Besluit van 24 maart 2021, houdende regels met betrekking tot de preventie en bestrijding van dierziekten en tot wijziging van het Besluit dierlijke producten, het Besluit diergeneesmiddelen, het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren en het Besluit houders van dieren (Besluit diergezondheid)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 16 november 2020, nr. WJZ / 20277340, gedaan in overeenstemming met Onze Minister voor Medische Zorg en Sport en na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid («diergezondheidswetgeving») (PbEU 2016, L 84), Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PbEU 2003, L 325), Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönosen en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PbEU 2003, L 325), Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG 2002, L 31, Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 (PbEU 2013, L 178) en de artikelen 2.2, tiende lid, 2.4, tweede lid, 2.5, tweede lid, 2.6, tweede lid, 2.7, tweede lid, 2.12, 2.22, tweede lid, 3.1, tweede lid, 5.4, tweede lid, 5.6, vierde en vijfde lid, artikel 6.4, eerste lid, artikel 7.2, tweede lid, 7.8, 9.8, tweede en zesde lid, 9.9, eerste en tweede lid, 10.2, eerste lid, en artikel 11.1 van de Wet dieren;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 10 februari 2021, nr. W11.20.0420/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 maart 2021, nr. WJZ 21059158, gedaan in overeenstemming met Onze Minister voor Medische Zorg en Sport en na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1.1 Begripsbepaling
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Artikel 2.1 Verdenking
Artikel 2.2 Besmetting
Onze Minister wijst een dier of een groep dieren aan als besmet met een dierziekte of zoönose als bedoeld in artikel 5.3, tweede lid, van de wet, anders dan een ziekte als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2016/429, indien:
Artikel 2.3 Borden en kentekenen
Artikel 3.1 Aanwijzing laboratorium en monitoringsprogramma’s
Voor daartoe aangewezen monitoringsprogramma’s wijst Onze Minister een instelling met een laboratorium aan die:
Artikel 3.2 Instructies
Onze Minister kan aan een aangewezen instelling als bedoeld in artikel 3.1 algemene en bijzondere instructies geven over de uitvoering en verantwoording van de aangewezen monitoringsprogramma’s.
Artikel 3.3 Meewerkverplichting exploitant
Een exploitant als bedoeld in artikel 4, onderdeel 24, van verordening nr. (EU) 2016/429 verleent medewerking ten behoeve van het nemen van monsters van de door hem gehouden dieren, kadavers, delen van dieren of dierlijke producten en staat deze af aan het op grond van artikel 3.1 aangewezen instelling ter uitvoering van de aangewezen monitoringsprogramma’s.
Artikel 4.1 IJkmoment waardevaststelling dieren, producten en voorwerpen
Het moment waarop aan de houder is meegedeeld dat ten aanzien van een dier, product of voorwerp een bestrijdingsmaatregel als bedoeld in artikel 5.4, derde lid, onderdelen h of i, of artikel 5.5, tweede lid, onderdelen c of d, van de wet wordt of is toegepast, geldt als ijkmoment voor de waardevaststelling, bedoeld in artikel 9.8, zesde lid, onderdeel a, van de wet.
Artikel 4.2 Waardevaststelling dieren, producten en voorwerpen
Artikel 4.3 Waarden dieren, producten en voorwerpen
Artikel 4.4 Maximale tegemoetkoming voor dieren
De tegemoetkoming in de schade bedraagt voor alle dieren ten hoogste tienduizend euro per dier.
Artikel 4.5 Herwaardering
Artikel 4.6 Vakbekwaamheidseisen deskundige
Artikel 4.7 Onpartijdigheid deskundige
Een deskundige adviseert onpartijdig en naar beste weten over de waardevaststelling.
Artikel 6.1 Wijziging Besluit dierlijke producten
Het Besluit dierlijke producten wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1.1 wordt in alfabetische volgorde een onderdeel ingevoegd, luidende:
B
Na hoofdstuk 1 wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd:
C
Na artikel 3.5 wordt de volgende paragraaf ingevoegd:
Artikel 3.6 Regels levende producten voor Nederlandse markt
1.
Bij ministeriële regeling kunnen onderdelen van het bij of krachtens verordening (EU) nr. 2016/429 bepaalde ten aanzien van het winnen, het produceren, het behandelen, de opslag of de handel van levende producten van runderen, varkens of paardachtigen van overeenkomstige toepassing worden verklaard op het winnen, het produceren, het behandelen, de opslag of de handel van die producten als die uitsluitend binnen Nederland worden verplaats.2.
Bij ministeriële regeling kunnen over verplaatsingen van levende producten van runderen, varkens of paardachtigen die uitsluitend binnen Nederland plaatsvinden, regels worden gesteld met betrekking tot:- de eisen die aan een inrichting voor levende producten worden gesteld;
- de bedrijfsvoering van een inrichting voor levende producten;
- het bijhouden en bewaren van een administratie ten aanzien van de inrichting, de aanwezigheid van donordieren, de productie en de aanwezigheid van levende producten;
- de diergezondheidstatus van donordieren of levende producten;
- de verpakking van levende producten;
- het vervoer van en de handel in levende producten en de begeleidende documenten daarbij.
Artikel 1A.1 Buiten Nederland brengen dierlijke producten voor derde landen
Artikel 1A.2 Binnen Nederland brengen dierlijke producten vanuit derde landen
Ingeval artikel 234, derde lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 van toepassing is, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over het binnen Nederland brengen van voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten en levende producten met betrekking tot:
Artikel 3.6 Regels levende producten voor Nederlandse markt
Artikel 6.2 Wijziging Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren
Het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1.1 wordt, onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van artikel 1.1, het volgende onderdeel toegevoegd:
B
Na artikel 4.7 worden de volgende artikelen ingevoegd:
Artikel 4.8 Besluiten ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2016/429 en verordening (EU) nr. 2017/625
Onze Minister is bevoegd besluiten te nemen ter uitvoering van aan een lidstaat gerichte bindende en niet-bindende onderdelen van verordening (EU) nr. 2016/429 of verordening (EU) nr. 2017/625 of op één van die verordening gebaseerde gedelegeerde handeling of uitvoeringshandeling, voor zover die bindende en niet-bindende onderdelen onderwerpen betreffen, bedoeld in de artikelen 2.2, tiende lid, 2.3, vierde lid, 2.4, tweede of derde lid, 2.5, tweede lid, 2.6, tweede of derde lid, 2.7, tweede lid, 2.8, vierde lid, 2.10, derde lid, 2.15, tweede of vierde lid, 2.16, tweede lid, 2.20, tweede lid, 2.22, tweede lid, 3.1, tweede lid, 3.2, tweede lid, 4.8, vierde lid, 7.2, eerste tot en met derde lid, 7.3, derde lid, 7.4, eerste lid, 7.6, eerste lid, 7.8, of 10.2 van de Wet dieren.Artikel 4.9 Algemene regels ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2016/429 en verordening (EU) nr. 2017/625
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de uitvoering van niet-bindende onderdelen van een op verordening (EU) nr. 2016/429 of op verordening (EU) nr. 2017/625 gebaseerde gedelegeerde handeling of uitvoeringshandeling, voor zover die niet-bindende onderdelen onderwerpen betreffen, bedoeld in de artikelen 2.2, tiende lid, 2.3, vierde lid, 2.4, tweede of derde lid, 2.5, tweede lid, 2.6, tweede of derde lid, 2.7, tweede lid, 2.8, vierde lid, 2.10, derde lid, 2.15, tweede of vierde lid, 2.16, tweede lid, 2.20, tweede lid, 2.22, tweede lid, 3.1, tweede lid, 3.2, tweede lid, 4.8, vierde lid, 7.2, eerste tot en met derde lid, 7.3, derde lid, 7.4, eerste lid, 7.6, eerste lid, 7.8, of 10.2 van de Wet dieren.Artikel 4.10 Inrichtingen en wijze van onderzoek
1.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over laboratoria waar en de wijze waarop laboratoriumanalyses, -tests, en -diagnoses plaatsvinden ten behoeve van:- officiële controles of andere officiële activiteiten als bedoeld in artikel 2 van verordening (EU) nr. 2017/625;
- de afgifte van certificaten voor het buiten Nederland brengen van dieren of dierlijke producten;
- verrichten van onderzoek naar de aanwezigheid van ziekteverwekkers, dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen; of
- het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften.
2.
Een laboratorium voert laboratoriumanalyses, -tests en -diagnoses uit als bedoeld in het eerste lid, aanhef, en onder b, c of d, indien het is erkend door Onze Minister.3.
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen onder meer betrekking hebben op:- de meldingen van uitkomsten van uitgevoerde laboratoriumanalyses, -tests, en -diagnoses aan Onze Minister of een door Onze Minister aangewezen instantie;
- de monitoring van de werkzaamheden waarvoor het laboratorium is erkend; of
- het rapporteren over uitgevoerde laboratoriumanalyses, -tests, en -diagnoses aan Onze Minister.
4.
Onze Minister wijst instanties aan die de monitoring, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, uitvoeren. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van de monitoring.5.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de gevallen waarin een erkenning wordt geschorst of ingetrokken.Artikel 4.11 Schorsing en intrekking besluiten
Indien bij ministeriële regeling onder toepassing van artikel 7.1 van de wet is bepaald dat een besluit tot verlening van een vergunning, erkenning, toestemming, toelating, registratie, bewijs van vakbekwaamheid, goedkeuring, vrijstelling, ontheffing, algemeen verbindend verklaring of certificering is vereist, kunnen bij die ministeriële regeling regels worden gesteld over de gevallen waarin een besluit als bedoeld in die regeling wordt geschorst of ingetrokken.Artikel 4.8 Besluiten ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2016/429 en verordening (EU) nr. 2017/625
Onze Minister is bevoegd besluiten te nemen ter uitvoering van aan een lidstaat gerichte bindende en niet-bindende onderdelen van verordening (EU) nr. 2016/429 of verordening (EU) nr. 2017/625 of op één van die verordening gebaseerde gedelegeerde handeling of uitvoeringshandeling, voor zover die bindende en niet-bindende onderdelen onderwerpen betreffen, bedoeld in de artikelen 2.2, tiende lid, 2.3, vierde lid, 2.4, tweede of derde lid, 2.5, tweede lid, 2.6, tweede of derde lid, 2.7, tweede lid, 2.8, vierde lid, 2.10, derde lid, 2.15, tweede of vierde lid, 2.16, tweede lid, 2.20, tweede lid, 2.22, tweede lid, 3.1, tweede lid, 3.2, tweede lid, 4.8, vierde lid, 7.2, eerste tot en met derde lid, 7.3, derde lid, 7.4, eerste lid, 7.6, eerste lid, 7.8, of 10.2 van de Wet dieren.
Artikel 4.9 Algemene regels ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2016/429 en verordening (EU) nr. 2017/625
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de uitvoering van niet-bindende onderdelen van een op verordening (EU) nr. 2016/429 of op verordening (EU) nr. 2017/625 gebaseerde gedelegeerde handeling of uitvoeringshandeling, voor zover die niet-bindende onderdelen onderwerpen betreffen, bedoeld in de artikelen 2.2, tiende lid, 2.3, vierde lid, 2.4, tweede of derde lid, 2.5, tweede lid, 2.6, tweede of derde lid, 2.7, tweede lid, 2.8, vierde lid, 2.10, derde lid, 2.15, tweede of vierde lid, 2.16, tweede lid, 2.20, tweede lid, 2.22, tweede lid, 3.1, tweede lid, 3.2, tweede lid, 4.8, vierde lid, 7.2, eerste tot en met derde lid, 7.3, derde lid, 7.4, eerste lid, 7.6, eerste lid, 7.8, of 10.2 van de Wet dieren.
Artikel 4.10 Inrichtingen en wijze van onderzoek
Artikel 4.11 Schorsing en intrekking besluiten
Indien bij ministeriële regeling onder toepassing van artikel 7.1 van de wet is bepaald dat een besluit tot verlening van een vergunning, erkenning, toestemming, toelating, registratie, bewijs van vakbekwaamheid, goedkeuring, vrijstelling, ontheffing, algemeen verbindend verklaring of certificering is vereist, kunnen bij die ministeriële regeling regels worden gesteld over de gevallen waarin een besluit als bedoeld in die regeling wordt geschorst of ingetrokken.
Artikel 6.3 Wijziging Besluit diergeneesmiddelen
Het Besluit diergeneesmiddelen wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 7a.1. Meldplicht ziekteverwekkers
7a.2. Erkenning voorhanden of in voorraad houden ziekteverwekker
Artikel 6.4 Wijziging Besluit houders van dieren
Het Besluit houders van dieren wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 worden op alfabetische volgorde de volgende begripsbepalingen ingevoegd:
B
Na artikel 1.28 worden de volgende paragrafen ingevoegd:
C
Na hoofdstuk 2, paragraaf 3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
D
Na het opschrift van hoofdstuk 2, paragraaf 4, wordt een paragraafopschrift ingevoegd, luidende:
E
Na artikel 2.11 wordt een paragraafopschrift ingevoegd, luidende:
F
Na artikel 2.27 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
G
Het opschrift van hoofdstuk 2, paragraaf 5.1 vervalt.
H
Na het opschrift van hoofdstuk 2, paragraaf 5, wordt een paragraafopschrift ingevoegd, luidende:
I
Na artikel 2.29 wordt een paragraafopschrift ingevoegd, luidende:
J
Na artikel 2.46 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
K
Onder vernummering van paragraaf 6.1 tot paragraaf 6.1.2 wordt na het opschrift van hoofdstuk 2, paragraaf 6, een paragraafopschrift ingevoegd, luidende:
L
Na het opschrift van paragraaf 6.1 wordt een paragraafopschrift ingevoegd, luidende:
M
In artikel 2.60, eerste lid, vervallen «, dan wel in voorkomend geval door ambtenaren als bedoeld in artikel 114, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren» en «onderscheidenlijk van het Vleeskuikenbesluit 2010».
N
In hoofdstuk 2 wordt paragraaf 6.2 vernummerd tot paragraaf 6.1.3.
O
Het derde lid van artikel 2.68 vervalt.
P
In hoofdstuk 2 wordt paragraaf 6.3 vernummerd tot paragraaf 6.1.4.
Q
Na artikel 2.76i worden de volgende paragrafen ingevoegd:
R
In hoofdstuk 2 wordt paragraaf 6a vernummerd tot paragraaf 8.
S
In hoofdstuk 2 wordt paragraaf 6b vernummerd tot paragraaf 9.
T
In hoofdstuk 2 wordt paragraaf 7 vernummerd tot paragraaf 10.
U
Na artikel 3.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.3a. Overeenkomstige toepassing artikel 10, tweede lid, verordening (EU) nr. 2016/429
Artikel 10, tweede lid, verordening (EU) nr. 2016/429 is van overeenkomstige toepassing op degene die zich niet-beroepsmatig met dieren bezighoudt.V
Na artikel 3.23 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
W
Na artikel 4.14 worden de volgende paragrafen toegevoegd:
Artikel 1.29. Melding ziekten verordening (EU) nr. 2016/429
Artikel 1.30. Melding artikel 5.3-ziekten of andere ziekten
Artikel 1.31. Melding ziekteverschijnselen
Artikel 1.32. Implementatie richtlijn 2003/99/EG
Artikel 1.33. Onderzoek zoönosen levensmiddelenbedrijf
Een exploitant van een levensmiddelenbedrijf als bedoeld in artikel 3, derde lid, van verordening (EG) nr. 178/2002, die onderzoek doet naar de aanwezigheid van zoönosen of zoönoseverwekkers die overeenkomstig artikel 4, tweede lid, van richtlijn 2003/99/EG worden bewaakt:
Artikel 1.34. Verzamelen op vervoermiddel
Artikel 1.35 Overladen bij verzamelen op vervoermiddel
Artikel 1.36. Melden aanvang verzamelen
De exploitant van een verzamelcentrum meldt de aanvang en het einde van de periode waarin dieren op een verzamelcentrum worden gehouden uiterlijk om 8:00 uur op de werkdag voor aanvang van die periode bij Onze Minister.
Artikel 1.37. Laden en lossen op verschillende adressen
Artikel 1.38. Bewaartermijn gegevens vervoer
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de gegevens die een vervoeder bijhoudt, bedoeld in artikel 104 en de op artikel 106 van verordening (EU) nr. 2016/429 vastgestelde gedelegeerde verordening, met betrekking tot:
Artikel 1.39. Grondslag regels over het verblijf van dieren na het bijeenbrengen
Artikel 1.40. Erkenning verzamelcentra voor Nederlandse markt
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de toepasselijkheid van artikel 97, eerste lid, onderdelen a, b, c, d en e, van verordening (EU) nr. 2016/429 en de krachtens het tweede lid, onderdelen a, c, d en e, van dat artikel vastgestelde gedelegeerde verordening op inrichtingen voor de verzameling van hoefdieren van waaruit slechts dieren worden verplaatst naar een inrichting in Nederland en die slechts dieren ontvangen van een inrichting in Nederland.
Artikel 1.41. Grondslag regels voor verzamelen voor Nederlandse markt
Artikel 1.42. Lossen evenhoevigen en pluimvee op plaats van bestemming
Artikel 126, tweede lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 is van overeenkomstige toepassing op het verplaatsen van evenhoevigen en pluimvee van een inrichting in Nederland naar een andere inrichting in Nederland.
Artikel 1.43. Gegevens vervoer binnen Nederland
Artikel 1.44. Levenslang fokverbod
Artikel 1.45. Geboorte lammeren
Artikel 1.46. Vaccinatie Q-koorts
Artikel 1.47. Administratie Q-koortsvaccinatie
Artikel 1.48. Termijn wijziging gegevens
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de termijn waarbinnen de gegevens, bedoeld in de artikelen 84, tweede lid, 87, tweede lid, 90, tweede lid, 96, tweede lid, 172, tweede lid, of 180, tweede lid, verordening (EU) nr. 2016/429, worden verstrekt.
Artikel 1.49. Meststoffenwet en Wet milieubeheer
De paragraaf en de daarop berustende bepalingen berusten mede op de artikelen 34 en 37 van de Meststoffenwet, artikel 12.29, aanhef en onder e en f, van de Wet milieubeheer en artikel 13 van de Landbouwwet.
Artikel 1.50. Identificatie- en registratiesysteem
De verantwoordelijkheid voor het identificatie- en registratiesysteem, bedoeld in artikel 108, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2016/429, berust bij Onze Minister.
Artikel 1.51. Aanvullende gegevens identificatie- en registratiesysteem
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de gegevens die een exploitant ten behoeve van het identificatie- en registratiesysteem, bedoeld in artikel 108 verordening (EU) nr. 2016/429, aan Onze Minister verstrekt, in aanvulling op de artikelen 112 tot en met 115 van verordening (EU) nr. 2016/429, met betrekking tot:
Artikel 1.52. Gegevens identificatie- en registratiesysteem pluimvee
Artikel 1.53. Herstel en intrekking melding
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over het herstel of de intrekking van een kennisgeving, bedoeld in de artikelen 1.51 en 1.52, en de voorwaarden waaronder een kennisgeving kan worden hersteld, ingetrokken of alsnog kan worden gedaan.
Artikel 1.54. Bedrijfsadministratie
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over gegevens die een exploitant bijhoudt, in aanvulling op artikel 102 en de op artikel 106 van verordening (EU) nr. 2016/429 gebaseerde gedelegeerde verordening met betrekking tot:
Artikel 1.55. Identificatie- en verplaatsingsdocument
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de identificatiedocumenten, verplaatsingsdocumenten en andere documenten, bedoeld in artikel 110, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2016/429, en de op de artikelen 118, eerste lid, onder b, onder ii, tweede lid, onder b, c en d, en 119 van verordening (EU) nr. 2016/429 gebaseerde uitvoerings- of gedelegeerde verordening met betrekking tot:
Artikel 1.56. Goedkeuring identificatiemiddel
Artikel 1.57. Verstrekking identificatiemiddel
Artikel 1.58. Gebruik identificatiemiddel
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
Artikel 1.59. Buiten Nederland brengen van dieren
Artikel 1.60. Binnen Nederland brengen van dieren
Ingeval artikel 234, derde lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 van toepassing is, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over het binnen Nederland brengen van dieren met betrekking tot:
Artikel 1.61. Toepassen sera en entstoffen
Artikel 2.10a. Reinigings- en ontsmettingsplaats houder evenhoevigen
Artikel 2.10b. Medewerking houder bij reiniging en ontsmetting
Een houder als bedoeld in artikel 2.10a verleent na aanvoer van evenhoevigen medewerking aan de reiniging en ontsmetting van het vervoermiddel waarmee die dieren zijn vervoerd.
Artikel 2.10c. Erkenning reinigings- en ontsmettingsplaats
Artikel 2.10d. Reiniging en ontsmetting op erkende plaats
Artikel 2.10e. Schorsen en intrekken erkenning
Artikel 2.10f. Vervoermiddelen afkomstig uit het buitenland
Artikel 2.27a. Begripsbepalingen
In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Artikel 2.27b. Registratie inrichtingen met varkens
Artikel 2.27c. Uitzonderingen registratieplicht
Artikel 2.27b is niet van toepassing op:
Artikel 2.27d. Cluster C-bedrijven
Artikel 2.27e. Cluster F-bedrijven
Artikel 2.27f. Schorsen of intrekken registratie
Onze Minister kan een registratie als bedoeld in artikel 2.27b, eerste lid, schorsen of intrekken, indien de houder:
Artikel 2.27g. Vervoer van en naar geregistreerde inrichtingen
Artikel 2.27h. Vervoer A-bedrijven
Artikel 2.27i. Vervoer B-bedrijven
Artikel 2.27j. Vervoer C-bedrijven
Artikel 2.27k. Vervoer D-bedrijven
Het is toegestaan om varkens aan te voeren op een D-bedrijf, indien die dieren afkomstig zijn van een A-bedrijf, B-bedrijf, C-bedrijf, E-bedrijf of F-bedrijf, waarbij per periode van zestien weken aanvoer plaatsvindt van ten hoogste zes bedrijven.
Artikel 2.27l. Vervoer E-bedrijven
Artikel 2.27m. Vervoer F-bedrijven
Artikel 2.27n. Vervoer RE-bedrijven
Het is toegestaan om varkens aan te voeren op een RE-bedrijf, indien daarmee op het bedrijf niet meer dan vier varkens en hun eventuele biggen worden gehouden.
Artikel 2.27o. Wissel vaste afnemer of leverancier
Artikel 2.27p. Toestemming voor vervoer
Artikel 2.27q. Monitoring varkens
Artikel 2.46a. Monitoring brucellose
Artikel 2.76ia. Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 2.76ib. Monitoring aviaire influenza
Artikel 2.76ic. Monitoring salmonella-serotypen en mycoplasma spp
Artikel 2.76id. Vaccinatie Newcastle disease
Artikel 2.76ie. Monitoring zoönotische Salmonella
Artikel 2.76if. Aanvoer pluimvee op Salmonella enteritidis-positief bedrijf
Artikel 2.76ig. Tankmelkonderzoek
Artikel 2.76ih. Mestvoorschriften
Artikel 3.3a. Overeenkomstige toepassing artikel 10, tweede lid, verordening (EU) nr. 2016/429
Artikel 10, tweede lid, verordening (EU) nr. 2016/429 is van overeenkomstige toepassing op degene die zich niet-beroepsmatig met dieren bezighoudt.
Artikel 3.24. Niet-commerciële verkeer van honden, katten en fretten
Artikel 4.15. Tentoonstellen en keuren evenhoevigen
Artikel 4.16. Nadere regels tentoonstellen en keuren van runderen, schapen of geiten
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
Artikel 4.17. Houden en bijeenbrengen schapen en geiten
Artikel 4.18. Evenementen met vogels
Artikel 6.5 Wijziging Besluit diergezondheidsheffing
In artikel 1 van het Besluit diergezondheidsheffing komt de begripsbepaling van «A-, B-, C-, D-, E- of F-bedrijf» te luiden:
Artikel 7.1 Overgangsrecht
Besluiten die op grond van artikel 13 van uitvoeringsverordening (EU) 2015/262 van de Commissie van 17 februari 2015 tot vaststelling van voorschriften overeenkomstig de Richtlijnen 90/427/EEG en 2009/156/EG van de Raad met betrekking tot de methoden voor de identificatie van paardachtigen (verordening paardenpaspoort) (Pb EU 2015, L 59) zijn genomen, worden geacht te zijn genomen op grond van artikel 60 van verordening (EU) 2019/2035 onder dezelfde voorschriften, beperkingen en voorwaarden.
Artikel 7.2 Intrekken besluiten
De volgende besluiten worden ingetrokken:
Artikel 7.3 Vervallen van artikel 2.3
Indien het bij koninklijke boodschap van 26 februari 2021 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet dieren in verband met actualisering van de diergezondheidsregels en enkele technische aanpassingen (Kamerstukken 35 746) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel C, van die wet in werking treedt, vervalt artikel 2.3 op hetzelfde tijdstip.
Artikel 7.4 Besluit identificatie en registratie van dieren
Het Besluit identificatie en registratie van dieren wordt als volgt gewijzigd:
A
De artikelen 1 tot en met 4 vervallen.
B
In hoofdstuk 3 wordt voor artikel 19 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 18a. Gewijzigde grondslag
Dit besluit berust op de artikelen 2.2, tiende lid, onderdeel l, 2.4, tweede lid, 7.1 en 7.2 van de Wet dieren.Artikel 18a. Gewijzigde grondslag
Dit besluit berust op de artikelen 2.2, tiende lid, onderdeel l, 2.4, tweede lid, 7.1 en 7.2 van de Wet dieren.
Artikel 7.5 Inwerkingtreding
Artikel 7.6 Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit diergezondheid.