Wet van 9 februari 2022, houdende regels ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/881 (Uitvoeringswet cyberbeveiligingsverordening)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is Verordening (EU) 2019/881 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake Enisa (het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging), en inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 526/2013 (de cyberbeveiligingsverordening) (PbEU 2019, L151) uit te voeren, en dat het wenselijk is de hiervoor noodzakelijke bepalingen vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1 (begripsbepalingen)
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Artikel 2 (aanwijzing nationale cyberbeveiligingscertificeringsautoriteit)
Artikel 3 (melding)
Artikel 4 (goedkeuring onderzoeksplan)
Artikel 5 (goedkeuring onderzoeksrapport en het bijbehorende Europese cyberbeveiligingscertificaat)
Artikel 6 (verlening Europees cyberbeveiligingscertificaat voor zekerheidsniveau «hoog»)
Een conformiteitsbeoordelingsinstantie geeft een Europees cyberbeveiligingscertificaat voor zekerheidsniveau hoog niet eerder af dan nadat Onze Minister de in artikel 5, vierde lid, bedoelde goedkeuring heeft verleend.
Artikel 7 (nadere regels uitvoering cyberbeveiligingsverordening en uitvoeringshandelingen)
Onze Minister kan bij ministeriële regeling regels stellen indien en voor zover dat nodig is voor een goede uitvoering van de cyberbeveiligingsverordening, de Europese cyberbeveiligingscertificeringsregelingen en de door de Europese Commissie op grond van artikel 61, vijfde lid, van de cyberbeveiligingsverordening vastgestelde uitvoeringshandelingen.
Artikel 8 (verboden)
Het is verboden in strijd te handelen met bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van de cyberbeveiligingsverordening en de Europese cyberbeveiligingscertificeringsregelingen.
Artikel 9 (aanwijzing toezichthouders)
Artikel 10 (bindende aanwijzing)
Onze Minister kan degene die niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens deze wet door middel van het geven van een aanwijzing verplichten om binnen een daarbij gestelde redelijke termijn de daarbij omschreven maatregelen te nemen.
Artikel 11 (intrekking goedkeuring Europese cyberbeveiligingscertificaten voor zekerheidsniveau hoog)
Onze Minister kan de in artikel 5, derde lid, bedoelde goedkeuring intrekken indien het cyberbeveiligingscertificaat niet voldoet aan de cyberbeveiligingsverordening of een Europese cyberbeveiligingscertificeringsregeling.
Artikel 12 (last onder bestuursdwang)
Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet en artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 13 (bestuurlijke boete)
Artikel 14 (vergoedingen)
Artikel 15 (mededeling bindende EU-rechtshandelingen)
Onze Minister doet in de Staatscourant mededeling van de titel, de vindplaats en de datum van inwerkingtreding van de Europese cyberbeveiligingscertificeringsregelingen, alsmede van wijzigingen daarvan.
Artikel 16 (wijziging Algemene wet bestuursrecht)
Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 17 (samenloop met wetsvoorstel Wet open overheid)
Artikel 18 (inwerkingtreding)
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 19 (citeertitel)
Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet cyberbeveiligingsverordening.