Wet van 18 december 2019 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2020)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is fiscale maatregelen te treffen die voortvloeien uit de koopkrachtbesluitvorming voor het jaar 2020 en dat het ook in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2020 en volgende jaren wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.6 wordt «zevende lid» vervangen door «achtste lid».
B
Artikel 3.14, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- dwangsommen als bedoeld in afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht en daarmee vergelijkbare buitenlandse dwangsommen.
C
In artikel 3.76, tweede lid, wordt «€ 7280» vervangen door «€ 7030».
ARTIKEL II
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2021 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 7030» vervangen door «€ 6780».
ARTIKEL III
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2022 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 6780» vervangen door «€ 6530».
ARTIKEL IV
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2023 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 6530» vervangen door «€ 6280».
ARTIKEL V
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2024 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 6280» vervangen door «€ 6030».
ARTIKEL VI
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2025 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 6030» vervangen door «€ 5780».
ARTIKEL VII
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2026 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 5780» vervangen door «€ 5530».
ARTIKEL VIII
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2027 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 5530» vervangen door «€ 5280».
ARTIKEL IX
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2028 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 5280» vervangen door «€ 5000».
ARTIKEL X
In de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 wordt hoofdstuk 2, artikel I, als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XI
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
7.
Bij het begin van het kalenderjaar worden de in het zesde lid genoemde bedragen bij ministeriële regeling vervangen door andere bedragen. Het bedrag per kalenderjaar wordt berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande kalenderjaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag. Het bedrag per maand wordt berekend door het volgens de tweede zin berekende bedrag per kalenderjaar te vermenigvuldigen met 1/10.B
In artikel 13, tweede lid, wordt «ingeval voor de aanschaf van deze producten in het economische verkeer aan een derde, onder voor het overige overeenkomstige omstandigheden, een bedrag in rekening zou worden gebracht, het aan deze derde in rekening te brengen bedrag» vervangen door «steeds de waarde die daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend».
C
Artikel 31, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
- dwangsommen als bedoeld in afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht en daarmee vergelijkbare buitenlandse dwangsommen.
D
Artikel 31a wordt als volgt gewijzigd:
- een in het kader van de dienstbetrekking aangevraagde verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens of daarmee vergelijkbare buitenlandse verklaring.
3.
De vrije ruimte bedraagt:- 1,7% van het loon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b belasting wordt geheven met een maximum van € 6800, vermeerderd met:
- 1,2% van het loon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b belasting wordt geheven voor zover dat loon meer bedraagt dan € 400.000.
ARTIKEL XII
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- onderwijs geven of onderzoek verrichten, mits dat onderwijs, onderscheidenlijk dat onderzoek, hoofdzakelijk wordt bekostigd uit:
- publieke middelen;
- wettelijk collegegeld of instellingscollegegeld als bedoeld in hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 2, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
- lesgelden als bedoeld in artikel 3 van de Les- en cursusgeldwet;
- buitenlandse bijdragen die naar aard en strekking overeenkomen met de bijdragen, bedoeld onder 2° of 3°;
- verplichte ouderbijdragen voor het volgen van onderwijs aan een afdeling als bedoeld in artikel 85a van de Wet op het primair onderwijs of voor het volgen van cursussen als bedoeld in artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs; of
- bijdragen van algemeen nut beogende instellingen waarvoor geen contractuele tegenprestatie wordt gevraagd.
B
In artikel 8, eerste lid, wordt «onderdelen b tot en met h» vervangen door «onderdelen b tot en met i».
C
Artikel 8e wordt als volgt gewijzigd:
- een publiekrechtelijke rechtspersoon van de Staat, indien de activiteiten worden verricht door de Staat;
- de Staat, indien de activiteiten worden verricht door een publiekrechtelijke rechtspersoon van de Staat;
- een publiekrechtelijke rechtspersoon van de Staat, indien de activiteiten worden verricht door een andere publiekrechtelijke rechtspersoon van de Staat;
- een privaatrechtelijk overheidslichaam van een publiekrechtelijke rechtspersoon zijnde de Staat, indien de activiteiten worden verricht door een publiekrechtelijke rechtspersoon van de Staat; of.
7.
Onder een publiekrechtelijke rechtspersoon van de Staat wordt voor de toepassing van deze wet verstaan een publiekrechtelijke rechtspersoon waarvan de bestuurders uitsluitend, onmiddellijk of middellijk, door de Staat of Onze Minister die het aangaat of bij koninklijk besluit worden benoemd en ontslagen.D
Artikel 8f wordt als volgt gewijzigd:
- een publiekrechtelijke rechtspersoon van de Staat, indien de activiteiten worden verricht door een privaatrechtelijk overheidslichaam dat in een relatie als bedoeld in artikel 8e, zesde lid, staat tot de Staat; of.
E
In artikel 15b, tweede lid, wordt «zonder toepassing van dit artikel» vervangen door «zonder toepassing van dit artikel en vóór toepassing van de artikelen 15be en 15bf».
F
Na afdeling 2.9a wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
G
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Indien een buitenlandse belastingplichtige in Nederland het bedrijf van bank uitoefent en met betrekking tot het hoofdhuis van die buitenlandse belastingplichtige geen leverage ratio als bedoeld in artikel 15be, tweede of derde lid, wordt berekend en openbaar gemaakt, wordt voor de toepassing van artikel 15be, eerste lid, uitgegaan van het op een decimaal afgeronde percentage van een aan die leverage ratio gelijkwaardige ratio zoals die met betrekking tot dat hoofdhuis wordt berekend en openbaar gemaakt.3.
Indien een buitenlandse belastingplichtige in Nederland het bedrijf van verzekeraar uitoefent en met betrekking tot het hoofdhuis van die buitenlandse belastingplichtige geen eigenvermogenratio als bedoeld in artikel 15bf, tweede of derde lid, kan worden bepaald, wordt voor die buitenlandse belastingplichtige voor de toepassing van artikel 15bf, eerste lid, uitgegaan van het op een decimaal afgeronde percentage van een aan die eigenvermogenratio gelijkwaardige ratio zoals die kan worden bepaald aan de hand van het eigen vermogen en balanstotaal op grond van een met betrekking tot dat hoofdhuis openbaar gemaakte rapportage.4.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor de toepassing van het tweede en derde lid nadere regels worden gesteld voor de beoordeling of sprake is van een aan een leverage ratio, onderscheidenlijk eigenvermogenratio, gelijkwaardige ratio.Artikel 15bd
Artikel 15be
Artikel 15bf
Artikel 15bg
Ingeval een belastingplichtige in een jaar zowel het bedrijf van bank als het bedrijf van verzekeraar uitoefent, vindt in dat jaar artikel 15be of artikel 15bf toepassing, al naar gelang van welk van die bedrijfsactiviteiten van de belastingplichtige de omvang, bepaald aan de hand van het balanstotaal op 31 december van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin het jaar, bedoeld in artikel 7, vierde lid, aanvangt, het grootst is. Indien geen kalenderjaar voorafgaat aan het kalenderjaar waarin het jaar, bedoeld in artikel 7, vierde lid, aanvangt, wordt de omvang van de bedrijfsactiviteiten van de belastingplichtige in dat jaar bepaald aan de hand van het balanstotaal op 31 december van het laatstbedoelde kalenderjaar.
Artikel 15bh
Voor zover door de toepassing van artikel 15b bij het bepalen van de in een jaar genoten winst een saldo aan renten niet in aftrek komt, wordt voor de toepassing van de artikelen 15be en 15bf het gedeelte van de renten ter zake van geldleningen zoals dat op grond van die artikelen zonder toepassing van dit artikel niet in aftrek komt bij het bepalen van de in dat jaar genoten winst met dat saldo verminderd, doch niet verder dan tot nihil.
ARTIKEL XIII
In de Mijnbouwwet wordt in artikel 68 eerste lid, «onderdelen b tot en met g» vervangen door «onderdelen b tot en met i».
ARTIKEL XIV
De Wet maatregelen woningmarkt 2014 II wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.2, eerste lid, onderdeel f, wordt «bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1° tot en met 7°» vervangen door «bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1° tot en met 8°».
B
Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Van de huurwoningen, bedoeld in het eerste lid, zijn voorts uitgezonderd de huurwoningen die de belastingplichtige realiseert in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024 voor zover:- hiervoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.23a, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht met een termijn van maximaal vijftien jaren is verleend voor een tijdelijk bouwwerk;
- voor de bouw van die huurwoningen geen heffingsvermindering als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onderdeel o, is verleend; en
- de belastingplichtige hiervoor een verklaring heeft van Onze Minister.
5.
De uitzondering, bedoeld in het vierde lid, geldt voor een periode van vijftien jaren nadat de huurwoning is gerealiseerd.6.
Onze Minister kan overgaan tot intrekking van:- een verklaring als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, indien niet wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b;
- een verklaring als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, indien niet wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b.
C
Artikel 1.11 wordt als volgt gewijzigd:
- de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, die gelegen zijn in een gemeente als genoemd in bijlage 2 bij deze wet: € 25.000 per gebouwde huurwoning;
- de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2⁰, die niet zijn gelegen in een gemeente als genoemd in bijlage 2 bij deze wet: € 12.500 per gebouwde huurwoning.
- met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel o, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2020 uitsluitend van toepassing in de gemeenten, genoemd in bijlage 2 bij deze wet;
- met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel p, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2020.
- de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel o, ten minste € 62.500 per gebouwde huurwoning bedragen;
- de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel p, ten minste € 31.250 per gebouwde huurwoning bedragen.
D
Artikel 1.12 wordt als volgt gewijzigd:
- bedoeld in artikel 1.11, tweede lid, onderdelen j of k, is aangevangen op of na 1 januari 2020.
Da
Artikel 1.13 wordt als volgt gewijzigd:
E
In artikel 1.14, eerste lid, wordt «artikel 1.6, tweede lid» vervangen door «artikel 1.6, tweede en vierde lid».
F
In artikel 1.15, eerste, tweede en derde lid, wordt «artikelen 1.6, tweede en vijfde lid» telkens vervangen door «artikelen 1.6, tweede, vierde en achtste lid».
G
Artikel 2.1 komt te luiden:
Artikel 2.1
Indien artikel 5.36 van de Omgevingswet in werking treedt, komt artikel 1.6, vierde lid, onderdeel a, op hetzelfde tijdstip te luiden:- hiervoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.36 van de Omgevingswet, voor een termijn van maximaal vijftien jaren, is verleend voor een tijdelijk bouwwerk;.
H
Na artikel 2.5 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 2.6
Met ingang van 1 januari 2024 wordt in artikel 1.7 het genoemde percentage verhoogd met 0,001 procentpunt.Artikel 2.7
Met ingang van 1 januari 2037 wordt in artikel 1.7 het genoemde percentage verlaagd met 0,001 procentpunt.I
Het opschrift van de bijlage komt te luiden:
J
De bijlage bij deze wet wordt als bijlage 2 toegevoegd.
Artikel 2.1
Indien artikel 5.36 van de Omgevingswet in werking treedt, komt artikel 1.6, vierde lid, onderdeel a, op hetzelfde tijdstip te luiden:
Artikel 2.6
Met ingang van 1 januari 2024 wordt in artikel 1.7 het genoemde percentage verhoogd met 0,001 procentpunt.
Artikel 2.7
Met ingang van 1 januari 2037 wordt in artikel 1.7 het genoemde percentage verlaagd met 0,001 procentpunt.
ARTIKEL XV
In de Wet op belastingen van rechtsverkeer worden aan artikel 24, eerste lid, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
- door een werkgever afgesloten verzekeringen ter dekking van financiële verplichtingen voortvloeiend uit:
- artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet; of
- artikel 40, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;
- brede weersverzekeringen afgesloten door een actieve landbouwer als bedoeld in artikel 9, tweede lid, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU 2013, L 347).
ARTIKEL XVI
In de Wet op de omzetbelasting 1968 wordt tabel I, onderdeel b, als volgt gewijzigd:
- het uitlenen van goederen als bedoeld in post a 30;.
- het langs elektronische weg leveren of uitlenen van uitgaven als bedoeld in post a 30 of het verlenen van toegang tot nieuwswebsites zoals die van dagbladen, weekbladen en tijdschriften, mits deze uitgaven, onderscheidenlijk nieuwswebsites niet uitsluitend of hoofdzakelijk bestaan uit reclamemateriaal, of uit video-inhoud of beluisterbare muziek.
ARTIKEL XVII
In de Wet op de accijns wordt met ingang van 1 april 2020 artikel 35, eerste lid, als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XVIII
In de Wet op de accijns wordt met ingang van 1 januari 2021 artikel 35, eerste lid, als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XIX
In het Belastingplan 2018 vervalt artikel VIID.
ARTIKEL XX
Het Belastingplan 2019 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel II wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
C
Artikel IV komt te luiden:
D
In artikel XIV wordt «zevende lid» vervangen door «achtste lid».
E
Artikel XV wordt als volgt gewijzigd:
1.
Het in het tweede lid, onderdeel a, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 106.F
Artikel XVI wordt als volgt gewijzigd:
G
Na artikel XVI wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Ga
Na artikel XXIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Gb
In artikel XXXV, tweede lid, wordt «31 december 2019» vervangen door «30 juni 2020».
H
Artikel XXXIX komt te luiden:
ARTIKEL XXXIX
Indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2020 worden toegepast, wordt:- het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel II, onderdeel H, onder 1, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel II, onderdeel H, onder 1, vermelde bedrag;
- het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 als tweede vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel II, onderdeel H, onder 2, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als tweede vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel II, onderdeel H, onder 2, vermelde bedrag;
- het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964 als tweede vermelde bedrag berekend door het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als tweede vermelde bedrag met € 365 te verminderen en vervolgens te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, waarna dat bedrag wordt verhoogd met € 365.
I
Artikel XL vervalt.
J
Artikel XLI komt te luiden:
ARTIKEL XLI
Indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2021 worden toegepast, wordt:- het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel III, onderdeel H, onder 1, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel III, onderdeel H, onder 1, vermelde bedrag.
- het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 als tweede vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel III, onderdeel H, onder 2, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als tweede vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel III, onderdeel H, onder 2, vermelde bedrag.
- het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964 als tweede vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel III, onderdeel H, onder 3, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als tweede vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel III, onderdeel H, onder 3, vermelde bedrag.
K
Na artikel XLI wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XLIA
Indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2022 worden toegepast, wordt:- het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel IV, onderdeel A, onder 1, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel IV, onderdeel A, onder 1, vermelde bedrag.
- het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 als tweede vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel IV, onderdeel A, onder 2, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als tweede vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel IV, onderdeel A, onder 2, vermelde bedrag.
- het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964 als tweede vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel IV, onderdeel A, onder 3, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als tweede vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel IV, onderdeel A, onder 3, vermelde bedrag.
L
Artikel XLIV, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- indien de artikelen 20a, tweede lid, 20b, tweede lid, en 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2020 worden toegepast: artikel XV, onderdelen A, B en C, eerst toepassing vindt nadat genoemde artikelen 20a, tweede lid, 20b, tweede lid, en 22d bij het begin van genoemd kalenderjaar zijn toegepast;.
ARTIKEL IV
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2022 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8.11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 10.1, derde lid, vervalt.
ARTIKEL XVIA
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2022 artikel 22a, tweede lid, als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XXIIIA
In de Wet financiering sociale verzekeringen wordt met ingang van 1 januari 2020 in artikel 8, derde lid, «het als tweede vermelde bedrag» telkens vervangen door «het als eerste vermelde bedrag».
ARTIKEL XXXIX
Indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2020 worden toegepast, wordt:
ARTIKEL XLI
Indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2021 worden toegepast, wordt:
ARTIKEL XLIA
Indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2022 worden toegepast, wordt:
ARTIKEL XXI
De Wet bedrijfsleven 2019 wordt als volgt gewijzigd:
A
De in artikel 7.4, onderdeel I, opgenomen tarieftabel wordt vervangen door:
B
De in artikel 7.5, onderdeel B, opgenomen tarieftabel wordt vervangen door:
ARTIKEL XXII
In de Belastingwet BES wordt artikel 8.44 als volgt gewijzigd:
3.
Indien een belastingaanslag leidt tot een uit te betalen bedrag en de uitbetaling of verrekening hiervan later plaatsvindt dan twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet, wordt aan de belastingschuldige een interest vergoed over het uit te betalen bedrag van zes percent per jaar, met een minimum van één USD en verder naar boven afgerond tot een veelvoud van USD 0,50. De interest wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag na de dagtekening van de tot uitbetaling strekkende belastingaanslag en eindigt op de dag voorafgaand aan die van de betaling of verrekening.4.
Interest wordt niet vergoed voor zover het aan de belastingschuldige is te wijten dat de uitbetaling of verrekening niet tijdig is geschied.ARTIKEL XXIII
In de Wet inkomstenbelasting BES wordt artikel 41b als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XXIV
Ingeval de samenloop van wetten die in 2019 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in een of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of indien als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, kunnen die wetten op dit punt bij ministeriële regeling worden gewijzigd.
ARTIKEL XXV
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2020, met dien verstande dat:
ARTIKEL XXVI
Deze wet wordt aangehaald als: Belastingplan 2020.