Besluit van 26 mei 2021 tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met een tijdelijke vrijstelling voor startende innovatieve ondernemingen
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 oktober 2020, nr. 2020002194, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid;
Gelet op artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Wet arbeid vreemdelingen en artikel 14, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 16 december 2020, No.W12.20.0932/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 mei 2021, nr. 2021-0000071860, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN HET BESLUIT UITVOERING WET ARBEID VREEMDELINGEN
Het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 1n wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 1o
1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden verricht voor een onderneming die naar het oordeel van onze Minister van Justitie en Veiligheid startend en innovatief is met schaalbare bedrijfsactiviteiten, en:- van wie het overeengekomen vaste, naar tijdruimte en in geld vastgestelde loon als vergoeding voor zijn arbeid dat hij van de werkgever ontvangt, ten minste € 2.497 bruto per maand bedraagt, waartoe niet wordt gerekend de door de werkgever te betalen vakantiebijslag; en
- die een medewerkersparticipatie van een door Onze Minister van Justitie en Veiligheid in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat bij ministeriële regeling vast te stellen percentage in de onderneming, bedoeld in het eerste lid, aanhef, ontvangt.
2.
De beoordeling of sprake is van een onderneming als bedoeld in het eerste lid geschiedt aan de hand van een door Onze Minister van Justitie en Veiligheid bij ministeriële regeling in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat vastgesteld toetsingskader. Er is in ieder geval geen sprake van een onderneming als bedoeld in het eerste lid indien de onderneming op het moment van de beoordeling arbeid laat verrichten door meer dan vijftien werknemers, die krachtens arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek werkzaam zijn. De beoordeling heeft een geldigheidsduur van drie jaar na ingang van de eerste verblijfsvergunning ten behoeve van werkzaamheden in het kader van dit artikel.3.
Bij ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden nadere regels gesteld over de medewerkersparticipatie.4.
Dit artikel is van toepassing op ten hoogste vijf vreemdelingen die werkzaamheden verrichten voor de onderneming, bedoeld in het eerste lid.5.
Het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde bedrag wordt jaarlijks met ingang van 1 januari gewijzigd met het percentage waarmee het indexcijfer van de CAO-lonen over de maand oktober daaraan voorafgaand, gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, afwijkt van het indexcijfer waarop de laatste vaststelling van de bedragen is gebaseerd. De gewijzigde bedragen worden door of namens Onze Minister medegedeeld in de Staatscourant.6.
Het loon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt door de werkgever over een periode van ten hoogste een maand, bijgeschreven op een bankrekening, bestemd voor girale betaling, op naam van de vreemdeling.B
Artikel 2, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
- een vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid van een vreemdeling, bedoeld in artikel 1o.
Artikel 1o
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN HET VREEMDELINGENBESLUIT 2000
Aan artikel 3.31 van het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt een lid toegevoegd, luidende: