen blijken uit de voor dat jaar vastgestelde balans van de toegelaten instelling. De voorziening bevat die aldus verminderde netto-opbrengsten voorts uitsluitend, voor zover er een batig saldo over het betrokken jaar is uit de verhuur en de vervreemding van woongelegenheden als bedoeld in de eerste volzin, bepaald op grond van waardering van die woongelegenheden tegen de modelmatige marktwaarde. De eerste en tweede volzin zijn van overeenkomstige toepassing op de jaarlijks aan de voorziening toe te voegen middelen.
4.
Op de aflossing van de lening, bedoeld in het tweede lid, is artikel 70, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
I

Artikel 15 vervalt.

J

In artikel 17 vervalt «artikel II, tiende lid, van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting,».

K

De artikelen 18 tot en met 18f worden vervangen door een artikel, luidende:

Artikel 18
1.
De zienswijze, bedoeld in artikel 59b, tweede lid, van de wet, heeft in elk geval betrekking op:
  1. de geschiktheid van de beoogde bestuurder of commissaris, blijkend uit diens opleiding, diens werkervaring en vakinhoudelijke kennis en diens competenties; en
  2. de betrouwbaarheid van de beoogde bestuurder of commissaris, blijkend uit diens handelen of nalaten of voornemens daartoe, een door de beoogde bestuurder of commissaris verkregen verklaring omtrent zijn gedrag, als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, en uit de antecedenten, genoemd in bijlage 1 bij dit besluit.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent het uitbrengen van de zienswijze en voorschriften worden gegeven omtrent de door de toegelaten instelling aan Onze Minister te verstrekken inlichtingen ten behoeve van het opstellen van die zienswijze.
L

Artikel 19, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

M

Hoofdstuk IV, paragraaf 3, komt te luiden:

N

In artikel 29, eerste lid, wordt «Onze minister» vervangen door «Onze Minister».

O

In artikel 30, tweede lid, vervallen onderdelen a, c en f, onder verlettering van onderdelen b tot a, d tot b en e tot c.

P

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

Q

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

R

In artikel 34, eerste lid, onderdeel c, wordt «of» vervangen door «, van» en wordt na «Nederland» ingevoegd «of van de betrokken bewonersorganisaties».

S

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

T

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

In afwijking van de eerste zin kan Onze Minister besluiten om een ontheffing te verlenen indien:
  1. de gemeenten waar die ontheffing van toepassing zou moeten zijn direct grenzen aan een gebied als bedoeld in artikel 41b van de wet waarin de toegelaten instelling feitelijk werkzaam is, in welke gemeenten de toegelaten instelling reeds woongelegenheden in bezit heeft; en
  2. de zienswijzen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, daartoe aanleiding geven.
U

In het opschrift van hoofdstuk V, afdeling 1, paragraaf 2 wordt «het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid» vervangen door «de gemeentelijke woonvisie».

V

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Indien de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten waar de toegelaten instelling feitelijk werkzaam is geen woonvisie aan de toegelaten instelling hebben verstrekt, neemt de toegelaten instelling in het overzicht, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de wet, in elk geval op:
  1. haar voornemens voor het doen bouwen of verwerven van woongelegenheden als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel b, van de wet;
  2. haar voornemens met betrekking tot het toepassing geven aan artikel 45, tweede lid, onderdelen d en f, van de wet;
  3. haar voornemens met betrekking tot de samenstelling van haar woningvoorraad, waaronder in elk geval haar voornemens met betrekking tot vervreemding van haar woongelegenheden en haar voornemens tot het bij het aangaan van nieuwe overeenkomsten van huur en verhuur zodanig verhogen van huurprijzen van haar woongelegenheden, dat zij komen te liggen boven het in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedrag;
  4. haar voornemens met betrekking tot de kwaliteit en de duurzaamheid van haar woningvoorraad en de direct daaraan grenzende omgeving;
  5. haar voornemens met betrekking tot de betaalbaarheid en de bereikbaarheid van haar woongelegenheden voor degenen, bedoeld in artikel 46, eerste lid, onderdeel a, van de wet; en
  6. haar voornemens met betrekking tot de huisvesting van de categorieën van personen, genoemd in artikel 36.
W

Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

X

Hoofdstuk V, afdeling 1, paragraaf 4, vervalt.

Y

In artikel 46 wordt «haar aandelen» vervangen door «het kapitaal» en wordt «houdt» vervangen door «inbrengt».

Z

Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

1.
Tot de diensten, bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel c, van de wet, behoren mede de in de bijlage bij het Besluit servicekosten genoemde zaken en diensten.
AA

Artikel 48, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  1. tegemoetkomingen in de kosten van activiteiten die door de bewoners van haar woongelegenheden worden georganiseerd:
    1. in het belang van het behoud of de verbetering van die woongelegenheden of de direct daaraan grenzende omgeving, en
    2. gericht op ontmoeting van bewoners van die woongelegenheden;
BB

Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Onze Minister kan op verzoek van een toegelaten instelling bepalen dat het doen bouwen of verwerven van andere gebouwen met een maatschappelijke gebruiksbestemming dan die, bedoeld in het eerste lid, ten aanzien van die toegelaten instelling tot het gebied van de volkshuisvesting behoort, indien die gebouwen naar zijn oordeel behoren tot een aan een categorie als genoemd in bijlage 2 bij dit besluit nauw verwante categorie.
3.
De werkzaamheden ten aanzien van welke Onze Minister toepassing heeft gegeven aan het tweede lid, behoren tot de diensten van algemeen economisch belang.
CC

Na artikel 49 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 49a
1.
Een toegelaten instelling kan gebouwen verwerven die geen verband houden met werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting indien zij binnen vijf jaar na verwerving die gebouwen:
  1. zal slopen en ter plaatse gebouwen zal doen bouwen die verband houden met werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting; of
  2. zal verbouwen tot onroerende zaken die verband houden met werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting.
2.
Onze Minister kan op verzoek van een toegelaten instelling bepalen dat het verhuren van gebouwen als bedoeld in het eerste lid, of gedeelten daarvan, aan personen die daar op het tijdstip van indiening van dat verzoek huurder van zijn, ten aanzien van die toegelaten instelling tot het gebied van de volkshuisvesting behoort, indien die toegelaten instelling ten overstaan van hem aannemelijk maakt dat zij binnen vijf jaar na dat tijdstip die gebouwen:
  1. zal slopen en ter plaatse gebouwen zal doen bouwen die verband houden met werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting; of
  2. zal verbouwen tot onroerende zaken die verband houden met werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting.
DD

Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

2.
De toegelaten instelling kan met betrekking tot ruimten van gebouwen die kantoorruimten van de toegelaten instelling zijn en waarvan meer dan 50% van het bruto-vloeroppervlak als zodanig door de toegelaten instelling wordt gebruikt, indien de toegelaten instelling dat gebouw op 1 juli 2015 in bezit had, overeenkomsten van huur en verhuur aangaan met anderen dan die, bedoeld in artikel 48, zesde lid, van de wet.
3.
Artikel 45, vierde lid, onderdeel a, van de wet, is niet van toepassing op de ruimten, bedoeld in het vorige lid.
EE

Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

  1. bijdragen aan activiteiten gericht op ontmoeting van huurders van woongelegenheden van de toegelaten instelling.
FF

Artikel 52 vervalt.

GG

In artikel 52b, onderdeel b, onder 2, wordt «met hen verbonden ondernemingen» vervangen door «van haar dochtermaatschappijen».

HH

In artikel 52c, aanhef, wordt «ten behoeve van de administratie van» vervangen door «aan».

II

De artikelen 52d tot en met 52h worden vervangen door drie artikelen, luidende:

Artikel 52d
1.
Het verhuren van woongelegenheden en aanhorigheden van derden, bedoeld in artikel 45, zevende lid, onderdeel a, van de wet, is slechts toegestaan indien een overeenkomst van huur en verhuur wordt aangegaan:
  1. met een huishouden waarvan het huishoudinkomen niet hoger is dan de inkomensgrens, bedoeld in artikel 1 van de wet, of
  2. met categorieën van personen als bedoeld in artikel 57, en
  3. tegen een huurprijs van ten hoogste het in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedrag.
2.
Het in stand houden van en treffen van kleinschalige voorzieningen aan gebouwen van derden, bedoeld in artikel 45, zevende lid, onderdeel b, van de wet, is slechts toegestaan indien:
  1. de werkzaamheden die zijn gericht op het geschikt maken van het gebouw voor bewoning, een investering vergen van ten hoogste een bij ministeriële regeling bepaald bedrag per beoogde verhuureenheid;
  2. de gebouwen en aanhorigheden ten aanzien waarvan de werkzaamheden worden verricht van de derde worden gehuurd als bedoeld in artikel 45, zevende lid, onderdeel c, van de wet of indien ten aanzien van de gebouwen en aanhorigheden tevens diensten ten behoeve van de bedrijfsvoering of administratie worden uitgevoerd als bedoeld in artikel 45, zevende lid, onderdeel d, van de wet, en
  3. voor zover de werkzaamheden worden verricht in gebouwen en aanhorigheden, ten aanzien waarvan tevens diensten ten behoeve van de bedrijfsvoering of administratie als bedoeld in artikel 45, zevende lid, onderdeel c van de wet worden uitgevoerd, de werkzaamheden worden verricht op grond van een overeenkomst van opdracht betreffende lastgeving als bedoeld in artikel 414, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
3.
Het huren van gebouwen van derden, bedoeld in artikel 45, zevende lid, onderdeel c, van de wet, is slechts toegestaan indien:
  1. de toegelaten instelling deze gebouwen huurt met het oogmerk deze te verhuren op grond van artikel 45, zevende lid, onderdeel a, van de wet;
  2. de ontwerphuurovereenkomst tussen de toegelaten instelling en de derde, bedoeld in artikel 45, zevende lid, onderdeel c, voldoet aan de bij ministeriële regeling daaraan te stellen voorwaarden, en
  3. er voldoende vermogen beschikbaar is om de verplichtingen die volgen uit de overeenkomst te kunnen opvangen.
4.
Het verlenen van diensten ten behoeve van de bedrijfsvoering of administratie van derden, bedoeld in artikel 45, zevende lid, onderdeel d, van de wet, is slechts toegestaan indien:
  1. met betrekking tot ten minste 90% van de woongelegenheden een overeenkomst van huur en verhuur is aangegaan:
    1. met een huishouden waarvan het huishoudinkomen niet hoger is dan de inkomensgrens, of
    2. met categorieën van personen als bedoeld in artikel 57, en
    3. tegen een huurprijs van ten hoogste het in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedrag, waarbij met ten minste 95% van de huishoudens als bedoeld in artikel 46, tweede lid, van de wet een huurprijs is overeengekomen van ten hoogste de huurprijs als bedoeld in dat lid;
  2. de diensten worden verricht op grond van een overeenkomst van opdracht betreffende lastgeving als bedoeld in artikel 414, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, en
  3. de ontwerpovereenkomst van opdracht, bedoeld in onderdeel b, is opgenomen in het overzicht met verantwoordingsgegevens, bedoeld in artikel 36a, vierde lid, van de wet.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van dit artikel.
Artikel 52e
1.
In afwijking van artikel 52d zijn de werkzaamheden, bedoeld in artikel 45, zevende lid, van de wet, voor zover deze worden verricht vanuit de niet-daeb-tak of door de met de toegelaten instelling verbonden onderneming of samenwerkingsvennootschap, slechts toegestaan indien:
  1. zij worden verricht in gebieden waar woongelegenheden in eigendom van de toegelaten instelling gelegen zijn, en voor zover de gebouwen, bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdelen d en g, van de wet, een op een wijk, buurt of buurtschap in een zodanig gebied gerichte functie hebben; en
  2. die werkzaamheden bijdragen aan het verrichten van andere werkzaamheden van de toegelaten instelling op het gebied van de volkshuisvesting.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van dit artikel.
Artikel 52f
Een toegelaten instelling, een met haar verbonden onderneming of een samenwerkingsvennootschap beëindigt in ieder geval de werkzaamheden, bedoeld in artikel 45, zevende lid, van de wet, indien:
  1. niet aan de voorwaarden van de artikelen 52d en 52e wordt voldaan; of
  2. de aan het verrichten van de werkzaamheden verbonden financiële risico’s of de financiële positie van de toegelaten instelling, een met haar verbonden onderneming of een samenwerkingsvennootschap zodanig zijn, dat het onverantwoord is dat zij deze uitvoert. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van dit onderdeel.
JJ

Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:

  1. recht hebben op een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en.
KK

Na artikel 54 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 54a
Op verzoek van een uit een of meer personen die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet hebben bereikt, bestaand huishouden waarvan de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, meer bedraagt dan het in artikel 2a van de Wet op de zorgtoeslag genoemde van toepassing zijnde bedrag, kan de toegelaten instelling ten aanzien van dat huishouden het in artikel 46, tweede lid, eerste volzin, van de wet over de huurprijs buiten toepassing laten.
LL

Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:

MM

In artikel 57, aanhef, wordt «artikel 48, eerste lid, derde volzin» vervangen door «artikel 48, eerste lid, eerste volzin».

NN

In artikel 58, tweede lid, tweede volzin, wordt «artikel 48, zevende lid» vervangen door «artikel 48, achtste lid».

OO

In artikel 60, eerste lid, onderdelen a, b en d, wordt «artikel 48, eerste lid, derde volzin» vervangen door «artikel 48, eerste lid, eerste volzin».

PP

In artikel 62, eerste lid, wordt «artikel 48, eerste lid, derde volzin» telkens vervangen door «artikel 48, eerste lid, eerste volzin», wordt «kan Onze Minister» vervangen door «vordert Onze Minister, tenzij hij toepassing geeft aan artikel 63,» en wordt «terugvorderen» vervangen door «terug».

QQ

Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd:

RR

In artikel 64, tweede lid, wordt «artikelen 44, tweede, derde en vierde lid, 45, eerste lid, onderdeel a, zinsnede «en tweede, derde en vierde lid,»,» vervangen door «artikelen 13a, tweede, derde en vierde lid,».

SS

Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

3.
De toegelaten instellingen op welke artikel 49, eerste lid, eerste volzin, van de wet, van toepassing is, nemen in het voorstel, bedoeld in artikel 49a, van de wet, voor elke wijk of buurt waar onroerende zaken zijn gelegen welke zij voornemens is in haar daeb-tak onder te brengen, een bedrag op dat gelijk is aan 5% van de WOZ-waarde van die zaken.
TT

Artikel 66, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

UU

In artikel 67, eerste lid, aanhef, wordt «onverminderd de artikelen 50, tweede lid, onderdeel e, van de wet, en II, derde lid, vierde volzin, onderdeel e, van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting» vervangen door «onverminderd artikel 50, tweede lid, onderdeel e, van de wet».

VV

In artikel 68, eerste lid, wordt na «volkshuisvesting» ingevoegd «, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die wet werd ingetrokken, of dat deel uitmaakt van een goedgekeurd voorstel als bedoeld in artikel 49a van de wet».

WW

In artikel 69, tweede lid, wordt na «volkshuisvesting,» ingevoegd «zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die wet werd ingetrokken, of het ingangstijdstip, bedoeld in artikel 49a, derde lid, tweede volzin, van de wet,» en wordt voor «eindigt» ingevoegd «dat».

XX

In artikel 70, tweede lid, wordt na «opgenomen in het» ingevoegd «door Onze Minister goedgekeurde» en wordt «dat Onze Minister ingevolge artikel II, vierde lid, eerste volzin, van die wet heeft goedgekeurd» vervangen door «zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die wet werd ingetrokken, of het door Onze Minister goedgekeurde voorstel, bedoeld in artikel 49a, eerste lid, tweede volzin, van de wet».

YY

Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:

ZZ

Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:

AAA

In artikel 78 wordt «artikel 48, eerste lid, derde volzin» vervangen door «artikel 48, eerste lid, eerste volzin» en wordt na «college» ingevoegd «of bewonersorganisatie».

BBB

In artikel 79, tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 44, tweede lid,» vervangen door «artikel 13a, tweede lid,».

CCC

Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:

DDD

In artikel 86, tweede lid, onderdeel b, onder 1, wordt «artikel 48, eerste lid, derde volzin» vervangen door «artikel 48, eerste lid, eerste volzin».

EEE

In artikel 89 wordt «onderdelen b, c, d en e, en derde ,» vervangen door «onderdelen a, b, c en d, en derde» en wordt «onderdeel d» vervangen door «onderdeel c».

FFF

Artikel 92 komt te luiden:

Artikel 92
1.
De fuserende toegelaten instelling informeert zo spoedig mogelijk de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten waar zij haar woonplaats heeft, waar zij feitelijk werkzaam is, waar de fuserende toegelaten instelling na de voorgenomen fusie haar woonplaats zal hebben en waar zij na die fusie feitelijk werkzaam zal zijn over:
  1. haar fusievoornemens en haar motieven daarvoor; en
  2. de verwachte gevolgen van die fusie voor de huurders van haar woongelegenheden en gebouwen, voor de bijdragen van toegelaten instellingen aan de gemeentelijke woonvisie en voor de overige belanghebbenden.
2.
De fuserende toegelaten instelling verstrekt de instanties, bedoeld in artikel 53, derde lid, van de wet, alle inlichtingen die redelijkerwijs kunnen bijdragen aan het zich vormen van hun zienswijze en haar oordeel.
3.
De fuserende toegelaten instelling voert, naast het overleg, bedoeld in artikel 53, tweede lid, derde volzin, van de wet, overleg over het verzoek om goedkeuring van de voorgenomen fusie met de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten als bedoeld in het eerste lid.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van het eerste en tweede lid.
GGG

Artikelen 93 en 94 vervallen.

HHH

Artikel 95 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien sprake is van een fusie als bedoeld in artikel 53, vijfde lid, van de wet.
III

In artikel 96 wordt, onder vernummering van het derde lid tot vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

3.
Het eerste lid, onderdeel c, en het tweede lid zijn niet van toepassing indien sprake is van een fusie als bedoeld in artikel 53, vijfde lid, van de wet.
JJJ

In artikel 100, tweede lid, wordt in onderdeel a «onderdeel d» vervangen door «onderdeel c» en in onderdeel c «artikel 93, eerste en tweede lid» vervangen door «artikel 92, tweede lid».

KKK

Artikel 103 komt te luiden:

Artikel 103
1.
Het reglement, bedoeld in artikel 55a, tweede lid, van de wet, wordt vastgesteld door het bestuur. Het is onderworpen aan de goedkeuring van de raad van commissarissen en Onze Minister.
2.
Een wijziging van een reeds vastgesteld en goedgekeurd reglement is onderworpen aan de goedkeuring van de raad van commissarissen en wordt verantwoord in het jaarverslag, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet.
3.
Een wijziging als bedoeld in het tweede lid die geheel of mede betrekking heeft op het beleid en beheer van het aantrekken of aanhouden van financiële derivaten door de toegelaten instelling, de dochtermaatschappij of de verbonden onderneming waarvan de toegelaten instelling meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan, is tevens onderworpen aan de goedkeuring van Onze Minister.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van dit artikel.
LLL

In artikel 105, eerste lid, onderdeel e, onder 4°, wordt «2.500 verhuureenheden» vervangen door «5.000 verhuureenheden».

MMM

Artikel 106, eerste lid, komt te luiden:

1.
Het reglement, bedoeld in artikel 55a, tweede lid, van de wet, bepaalt dat de toegelaten instelling, de dochtermaatschappij en de verbonden onderneming waarvan de toegelaten instelling meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan:
  1. inzake financiële derivaten, collegiale leningen en beleggingen geen rentevisie hanteren;
  2. financiële derivaten en beleggingsactiviteiten uitsluitend aantrekken en afstoten met als doel risico’s van het financiële beleid en beheer te beperken;
  3. geen financiële derivaten vervreemden, anders dan door het sluiten van derivaatposities, en
  4. geen gelden lenen met het doel deze uit te zetten bij dezelfde of een andere partij.
NNN

Aan het slot van artikel 107, eerste lid, aanhef, en tweede lid, aanhef, wordt «,:» vervangen door een dubbele punt.

OOO

Hoofdstuk V, afdeling 9, paragraaf 4, vervalt, onder vernummering van paragraaf 5 tot paragraaf 4.

PPP

In artikel 110, tweede lid, wordt «het tijdstip waarop artikel I van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting in werking is getreden» vervangen door «1 juli 2015».

QQQ

In artikel 121, vierde lid, wordt «Onze minister» vervangen door «Onze Minister».

RRR

Artikel 122 wordt als volgt gewijzigd:

SSS

Artikel 125 vervalt.

TTT

Bijlage 1 vervalt, onder vernummering van de bijlagen 2 tot en met 5 tot 1 tot en met 4.

UUU

Bijlage 1 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

  1. een aan een toegelaten instelling of haar directe rechtsvoorganger waarbij betrokkene een functie als bestuurder of commissaris bekleedt of bekleedde gegeven aanwijzing als bedoeld in artikel 61d Woningwet of opgelegde maatregel als bedoeld in artikel 48, achtste lid, 61g, eerste, tweede of derde lid, 61h, eerste lid, 104a, eerste lid, 105, eerste lid, of 120b Woningwet, indien die aanwijzing of maatregel is uitgevaardigd in verband met een ondeugdelijke bedrijfsvoering die betrokkene verweten kan worden;
VVV

Bijlage 2 (nieuw) komt te luiden:

WWW

Bijlage 3 (nieuw) komt te luiden:

XXX

Bijlage 4 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

Onderdeel C betreft de toetsing van het vermogen voor AOW´ers met een inkomen tot maximaal het norminkomen uit de Wet op de huurtoeslag en boven de zorgtoeslaggrens. Dit schema vereist toepassing op het moment dat een AOW’er de toegelaten instelling verzoekt om een woning met een niet-passende huur toegewezen te krijgen en de toegelaten instelling dit niet wenst op te vangen in de 5% vrije ruimte in het passend toewijzen. In dat geval dient het vermogen van de verzoekende AOW’er te worden getoetst. Deze toetsing wordt in beginsel gebaseerd op de meest recente definitieve aanslag inkomstenbelasting. Indien deze niet toereikend blijkt vanwege een recente wijziging van het vermogen kunnen andere bewijsstukken volstaan.
  1. woningzoekenden die recht hebben op een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en die de woongelegenheid als enig scholier of met maximaal één andere scholier of student willen betrekken (bewijs van tegemoetkoming verstrekt door DUO, waaruit blijkt dat de betrokkene bij deze doelgroep behoort volstaat);

Artikel 1a

De termijn voor de inbreng van zienswijzen waarvoor ingevolge dit besluit de gelegenheid wordt geboden bedraagt acht weken, tenzij anders is bepaald.

Artikel 13a

Artikel 18

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 23a

Artikel 23b

Artikel 23c

Artikel 23d

Artikel 23e

Artikel 24

Artikel 24a

Vervreemdingen waarvoor geen goedkeuring is vereist op grond van artikel 24, onderdelen a of d, onder 1°, of onderdeel e, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N, van het Besluit van 17 november 2021 tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet (Stb. 2021, 570), voor zover deze artikel 24 wijzigt, vinden, indien aan een toegelaten instelling wordt vervreemd, van 1 januari 2021 tot het tijdstip van inwerkingtreding van dat besluit plaats tegen een bij ministeriële regeling bepaalde waarde, tenzij de toegelaten instelling het noodzakelijk acht een andere prijs te hanteren, in welk geval zij dit verantwoordt in het jaarverslag, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet.

Artikel 25

Artikel 49a

Artikel 52d

Artikel 52e

Artikel 52f

Een toegelaten instelling, een met haar verbonden onderneming of een samenwerkingsvennootschap beëindigt in ieder geval de werkzaamheden, bedoeld in artikel 45, zevende lid, van de wet, indien:

Artikel 54a

Op verzoek van een uit een of meer personen die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet hebben bereikt, bestaand huishouden waarvan de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, meer bedraagt dan het in artikel 2a van de Wet op de zorgtoeslag genoemde van toepassing zijnde bedrag, kan de toegelaten instelling ten aanzien van dat huishouden het in artikel 46, tweede lid, eerste volzin, van de wet over de huurprijs buiten toepassing laten.

Artikel 92

Artikel 103

ARTIKEL II

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.