Besluit van 1 juni 2021 tot wijziging van het Mediabesluit 2008 in verband met de versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, van 15 maart 2021, nr. 27217131 (10964) directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 2.34a, derde lid, artikel 2.35, tweede lid, artikel 2.95, eerste lid, onder a, 2.116, eerste lid, en artikel 9.14e, eerste lid, van de Mediawet 2008;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 april 2021, nr. W05.21.0080/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 27 mei 2021, nr. WJZ/27821783 (10964), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN HET MEDIABESLUIT 2008
Het Mediabesluit 2008 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2 wordt onder verlettering van de onderdelen f tot en met h tot g tot en met i een onderdeel ingevoegd, dat luidt:
- de nieuwsvoorziening ten behoeve van de regio;.
B
1. In artikel 3, onder d, wordt na «waaronder kunst» ingevoegd «, dat elders niet of niet voldoende tot zijn recht komt» en wordt aan het slot de puntkomma vervangen door «;en».
C
In artikel 5 wordt «de publieke mediadiensten» vervangen door «de regionale en lokale publieke mediadiensten».
D
Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Artikel 5a
Het aandeel reclame- en telewinkelboodschappen in het programma-aanbod van de landelijke publieke mediadienst bedraagt:- per televisieprogrammakanaal niet meer dan vijf procent van de totale duur van het programma-aanbod op dat kanaal per jaar;
- per radioprogrammakanaal niet meer dan tien procent van het programma-aanbod op dat kanaal per jaar.
E
In artikel 14b wordt «16,5» vervangen door «25».
F
Na het opschrift van hoofdstuk 7 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Artikel 29c
1.
In afwijking van artikel 5a, aanhef en onder a, bedraagt het daar genoemde percentage:- in 2022 niet meer dan negen procent;
- in 2023 niet meer dan acht procent;
- in 2024 niet meer dan zeven procent;
- in 2025 niet meer dan zes procent.
2.
Onze Minister kan bij ministeriële regeling, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is in verband met de financiering van de landelijke publieke mediadienst, de in het eerste lid genoemde percentages bijstellen, met niet meer dan een procent naar boven of beneden.Artikel 5a
Het aandeel reclame- en telewinkelboodschappen in het programma-aanbod van de landelijke publieke mediadienst bedraagt:
Artikel 29c
ARTIKEL II. INWERKINGTREDING
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.