Part of Smart Yellow Suite

WGK010788
Wet bronbelasting 2021

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Financiën
Datum uitgave 24 november 2021
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Invoering van een bronbelasting op renten en royalty’s (Wet bronbelasting 2021)

Samenvatting

In het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2020 is het wenselijk een bronbelasting op renten en royalty’s naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties te introduceren om de aanpak van belastingontwijking voortvarend voort te zetten.

Documenten

stb-2019-513 (PDF)

Wet van 18 december 2019 tot invoering van een bronbelasting op renten en royalty’s (Wet bronbelasting 2021)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een bronbelasting op renten en royalty’s naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties te introduceren en enkele antimisbruikbepalingen in de dividendbelasting en vennootschapsbelasting te wijzigen om de aanpak van belastingontwijking voortvarend voort te zetten;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1.1 Bronbelasting

Onder de naam bronbelasting wordt een belasting geheven van het lichaam, bedoeld in artikel 2.1.

Artikel 1.2 Definities

Artikel 1.3 Fictieve vestigingsplaats

Artikel 2.1 Belastingplichtigen

Artikel 3.1 Heffingsgrondslag

De belasting wordt geheven over de voordelen in de vorm van:

Artikel 3.2 Correctie naar zakelijke voorwaarden

Artikel 3.3 Heffingsgrondslag renten

Artikel 3.4 Heffingsgrondslag royalty’s

Artikel 3.5 Genietingstijdstip

Artikel 4.1 Tarief

De belasting bedraagt het hoogste percentage, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, van de voordelen, bedoeld in artikel 3.1.

Artikel 4.2 Belasting voor rekening inhoudingsplichtige

Indien de inhoudingsplichtige de belasting voor zijn rekening neemt, worden voor het berekenen van de belasting de voordelen, bedoeld in artikel 3.1, vermenigvuldigd met 100/(100-T), waarbij T staat voor het geldende percentage van het tarief, bedoeld in artikel 4.1.

Artikel 5.1 Heffing door inhouding

Artikel 6.1 Naheffing

Onverminderd het bepaalde in artikel 20, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt de naheffingsaanslag opgelegd aan de inhoudingsplichtige dan wel aan de belastingplichtige indien de inhoudingsplichtige de belasting die moet worden afgedragen geheel of gedeeltelijk niet heeft betaald.

Artikel 6.2 Informatieverplichting

Artikel 6.3 Inlichtingenverplichting

Artikel 6.4 Vergrijpboete overtreden inlichtingenverplichting

Artikel 7.1 Wijzigingen Wet bronbelasting 2021

In de Wet bronbelasting 2021 wordt in artikel 1.2, eerste lid, onderdeel a, onder 10°, «derde lid» vervangen door «vierde lid».

Artikel 7.2 Wijzigingen Wet op de vennootschapsbelasting 1969

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10, eerste lid, onderdeel f, wordt «dividendbelasting» vervangen door «dividendbelasting, wegens genoten voordelen geheven bronbelasting».

B

Artikel 13ab, elfde lid, komt te luiden:

11.
Indien aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden wordt voldaan, wordt voor de toepassing van het vijfde lid een gecontroleerd lichaam geacht een wezenlijke economische activiteit uit te oefenen, tenzij de inspecteur aannemelijk maakt dat slechts aan die voorwaarden wordt voldaan met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om in aanmerking te komen voor de uitzondering op de voet van het vijfde lid. Indien niet aan de voorwaarden, bedoeld in de eerste zin, wordt voldaan, dient de belastingplichtige aannemelijk te maken dat een gecontroleerd lichaam een wezenlijke economische activiteit uitoefent.
C

Artikel 17, vijfde lid, komt te luiden:

5.
Indien aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden wordt voldaan, wordt voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, tenzij de inspecteur het tegendeel aannemelijk maakt, de belastingplichtige geacht het aanmerkelijk belang niet te houden met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van inkomstenbelasting bij een ander te ontgaan en wordt geacht sprake te zijn van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen. Indien niet aan de voorwaarden, bedoeld in de eerste zin, wordt voldaan, dient de belastingplichtige aannemelijk te maken dat:
  1. het aanmerkelijk belang niet wordt gehouden met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van belasting bij een ander te ontgaan; of
  2. sprake is van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen.

Artikel 7.3 Wijzigingen Wet op de dividendbelasting 1965

In de Wet op de dividendbelasting 1965 komt artikel 4, twaalfde lid, te luiden:

12.
Indien aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden wordt voldaan, wordt voor de toepassing van het derde lid, onderdeel c, tenzij de inspecteur het tegendeel aannemelijk maakt, de opbrengstgerechtigde geacht het belang niet te hebben met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van belasting bij een ander te ontgaan en wordt geacht sprake te zijn van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen. Indien niet aan de voorwaarden, bedoeld in de eerste zin, wordt voldaan, dient de opbrengstgerechtigde of de inhoudingsplichtige aannemelijk te maken dat:
  1. de opbrengstgerechtigde het belang niet heeft met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van belasting bij een ander te ontgaan; of
  2. sprake is van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen.

Artikel 7.4 Wijzigingen Algemene wet inzake rijksbelastingen

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 30h, eerste lid, wordt na «dividendbelasting,» ingevoegd «bronbelasting,».

B

In artikel 30ha, vierde lid, wordt na «dividendbelasting» ingevoegd «of bronbelasting als bedoeld in de Wet bronbelasting 2021». Voorts wordt na «de artikelen 47 en 47a» ingevoegd «of artikel 6.2 van de Wet bronbelasting 2021».

C

In artikel 30hb, tweede lid, wordt na «vennootschapsbelasting» ingevoegd «en de bronbelasting».

Artikel 7.5 Wijzigingen Invorderingswet 1990

De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 22, derde lid, onderdeel a, wordt, onder vernummering van de subonderdelen 7° en 8° tot 8° en 9°, een subonderdeel ingevoegd, luidende:

  1. de bronbelasting;.
B

Na artikel 36 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 36a
1.
Hoofdelijk aansprakelijk is:
  1. voor de belasting die een inhoudingsplichtige als bedoeld in de Wet bronbelasting 2021 is verschuldigd: ieder van de bestuurders van die inhoudingsplichtige;
  2. voor de belasting die een inhoudingsplichtige als bedoeld in de Wet bronbelasting 2021 is verschuldigd over het door de belastingplichtige genoten voordeel, bedoeld in de Wet bronbelasting 2021: de belastingplichtige, bedoeld in de Wet bronbelasting 2021;
  3. voor de belasting die een belastingplichtige als bedoeld in de Wet bronbelasting 2021 is verschuldigd: ieder van de bestuurders van die belastingplichtige.
2.
Niet aansprakelijk is de bestuurder, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of c, voor zover hij aannemelijk maakt dat het niet aan hem is te wijten dat de bronbelasting niet of niet volledig is betaald.
3.
Voor de toepassing van dit artikel is artikel 36, vijfde en achtste lid, van overeenkomstige toepassing.
4.
De aansprakelijkheid geldt tevens indien de bestuurder, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of c, of de belastingplichtige, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, niet in Nederland woont of is gevestigd.

Artikel 36a

Artikel 8.1 Inwerkingtreding

Artikel 8.2 Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet bronbelasting 2021.

stb-2020-513 (PDF)

Besluit van 4 december 2020 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Rijkswet van 28 oktober 2020 tot wijziging van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid in verband met enkele aanpassingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 1 december 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3095800;

Gelet op artikel III van de Rijkswet van 28 oktober 2020 tot wijziging van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid in verband met enkele aanpassingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Rijkswet van 28 oktober 2020 tot wijziging van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid in verband met enkele aanpassingen treedt in werking met ingang van 1 januari 2021, met uitzondering van artikel I, onderdeel D.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.