Rijkswet van 17 november 2021 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap om te voorzien in een grondslag voor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in gevallen waarin het Nederlanderschap van rechtswege verloren is gegaan en in verlenging van de termijn voor van rechtswege verlies
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om in de Rijkswet op het Nederlanderschap een grondslag te creëren om in situaties waarin het Nederlanderschap van rechtswege verloren is gegaan, op verzoek aan het door het Unierecht erkende evenredigheidsbeginsel te toetsen, waarna zo nodig het Nederlanderschap met terugwerkende kracht wordt herkregen, en dat het wenselijk is de termijn voor van rechtswege verlies te verlengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
- de vreemdeling die het Nederlanderschap van rechtswege heeft verloren, indien met dat verlies het Unieburgerschap verloren ging en op dat moment redelijkerwijs voorzienbaar was dat dit tot onevenredige gevolgen uit het oogpunt van het Unierecht zou leiden. De herkrijging geschiedt met terugwerkende kracht tot en met het moment waarop het Nederlanderschap verloren ging. Het tweede lid is niet van toepassing.
9.
Aan de vreemdeling die te eniger tijd het Nederlanderschap door optie heeft verkregen, staan van de in het eerste lid genoemde mogelijkheden alleen die, bedoeld onder f en p, open.B
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL II
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 december 2020 ingediende voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Paspoortwet alsmede intrekking van voorbehouden bij het Verdrag betreffende de status van staatlozen in verband met de vaststelling van staatloosheid (35 688 (R2151)) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel B, van die wet:
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.