Besluit van 26 april 2022, houdende wijziging van het Besluit pensioen politieke ambtsdragers, het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen en het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman onder meer in verband met de inwerkingtreding van de Wet aanpassing Appa en enkele andere wetten 2021, alsmede aanpassing van het Vergoedingenbesluit nationale ombudsman 2006
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 maart 2022, nr. 2022-0000124223;
Gelet op de artikelen 14, 106, tweede lid, en 160, tweede lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, artikel 96, derde lid, van de Gemeentewet, artikel 94, derde lid, van de Provinciewet, artikel 2, tweede lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, artikel 3, derde lid, van de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman en artikel 1c, tweede lid, van de Wet Nationale ombudsman;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 30 maart 2022, nr. W04.22.00031/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van [datum], nr. 2022-0000182342;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit pensioen politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:
A
In het opschrift van hoofdstuk 2, paragraaf 1, wordt «eigen pensioen» vervangen door «ouderdomspensioen».
B
Artikel 2.1.3 wordt als volgt gewijzigd:
- voor politieke ambtsdragers als bedoeld in de vijfde afdeling van de wet:
- de bezoldiging van de gedeputeerde, inclusief de vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering en een eventuele eenmalige uitkering, berekend overeenkomstig artikel 2.2.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;
- de bezoldiging van de wethouder, inclusief de vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering en een eventuele eenmalige uitkering, berekend overeenkomstig artikel 3.2.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;
- de bezoldiging van het lid van het dagelijks bestuur, inclusief de vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering en een eventuele eenmalige uitkering, berekend overeenkomstig artikel 4.2.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers; onderscheidenlijk
- de bezoldiging Rijksvertegenwoordiger, inclusief de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering en een eventuele eenmalige uitkering, berekend overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES.
C
Artikel 2.1.4 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Met ingang van 1 juli 2022 wordt in dit hoofdstuk onder franchise verstaan de franchise, bedoeld in artikel 13d, eerste lid, van de wet.D
In artikel 2.1.11 vervalt het eerste lid alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid.
E
Artikel 2.2.1 wordt als volgt gewijzigd:
F
Het opschrift van hoofdstuk 3 komt te luiden:
G
Het opschrift van hoofdstuk 3, paragraaf 1, vervalt.
H
Hoofdstuk 3, paragraaf 2, vervalt.
I
In de aanduiding van hoofdstuk 4 wordt «nabestaanden-» vervangen door «partner-».
ARTIKEL II
Het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.1.2, eerste lid, wordt «artikel 61, derde lid» vervangen door «artikel 61, derde lid, of artikel 61a, vierde lid».
B
In artikel 2.1.9 wordt onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
2.
Voor zover het lidmaatschap van provinciale staten in de loop van een jaar begint of eindigt, wordt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van de duur van het statenlidmaatschap toegekend.C
Artikel 2.1.10, tweede lid komt te luiden:
2.
Voor zover het lidmaatschap van provinciale staten in de loop van een jaar begint of eindigt, wordt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van de duur van het lidmaatschap van provinciale staten toegekend.D
Aan artikel 2.2.7, derde lid, wordt toegevoegd «, alsmede een vergoeding van de reiskosten naar de woning waar hij ten tijde van de benoeming woonde».
E
In artikel 2.2.8 wordt onder vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid een lid ingevoegd, luidende:
2.
Bij het bewonen van een woning als bedoeld in het eerste lid komen de kosten voor energie en water ten laste van de provincie.F
Artikel 2.2.10 wordt als volgt gewijzigd:
G
Artikel 2.3.7 komt als volgt te luiden:
Artikel 2.3.7. Voorzieningen in verband met een structurele functionele beperking
1.
Indien een statenlid, een gedeputeerde of de commissaris naar het oordeel van een arts een structurele functionele beperking heeft, kunnen gedeputeerde staten hem op zijn aanvraag ten laste van de provincie voorzieningen toekennen, die strekken tot het kunnen blijven uitoefenen van het ambt of tot herstel of bevordering van de mogelijkheid om het ambt weer te gaan uitoefenen dan wel een financiële vergoeding daarvoor.2.
Onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden verstaan voorzieningen die een werkgever op grond van artikel 611 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek als goed werkgever dient te verstrekken en voorzieningen als bedoeld in artikel 35, tweede en derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.3.
Een voorziening of een financiële vergoeding als bedoeld in het eerste lid wordt slechts toegekend, indien die voorziening proportioneel is en niet reeds uit anderen hoofde is toegekend of vergoed.4.
De regels, gesteld krachtens artikel 35, vijfde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen zijn van overeenkomstige toepassing.H
In artikel 2.3.8 wordt onder verlettering van de onderdelen f tot en met l tot de onderdelen g tot en met m een onderdeel ingevoegd, luidende:
- de betaling of vergoeding van de kosten voor energie en water, bedoeld in artikel 2.2.8, tweede lid;.
I
In artikel 2.4.3, eerste lid, onder b, wordt «binnen de provincie» vervangen door «zowel binnen de provincie als daarbuiten».
J
In artikel 3.1.2, eerste lid, wordt «artikel 61, derde lid» vervangen door «artikel 61, derde lid, of artikel 61a, vierde lid».
K
In artikel 3.1.4, derde lid, wordt «in het tweede lid» vervangen door «in het eerste lid».
L
In artikel 3.1.7, eerste lid, onder a, wordt «binnen de gemeente» vervangen door «binnen en buiten de gemeente».
M
In artikel 3.1.9 wordt onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
2.
Voor zover het lidmaatschap van de gemeenteraad in de loop van een jaar begint of eindigt, wordt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van de duur van het raadslidmaatschap toegekend.N
Artikel 3.1.10, tweede lid komt te luiden:
2.
Voor zover het lidmaatschap van de gemeenteraad in de loop van een jaar begint of eindigt, wordt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van de duur van het lidmaatschap van de gemeenteraad toegekend.O
In artikel 3.2.1, twaalfde lid, wordt «8,3%» vervangen door «9,8 onderscheidenlijk 8,3%».
P
Aan artikel 3.2.7, derde lid, wordt toegevoegd «, alsmede een vergoeding van de reiskosten naar de woning waar hij ten tijde van de benoeming woonde».
Q
In artikel 3.2.8 wordt onder vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid een lid ingevoegd, luidende:
2.
Bij het bewonen van een woning als bedoeld in het eerste lid komen de kosten voor energie en water ten laste van de gemeente.R
Artikel 3.2.10 wordt als volgt gewijzigd:
S
In artikel 3.2.13 wordt «haar zwangerschap» vervangen door «zwangerschap» en «grond van» door «op grond van».
T
Artikel 3.3.7 komt als volgt te luiden:
Artikel 3.3.7. Voorzieningen in verband met een structurele functionele beperking
1.
Indien een raadslid, een wethouder of de burgemeester naar het oordeel van een arts een structurele functionele beperking heeft, kan het college van burgemeester en wethouders hem op zijn aanvraag ten laste van de gemeente voorzieningen toekennen, die strekken tot het kunnen blijven uitoefenen van het ambt of tot herstel of bevordering van de mogelijkheid om het ambt weer te gaan uitoefenen dan wel een financiële vergoeding daarvoor.2.
Onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden verstaan voorzieningen die een werkgever op grond van artikel 611 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek als goed werkgever dient te verstrekken en voorzieningen als bedoeld in artikel 35, tweede en derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.3.
Een voorziening of een financiële vergoeding als bedoeld in het eerste lid wordt slechts toegekend, indien die voorziening proportioneel is en niet reeds uit anderen hoofde is toegekend of vergoed.4.
De regels, gesteld krachtens artikel 35, vijfde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen zijn van overeenkomstige toepassing.U
In artikel 3.3.8 wordt onder verlettering van de onderdelen f tot en met l tot de onderdelen g tot en met m een onderdeel ingevoegd, luidende:
- de betaling of vergoeding van de kosten voor energie en water, bedoeld in artikel 3.2.8, tweede lid;.
V
In artikel 3.4.3, eerste lid, onder b, wordt «binnen de gemeente» vervangen door «zowel binnen de gemeente als daarbuiten».
W
In artikel 4.1.9 wordt onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
2.
Voor zover het lidmaatschap van het algemeen bestuur in de loop van een jaar begint of eindigt, wordt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van de duur van het lidmaatschap van het algemeen bestuur toegekend.X
Artikel 4.1.10, tweede lid komt te luiden:
2.
Voor zover het lidmaatschap van het algemeen bestuur in de loop van een jaar begint of eindigt, wordt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van de duur van het lidmaatschap van het algemeen bestuur toegekend.Y
In artikel 4.2.1, eerste lid, wordt «Onze Minister» vervangen door «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat».
Z
De artikelen 4.2.7 en 4.2.8 komen te luiden:
Artikel 4.2.7. Kosten in verband met verhuizing
1.
Indien de voorzitter bij zijn benoeming zijn werkelijke woonplaats nog niet heeft in het waterschap, heeft hij ten laste van het waterschap eenmalig aanspraak op een vergoeding van verhuiskosten bij verhuizing naar het waterschap in verband met zijn benoeming.2.
Een voorzitter die bij zijn benoeming verplicht is om zijn werkelijke woonplaats in het waterschap te hebben, heeft voor de duur dat hij zijn werkelijke woonplaats nog niet in het waterschap heeft, ten laste van het waterschap, aanspraak op:- een vergoeding van de kosten voor tijdelijke huisvesting, en
- een vergoeding van de reiskosten naar de woning waar hij ten tijde van de benoeming woonde.
3.
Indien een voorzitter bij zijn benoeming verplicht is om zijn werkelijke woonplaats in het waterschap te hebben, in verband daarmee is verhuisd, op zijn nieuwe adres is ingeschreven in de basisregistratie personen en zijn verhuizing leidt tot dubbele woonlasten, heeft hij gedurende ten hoogste drie jaar na zijn benoeming aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van die dubbele woonlasten, alsmede een vergoeding van de reiskosten naar de woning waar hij ten tijde van de benoeming woonde.4.
Indien een voorzitter bij zijn benoeming verplicht is om zijn werkelijke woonplaats in het waterschap te hebben, hij in verband daarmee is verhuisd en op zijn nieuwe adres is ingeschreven in de basisregistratie personen, heeft hij uiterlijk één jaar na eervol ontslag of niet-herbenoeming, eenmalig aanspraak op een vergoeding voor de kosten van verhuizing bij vertrek uit het waterschap of uit de aan hem ter beschikking gestelde woning, voor zover hij niet uit anderen hoofde aanspraak heeft op een verhuiskostenvergoeding.5.
Verschuldigde loon- of inkomstenbelasting over de vergoedingen op grond van dit artikel worden ten laste van het waterschap aan de voorzitter vergoed.6.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de hoogte van de vergoedingen en de voorwaarden voor de aanspraken op grond van dit artikel.Artikel 4.2.8. Ter beschikking gestelde woning
1.
Indien een voorzitter bij zijn benoeming verplicht is om zijn werkelijke woonplaats in het waterschap te hebben en hem door het waterschap in verband met de uitoefening van zijn ambt een woning ter beschikking wordt gesteld, betaalt hij voor het bewonen daarvan een eigen bijdrage per maand aan het waterschap.2.
Bij het bewonen van een woning als bedoeld in het eerste lid komen de kosten voor energie en water ten laste van het waterschap.3.
Indien de voorzitter voor het gebruik van een woning, bedoeld in het eerste lid, loon- of inkomstenbelasting verschuldigd is, wordt deze belastingheffing ten laste van het waterschap aan hem vergoed.4.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de hoogte van de eigen bijdrage, bedoeld in het eerste lid, en kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het gebruik van een ter beschikking gestelde woning.AA
Artikel 4.2.10 wordt als volgt gewijzigd:
BB
In artikel 4.2.19, eerste, vijfde en zesde lid, wordt «Onze Minister» telkens vervangen door «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat».
CC
In artikel 4.3.2 wordt «functiet» vervangen door «functie.
DD
Artikel 4.3.7 komt als volgt te luiden:
Artikel 4.3.7. Voorzieningen in verband met een structurele functionele beperking
1.
Indien een lid van het algemeen bestuur, een lid van het dagelijks bestuur of de voorzitter naar het oordeel van een arts een structurele functionele beperking heeft, kan het dagelijks bestuur hem op zijn aanvraag ten laste van het waterschap voorzieningen toekennen, die strekken tot het kunnen blijven uitoefenen van het ambt of tot herstel of bevordering van de mogelijkheid om het ambt weer te gaan uitoefenen dan wel een financiële vergoeding daarvoor.2.
Onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden verstaan voorzieningen die een werkgever op grond van artikel 611 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek als goed werkgever dient te verstrekken en voorzieningen als bedoeld in artikel 35, tweede en derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.3.
Een voorziening of een financiële vergoeding als bedoeld in het eerste lid wordt slechts toegekend, indien die voorziening proportioneel is en niet reeds uit anderen hoofde is toegekend of vergoed.4.
De regels, gesteld krachtens artikel 35, vijfde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen zijn van overeenkomstige toepassing.EE
In artikel 4.3.8 wordt onder verlettering van de onderdelen e tot en met j tot de onderdelen f tot en met k een onderdeel ingevoegd, luidende:
- de betaling of vergoeding van de kosten voor energie en water, bedoeld in artikel 4.2.8, tweede lid;.
FF
In artikel 4.4.3, eerste lid, onder b, wordt «binnen het waterschap» vervangen door «binnen en buiten het waterschap».
Artikel 2.3.7. Voorzieningen in verband met een structurele functionele beperking
Artikel 3.3.7. Voorzieningen in verband met een structurele functionele beperking
Artikel 4.2.7. Kosten in verband met verhuizing
Artikel 4.2.8. Ter beschikking gestelde woning
Artikel 4.3.7. Voorzieningen in verband met een structurele functionele beperking
ARTIKEL III
Het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 10, vierde lid, komt te luiden:
4.
De in het tweede lid genoemde bedragen worden per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan die datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer geldend voor de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.B
Artikel 12 komt te luiden:
Artikel 12
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties treft voor de ministers en staatssecretarissen een voorziening voor bedrijfsgeneeskundige zorg.Artikel 12
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties treft voor de ministers en staatssecretarissen een voorziening voor bedrijfsgeneeskundige zorg.
ARTIKEL IV
Het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6, vijfde lid, komt te luiden:
5.
De in het tweede lid genoemde bedragen worden per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan die datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer geldend voor de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.B
Artikel 9 komt te luiden:
Artikel 9
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties treft voor de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen een voorziening voor bedrijfsgeneeskundige zorg.Artikel 9
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties treft voor de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen een voorziening voor bedrijfsgeneeskundige zorg.
ARTIKEL V
In artikel 6 van het Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman 2006 vervalt «van de activiteit algemeen bestuur».
ARTIKEL VI
Indien het koninklijk besluit, bedoeld in artikel VII, onderdeel 1, de inwerkingtreding van artikel I op een ander tijdstip bepaalt dan op 1 juli 2022, wordt in artikel 2.1.4, eerste en tweede lid, van het Besluit pensioen politieke ambtsdragers «1 juli 2022» steeds vervangen door de datum van inwerkingtreding van artikel I.