Part of Smart Yellow Suite

WGK010414
Wijziging Besluit bouwwerken leefomgeving houdende regels met betrekking tot de coördinator omgevingsveiligheid en enkele andere wijzigingen

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Datum uitgave 9 juni 2020
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Samenvatting

Wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving ivm de introductie van de (verplichte) coördinator omgevingsveiligheid op de bouwplaats. Deze verplichting volgt uit het OvV-rapport over het hijsongeval in Alphen ad Rijn. Er zullen naar verwachting meer wijzigingen in dit besluit worden opgenomen, met name vanwege de overgang naar de Omgevingswet. Hierover wordt binnenkort meer bekend.

Documenten

stb-2021-147 (PDF)

Besluit van 2 maart 2021, houdende aanpassing van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met het regelen van de veiligheidscoördinator directe omgeving en enkele andere wijzigingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 september 2020, nr. 2020-0000549767, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Gelet op de artikelen 4.3 en 5.1, eerste lid, van de Omgevingswet en artikel 2 van de Woningwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 oktober 2020, no. W04.20.0350/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 25 februari 2021, nr. 2020-0000660346, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bouwwerken leefomgeving wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.6 komt te luiden:

Artikel 2.6 (specifieke zorgplicht: bouwwerkinstallatie)
De eigenaar van het bouwwerk of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het treffen van voorzieningen aan dat bouwwerk draagt er zorg voor dat een krachtens de wet aanwezige bouwwerkinstallatie:
  1. functioneert in overeenstemming met de op die installatie van toepassing zijnde regels;
  2. adequaat wordt beheerd, onderhouden en gecontroleerd; en
  3. zodanig wordt gebruikt dat geen gevaar voor de gezondheid of de veiligheid ontstaat of voortduurt.
B

Na artikel 2.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.10a (waterkerende bouwwerken)
De paragrafen 3.2.1, 4.2.1 en artikel 5.9 zijn niet van toepassing voor zover de eisen betrekking hebben op de mate van waterkerendheid van het bouwwerk of een onderdeel daarvan.
C

Artikel 2.15f, onderdeel p, onder 4°, komt te luiden:

  1. ondergrondse buis- en leidingstelsels, met inbegrip van ondergrondse faunapassages en met uitzondering van:
    1. een buisleiding als bedoeld in artikel 3.101, eerste lid, aanhef en onder a tot en met e, van het Besluit activiteiten leefomgeving; en
    2. een buisleiding voor warm water of stoom anders dan een buisleiding als bedoeld onder i;
D

Tabel 3.83 komt te luiden:

E

Aan artikel 3.84 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5.
De terugverdientijd, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald volgens de bij ministeriële regeling vastgestelde rekenmethode.
F

Na artikel 3.84 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3.84a (gegevens en bescheiden energiebesparende maatregelen)
1.
Uiterlijk op 1 juli 2023 en daarna eenmaal per vier jaar worden aan het bevoegd gezag de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
  1. de adresgegevens van de gebruiksfunctie, bedoeld in artikel 3.84, eerste lid;
  2. de naam en het registratienummer van de Kamer van Koophandel van degene die de activiteit, bedoeld in artikel 3.1, verricht, als diegene is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;
  3. de contactgegevens van degene die de activiteit, bedoeld in artikel 3.1, verricht en, als de gegevens en bescheiden worden verstrekt namens diegene die de activiteit verricht, van degene die de gegevens en bescheiden verstrekt;
  4. een overzicht van de energiebesparende maatregelen, bedoeld in artikel 3.84, vierde lid, die zijn getroffen;
  5. een overzicht van de energiebesparende maatregelen, bedoeld in artikel 3.84, vierde lid, die niet van toepassing zijn omdat de gebruiksfunctie niet voldoet aan de randvoorwaarden, omschreven in die maatregelen;
  6. als niet alle van toepassing zijnde energiebesparende maatregelen als bedoeld in artikel 3.84, vierde lid, zijn getroffen: een beschrijving van de andere energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van ten hoogste vijf jaar die zijn getroffen; en
  7. het energiegebruik van de gebruiksfunctie:
    1. uitgedrukt in kilowattuur elektriciteit en kubieke meters aardgasequivalent;
    2. bepaald met inbegrip van energie die in de gebruiksfunctie wordt opgewekt en gebruikt; en
    3. gemeten over het voorafgaande kalenderjaar.
2.
In afwijking van het eerste lid worden, als de activiteit, bedoeld in artikel 3.1, wordt verricht door een onderneming als bedoeld in artikel 8 van de richtlijn energie-efficiëntie, de gegevens en bescheiden verstrekt voor de eerste maal op uiterlijk 5 december 2023 en daarna eenmaal per vier jaar.
3.
In afwijking van het eerste en tweede lid worden, als diegene die de activiteit, bedoeld in artikel 3.1, op 1 juli 2019 was toegetreden tot de meerjarenafspraak energie-efficiëntie, de gegevens en bescheiden verstrekt voor de eerste maal op uiterlijk 5 december 2023 en daarna eenmaal per vier jaar.
4.
De gegevens en bescheiden worden verstrekt met gebruikmaking van een formulier dat door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat beschikbaar wordt gesteld.
Artikel 3.84b (overgangsrecht energiebesparende maatregelen)
1.
Als voor de inwerkingtreding van dit besluit gegevens en bescheiden zijn verstrekt of hadden moeten worden verstrekt als bedoeld in artikel 2.15, tweede of tiende lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, blijft artikel 2.15 van dat besluit, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, en de regels die bij of krachtens dat artikel in samenhang met artikel 1.7, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, zijn gesteld, tot 1 juli 2023 van toepassing
2.
Als voor de inwerkingtreding van dit besluit gegevens en bescheiden zijn verstrekt of hadden moeten worden verstrekt als bedoeld in artikel 2.15, elfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, blijft artikel 2.15 van dat besluit, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, en de regels die bij of krachtens dat artikel in samenhang met artikel 1.7, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, zijn gesteld, tot 5 december 2023 van toepassing.
G

Artikel 3.97, eerste lid, komt te luiden:

1.
Een bouwwerk met een toegankelijkheidssector, een woonfunctie als bedoeld in artikel 4.182, tweede lid, en een gebouw zonder toegankelijkheidssector als bedoeld in artikel 4.182, vijfde lid, zijn vanaf de openbare weg voldoende toegankelijk voor personen met een functiebeperking.
H

In artikel 3.98, eerste lid, wordt na «van een toegankelijkheidssector van een gebouw» ingevoegd «, een woonfunctie als bedoeld in artikel 4.182, tweede lid, of een gebouw zonder toegankelijkheidssector als bedoeld in artikel 4.182, vijfde lid, ».

I

In afdeling 3.6 wordt na artikel 3.98 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.98a (overgangsrecht: bereikbaarheid van een gebouw)
1.
Op een route vanaf de openbare weg naar een bouwwerk als bedoeld in artikel 3.98 die is aangelegd voor de inwerkingtreding van de wet of waarvoor voor de inwerkingtreding van de wet een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit is verleend, zijn de artikelen 3.97 en 3.98 niet van toepassing.
2.
Op een bouwwerk met een toegankelijkheidssector blijven de artikelen 6.48 en 6.49 van het Bouwbesluit 2012 van toepassing.
J

Tabel 3.114 komt te luiden:

K

Artikel 3.117 wordt als volgt gewijzigd:

1.
Een woonfunctie heeft op iedere bouwlaag met een verblijfsruimte of met een besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert tussen de uitgang van een verblijfsruimte en de uitgang van de woonfunctie een rookmelder die voldoet aan EN 14604.
L

In paragraaf 3.7.5 wordt na artikel 3.117 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.117a (overgangsrecht: rookmelder)
Artikel 3.117, eerste lid, is niet van toepassing tot 1 juli 2022.
M

In artikel 4.5, derde lid, wordt «de artikelen 4.103a, 4.227 en 4.230» vervangen door «de artikelen 4.103a, 4.149a, 4.227 en 4.230».

N

In artikel 4.10, eerste lid, wordt «In plaats van de paragrafen 4.2.3, 4.2.4, 4.3.10, 4.5.2 en 4.5.7» vervangen door «In plaats van de paragrafen 4.2.3, 4.2.4, 4.3.10, 4.5.2, 4.5.3 en 4.5.7».

O

Tabel 4.19 komt te luiden:

P

Artikel 4.21 wordt als volgt gewijzigd:

6.
In afwijking van het eerste en tweede lid heeft een vloer waarvan de vloerafscheiding direct is gelegen naast een pad of strook bedoeld voor langzaam verkeer, een vloerafscheiding met een hoogte van ten minste 1,3 m, gemeten vanaf de vloer.
Q

Tabel 4.24 komt te luiden:

R

Na artikel 4.26 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.26a (markering trap)
Een trap als bedoeld in artikel 4.25, is op de bovenste en onderste trederand over de volle breedte voorzien van een markering van ten minste 50 mm met een hoog contrast. De overige treden zijn aan beide zijkanten voorzien van markeringen van ten minste 50 mm met een hoog contrast.
S

Artikel 4.28 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Een trap als bedoeld in het eerste lid heeft aan beide zijkanten een leuning die aan het begin en aan het einde van de trap ten minste 30 cm horizontaal doorloopt.
T

In artikel 4.53, eerste lid, wordt na «een liftschacht van een brandweerlift» ingevoegd «of van een lift als bedoeld in artikel 4.189 in een woongebouw».

U

Artikel 4.61 wordt als volgt gewijzigd:

V

Artikel 4.62 wordt als volgt gewijzigd:

W

Artikel 4.69, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

X

Tabel 4.73 komt te luiden:

Y

In artikel 4.74 wordt «Sa» telkens vervangen door «Ra» en wordt «S200» telkens vervangen door «R200».

Z

Na artikel 4.77 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.77a (voorportaal lift)
1.
Een lifttoegang van een lift als bedoeld in artikel 4.189 in een woongebouw grenst aan een extra beschermde vluchtroute.
2.
Een uitgang van een woonfunctie grenst niet aan een in het eerste lid bedoelde afzonderlijke vluchtroute.
AA

In artikel 4.81, derde lid, onderdeel b, onder 2°, wordt «S200» vervangen door «R200».

AB

In artikel 4.139, eerste lid, vervalt «verdunningsfactor van de uitstoot van een afvoervoorziening voor luchtverversing en van een» en wordt na «afvoervoorziening voor rookgas» ingevoegd «en de volgens NEN 2757 bepaalde verdunningsfactor van de uitstoot van een afvoervoorziening voor luchtverversing».

AC

Tabel 4.148A komt te luiden:

AD

In artikel 4.149 vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.

AE

Na artikel 4.149 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.149a (afbakening maatwerkvoorschriften minimumwaarde aandeel hernieuwbare energie)
Een maatwerkvoorschrift over de minimumwaarde voor het aandeel hernieuwbare energie bij een woongebouw kan alleen inhouden dat als gevolg van locatiegebonden omstandigheden niet aan de minimumwaarde voor het aandeel hernieuwbare energie hoeft te worden voldaan, waarbij dat blijkt uit de Leidraad afwijking eis hernieuwbare energie woongebouwen (nieuwbouw) van 7 juli 2020 zoals gepubliceerd op https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/12/17/kostenoptimaliteitsstudie-beng-eisen.
AF

In artikel 4.159, eerste lid, wordt «van ten hoogste 1» vervangen door «van ten hoogste 0,8».

AG

Tabel 4.179 komt te luiden:

AH

Artikel 4.182 wordt als volgt gewijzigd:

5.
Op ten minste een route tussen de vloer ter plaatse van de toegang van een gebouw zonder een toegankelijkheidssector en het aansluitende terrein is een hoogteverschil groter dan 0,02 m, gemeten vanaf de vloer met aankleding, overbrugd door een hellingbaan. Het hoogteverschil tussen die toegang en het aansluitende terrein is niet groter dan 1 m.
AI

Artikel 4.190 wordt als volgt gewijzigd:

AJ

In het opschrift van § 4.6.3 vervalt «met een toegankelijkheidssector».

AK

Artikel 4.191, eerste lid, komt te luiden:

1.
Een bouwwerk met een toegankelijkheidssector, een woonfunctie als bedoeld in artikel 4.182, tweede lid, en een gebouw zonder toegankelijkheidssector als bedoeld in artikel 4.182, vijfde lid, zijn vanaf de openbare weg voldoende toegankelijk voor personen met een functiebeperking.
AL

In artikel 4.192, eerste lid, wordt na «met een toegankelijkheidssector» ingevoegd «, een woonfunctie als bedoeld in artikel 4.182, tweede lid, of een gebouw zonder toegankelijkheidssector als bedoeld in artikel 4.182, vijfde lid, ».

AM

Tabel 4.212 komt te luiden:

AN

Artikel 4.218 komt te luiden:

Artikel 4.218 (zelfsluitende constructieonderdelen)
1.
Een beweegbaar constructieonderdeel in een inwendige scheidingsconstructie waarvoor een eis aan de weerstand tegen branddoorslag, weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of weerstand tegen rookdoorgang geldt, is zelfsluitend.
2.
Het eerste lid geldt niet voor een deur in een niet-gemeenschappelijke doorgang.
3.
Het tweede lid geldt niet voor een deur in een gezamenlijke doorgang.
4.
Een toegangsdeur van een woonfunctie is alleen zelfsluitend bij brand in de woonfunctie of het woongebouw waarin de woonfunctie is gelegen.
5.
Het eerste lid geldt niet voor een deur van een celeenheid.
AO

In paragraaf 4.7.6 wordt na artikel 4.218 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.218a (lift)
De voorziening voor elektriciteit van een lift als bedoeld in artikel 4.189 in een woongebouw voert alleen door een kruipruimte, de liftschacht of een ruimte die alleen wordt gebruikt voor deze voorziening en waarbij de weerstand tegen brandoverslag en branddoorslag van een naastgelegen ruimte naar deze ruimte ten minste 60 minuten is bepaald volgens NEN 6068.
AP

Tabel 5.8 komt te luiden:

AQ

Na artikel 5.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.10a (hoogte afscheiding)
Bij het verbouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde, geldt in afwijking van artikel 5.4 het in artikel 4.21, zesde lid, aangegeven prestatieniveau.
AR

Na artikel 5.13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.13a (verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook)
Bij het verbouwen van een bouwwerk geldt in afwijking van artikel 5.4 het in artikel 4.62, vierde lid, aangegeven prestatieniveau. Dit geldt ook voor een beschermde route.
AS

In artikel 5.15, eerste lid, wordt «in de artikelen 4.126 en 4.127» vervangen door «in de artikelen 4.126, 4.127 en 4.138, eerste lid,».

AT

Na artikel 5.20 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.20a (vluchten bij brand)
Bij het verbouwen van een bouwwerk geldt, in afwijking van artikel 5.4, het in artikel 4.218, eerste en vierde lid, aangegeven prestatieniveau.
AU

In artikel 5.21c, eerste lid, wordt «de voorschriften van artikel 4.162» vervangen door «de voorschriften van artikel 4.160b».

AV

Tabel 5.22 komt te luiden:

AW

Na artikel 5.22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.22a (verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook)
Bij wijziging van de gebruiksfunctie van een bouwwerk of een gedeelte daarvan naar een woonfunctie geldt, in afwijking van artikel 5.7, het in artikel 4.62, vierde lid, aangegeven prestatieniveau. Dit geldt ook voor een beschermde route.
AX

In hoofdstuk 5 wordt na artikel 5.24 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.24a (vluchten bij brand)
Bij wijziging van de gebruiksfunctie van een bouwwerk of een gedeelte daarvan naar een woonfunctie geldt, in afwijking van artikel 5.7, het in artikel 4.218, eerste en vierde lid, aangegeven prestatieniveau.
AY

Artikel 7.5 wordt als volgt gewijzigd:

3.
Een maatwerkvoorschrift over de artikelen 7.15 tot en met 7.19 kan in ieder geval inhouden een verplichting tot het aanstellen van een veiligheidscoördinator directe omgeving als bedoeld in artikel 7.5b en het opstellen van een bouw- of sloopveiligheidsplan met maatregelen ter uitvoering van de artikelen 7.15 tot en met 7.19.
AZ

Na artikel 7.5 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7.5a (risicomatrix)
1.
Er is een risicomatrix met een duiding van de risico’s voor de veiligheid die zijn verbonden aan de beoogde bouw- of sloopwerkzaamheden.
2.
Een veiligheidscoördinator directe omgeving als bedoeld in artikel 7.5b wordt aangesteld en een bouw- of sloopveiligheidsplan wordt opgesteld als de ingevulde risicomatrix daartoe noodzaakt.
Artikel 7.5b (veiligheid en gezondheid directe omgeving: veiligheidscoördinator directe omgeving)
Als op grond van artikel 7.5 of 7.5a een veiligheidscoördinator directe omgeving moet worden aangesteld, draagt degene die de bouw- of sloopwerkzaamheden verricht er zorg voor dat die coördinator:
  1. de maatregelen coördineert die bij de bouw- of sloopwerkzaamheden worden getroffen ter uitvoering van de artikelen 7.15 tot en met 7.19, voor zover het maatregelen betreft om de veiligheid te waarborgen en de gezondheid te beschermen in de directe omgeving van het bouw- of sloopterrein; en
  2. erop toe ziet dat:
    1. de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onder a, op doeltreffende wijze worden getroffen;
    2. de werkzaamheden die gelijktijdig of achtereenvolgend plaatsvinden, goed op elkaar zijn afgestemd;
    3. er voorlichting wordt gegeven aan degenen die de bouw- of sloopwerkzaamheden verrichten;
    4. alleen bevoegde personen de directe omgeving waar de bouw- of sloopwerkzaamheden worden verricht, kunnen betreden;
    5. de maatregelen die worden getroffen in de directe omgeving van het bouw- of sloopterrein worden aangepast als de bouw- of sloopwerkzaamheden daartoe aanleiding geven; en
    6. passende maatregelen worden getroffen als niet, onjuist of in onvoldoende mate uitvoering wordt gegeven aan de onderdelen 1° tot en met 5°.
AAB

Artikel 7.8 wordt als volgt gewijzigd:

  1. als op grond van artikel 7.5 of 7.5a een veiligheidscoördinator directe omgeving als bedoeld in artikel 7.5b moet worden aangesteld: de naam en contactgegevens van die coördinator;
AAC

Artikel 7.11, eerste lid, onder f, komt te luiden:

  1. tenzij er alleen asbest verwijderd wordt waarbij de hoeveelheid afval minder dan 10m3 bedraagt: de risicomatrix en, voor zover van toepassing, het sloopveiligheidsplan en de naam en contactgegevens van de veiligheidscoördinator directe omgeving, en andere gegevens en bescheiden over de maatregelen om de veiligheid te waarborgen en de gezondheid te beschermen in de directe omgeving van de sloopwerkzaamheden;
AAD

Artikel 7.13 wordt als volgt gewijzigd:

  1. als op grond van artikel 7.5 of 7.5a een veiligheidscoördinator directe omgeving als bedoeld in artikel 7.5b moet worden aangesteld: de naam en contactgegevens van die coördinator;
AAE

Artikel 7.14 komt te luiden:

Artikel 7.14 (afbakening maatwerkvoorschriften procedure sloopwerkzaamheden)
1.
Een maatwerkvoorschrift over deze paragraaf kan alleen inhouden dat degene die meldingplichtige sloopwerkzaamheden heeft verricht, wordt verplicht binnen een door het bevoegd gezag te bepalen termijn na beëindiging van de werkzaamheden een opgave te doen van de aard en de hoeveelheid van de bij de sloopwerkzaamheden vrijgekomen afvalstoffen en van de afvoerbestemming van die stoffen.
2.
Na een sloopmelding als bedoeld in artikel 7.10 kunnen alleen maatwerkvoorschriften worden gesteld als deze noodzakelijk zijn voor het voorkomen of beperken van hinder of van een onveilige situatie tijdens het verrichten van de sloopwerkzaamheden.
AAF

Artikel 7.23, derde lid, vervalt.

AAG

In bijlage 1 worden in de alfabetische volgorde ingevoegd:

Artikel 2.6 (specifieke zorgplicht: bouwwerkinstallatie)

De eigenaar van het bouwwerk of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het treffen van voorzieningen aan dat bouwwerk draagt er zorg voor dat een krachtens de wet aanwezige bouwwerkinstallatie:

Artikel 2.10a (waterkerende bouwwerken)

De paragrafen 3.2.1, 4.2.1 en artikel 5.9 zijn niet van toepassing voor zover de eisen betrekking hebben op de mate van waterkerendheid van het bouwwerk of een onderdeel daarvan.

Artikel 3.84a (gegevens en bescheiden energiebesparende maatregelen)

Artikel 3.84b (overgangsrecht energiebesparende maatregelen)

Artikel 3.98a (overgangsrecht: bereikbaarheid van een gebouw)

Artikel 3.117a (overgangsrecht: rookmelder)

Artikel 3.117, eerste lid, is niet van toepassing tot 1 juli 2022.

Artikel 4.26a (markering trap)

Een trap als bedoeld in artikel 4.25, is op de bovenste en onderste trederand over de volle breedte voorzien van een markering van ten minste 50 mm met een hoog contrast. De overige treden zijn aan beide zijkanten voorzien van markeringen van ten minste 50 mm met een hoog contrast.

Artikel 4.77a (voorportaal lift)

Artikel 4.149a (afbakening maatwerkvoorschriften minimumwaarde aandeel hernieuwbare energie)

Een maatwerkvoorschrift over de minimumwaarde voor het aandeel hernieuwbare energie bij een woongebouw kan alleen inhouden dat als gevolg van locatiegebonden omstandigheden niet aan de minimumwaarde voor het aandeel hernieuwbare energie hoeft te worden voldaan, waarbij dat blijkt uit de Leidraad afwijking eis hernieuwbare energie woongebouwen (nieuwbouw) van 7 juli 2020 zoals gepubliceerd op https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/12/17/kostenoptimaliteitsstudie-beng-eisen.

Artikel 4.218 (zelfsluitende constructieonderdelen)

Artikel 4.218a (lift)

De voorziening voor elektriciteit van een lift als bedoeld in artikel 4.189 in een woongebouw voert alleen door een kruipruimte, de liftschacht of een ruimte die alleen wordt gebruikt voor deze voorziening en waarbij de weerstand tegen brandoverslag en branddoorslag van een naastgelegen ruimte naar deze ruimte ten minste 60 minuten is bepaald volgens NEN 6068.

Artikel 5.10a (hoogte afscheiding)

Bij het verbouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde, geldt in afwijking van artikel 5.4 het in artikel 4.21, zesde lid, aangegeven prestatieniveau.

Artikel 5.13a (verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook)

Bij het verbouwen van een bouwwerk geldt in afwijking van artikel 5.4 het in artikel 4.62, vierde lid, aangegeven prestatieniveau. Dit geldt ook voor een beschermde route.

Artikel 5.20a (vluchten bij brand)

Bij het verbouwen van een bouwwerk geldt, in afwijking van artikel 5.4, het in artikel 4.218, eerste en vierde lid, aangegeven prestatieniveau.

Artikel 5.22a (verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook)

Bij wijziging van de gebruiksfunctie van een bouwwerk of een gedeelte daarvan naar een woonfunctie geldt, in afwijking van artikel 5.7, het in artikel 4.62, vierde lid, aangegeven prestatieniveau. Dit geldt ook voor een beschermde route.

Artikel 5.24a (vluchten bij brand)

Bij wijziging van de gebruiksfunctie van een bouwwerk of een gedeelte daarvan naar een woonfunctie geldt, in afwijking van artikel 5.7, het in artikel 4.218, eerste en vierde lid, aangegeven prestatieniveau.

Artikel 7.5a (risicomatrix)

Artikel 7.5b (veiligheid en gezondheid directe omgeving: veiligheidscoördinator directe omgeving)

Als op grond van artikel 7.5 of 7.5a een veiligheidscoördinator directe omgeving moet worden aangesteld, draagt degene die de bouw- of sloopwerkzaamheden verricht er zorg voor dat die coördinator:

Artikel 7.14 (afbakening maatwerkvoorschriften procedure sloopwerkzaamheden)

ARTIKEL II

Het Bouwbesluit 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1.15a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.15b (waterkerende bouwwerken)
Afdeling 2.1 is niet van toepassing voor zover de eisen betrekking hebben op de mate van waterkerendheid van het bouwwerk of een onderdeel daarvan.
B

Tabel 2.16 komt te luiden:

C

Aan artikel 2.18 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6.
In afwijking van het eerste en tweede lid heeft een vloer waarvan een vloerafscheiding als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, direct is gelegen naast een pad of strook bedoeld voor langzaam verkeer, een vloerafscheiding met een hoogte van ten minste 1,3 m, gemeten vanaf de vloer.
D

Artikel 2.21 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen gebouw zijnde, geldt in afwijking van het eerste lid het in artikel 2.18, zesde lid, aangegeven niveau van eisen.
E

Tabel 2.32 komt te luiden:

F

Na artikel 2.33 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.33a. markering trap
Een trap als bedoeld in artikel 2.27, is op de bovenste en onderste trederand over de volle breedte voorzien van een markering van ten minste 50 mm met een hoog contrast. De overige treden zijn aan beide zijkanten voorzien van markeringen van ten minste 50 mm met een hoog contrast.
G

Artikel 2.35 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Een trap als bedoeld in het eerste lid heeft aan beide zijkanten een leuning die aan het begin en aan het einde van de trap ten minste 30 cm horizontaal doorloopt.
H

Tabel 2.91 komt te luiden:

I

Na artikel 2.94 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2.94a. Weerstand tegen rookdoorgang: subbrandcompartiment
1.
De weerstand tegen rookdoorgang van een subbrandcompartiment naar een ander subbrandcompartiment is Ra, bepaald volgens NEN 6075.
2.
De weerstand tegen rookdoorgang van een subbrandcompartiment naar een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert, is Ra, bepaald volgens NEN 6075.
3.
De weerstand tegen rookdoorgang van een subbrandcompartiment naar een beschermd subbrandcompartiment, gelegen in een ander subbrandcompartiment, is R200, bepaald volgens NEN 6075.
4.
De weerstand tegen rookdoorgang van een subbrandcompartiment naar een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert en naar een liftschacht als bedoeld in artikel 2.84, eerste lid, is R200, bepaald volgens NEN 6075.
Artikel 2.94b. Weerstand tegen rookdoorgang: beschermd subbrandcompartiment
1.
De weerstand tegen rookdoorgang van een beschermd subbrandcompartiment naar een ander beschermd subbrandcompartiment is R200, bepaald volgens NEN 6075.
2.
De weerstand tegen rookdoorgang van een beschermd subbrandcompartiment naar een subbrandcompartiment is R200, bepaald volgens NEN 6075.
3.
De weerstand tegen rookdoorgang van een beschermd subbrandcompartiment naar een subbrandcompartiment is Ra, bepaald volgens NEN 6075.
4.
De weerstand tegen rookdoorgang van een beschermd subbrandcompartiment naar een besloten ruimte waardoor een beschermde of extra beschermde vluchtroute voert is R200, bepaald volgens NEN 6075.
J

Artikel 2.95 komt te luiden:

Artikel 2.95. Verbouw
1.
Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.92 tot en met 2.94b van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.
2.
In afwijking van het eerste lid is op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk het niveau van eisen van toepassing zoals aangegeven in artikel 2.94b, vierde lid. Dit geldt ook voor een beschermde route.
K

Artikel 2.104, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

L

Tabel 2.101 komt te luiden:

M

Artikel 2.107 wordt als volgt gewijzigd:

N

Na artikel 2.107 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.107a. Inrichting vluchtroute: weerstand tegen rookdoorgang
1.
De weerstand tegen rookdoorgang van een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert naar een in de vluchtrichting aansluitende besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert is Ra, bepaald volgens NEN 6075.
2.
De weerstand tegen rookdoorgang van een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert naar een in de vluchtrichting aansluitende besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert is R200, bepaald volgens NEN 6075.
3.
De weerstand tegen rookdoorgang van een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert naar een in de vluchtrichting aansluitende besloten ruimte waardoor een beschermde of extra beschermde vluchtroute voert is Ra, bepaald volgens NEN 6075.
4.
De weerstand tegen rookdoorgang van een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert naar een in de vluchtrichting aansluitend besloten trappenhuis waardoor een extra beschermde vluchtroute voert is R200, bepaald volgens NEN 6075.
5.
De weerstand tegen rookdoorgang tussen de twee ruimten, bedoeld in artikel 2.106, eerste lid, is R200, bepaald volgens NEN 6075.
O

In artikel 2.108 vervalt het tweede lid onder vernummering van derde tot tweede lid.

P

Na artikel 2.108 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.108a. Doorstroomcapaciteit bij opvangcapaciteit
1.
Op een gedeelte van een vluchtroute, gelegen buiten het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint, kan van artikel 2.108 worden afgeweken als de personen die zijn aangewezen op dat gedeelte en eventueel daarop volgende gedeelten van de vluchtroute het aansluitende terrein kunnen bereiken binnen:
  1. 30 minuten als dat gedeelte van de vluchtroute een veiligheidsvluchtroute is;
  2. 20 minuten als dat gedeelte van de vluchtroute een extra beschermde vluchtroute is die in de vluchtrichting alleen wordt bereikt door een afzonderlijke ruimte waardoor een beschermde of extra beschermde vluchtroute voert met een lengte van ten minste 2 m; of
  3. 15 minuten als dat gedeelte van de vluchtroute een andere vluchtroute is.
2.
De opvang- en doorstroomcapaciteit van de in het eerste lid bedoelde gedeelten van de vluchtroute is zodanig dat het bedreigde subbrandcompartiment waarin een vluchtroute begint binnen 1 minuut na aanvang van het vluchten kan worden verlaten.
3.
De opvang- en doorstroomcapaciteit van de in het eerste lid bedoelde gedeelten van de vluchtroute is zodanig dat elke ruimte, maar geen trappenhuis, op dezelfde bouwlaag als het bedreigde subbrandcompartiment:
  1. binnen 3,5 minuten na aanvang van het vluchten kan worden verlaten; of
  2. binnen 6 minuten als:
    1. de volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag of brandoverslag naar deze ruimte vanuit het bedreigde subbrandcompartiment ten minste 30 minuten is; en
    2. de volgens NEN 6075 bepaalde weerstand tegen rookdoorgang naar deze ruimte vanuit het bedreigde subbrandcompartiment, of vanuit elke ruimte waardoor een beschermde of extra beschermde vluchtroute voert die in de vluchtrichting uitkomt in deze ruimte, R200 is.
4.
Bij toepassing van het eerste tot en met derde lid gelden de volgende uitgangspunten:
  1. berekeningen worden uitgevoerd in tijdstappen van 30 seconden;
  2. bij het begin van het vluchten wordt aangenomen dat alle personen in het subbrandcompartiment zich nabij de uitgangen van dat compartiment bevinden en tegelijkertijd beginnen te vluchten;
  3. vluchtroutes worden tijdens het vluchten alleen in een richting benut;
  4. door doorgangen en over trappen voeren de vluchtroutes niet in tegenovergestelde richting;
  5. bij samenkomende vluchtroutes wordt de beschikbare doorstroom- en opvangcapaciteit op de volgende wijze verdeeld:
    1. bij samenkomst in een trappenhuis wordt 50% van de beschikbare capaciteit toegedeeld aan het bovengelegen deel van het trappenhuis. De resterende 50% wordt verdeeld over de doorstroomcapaciteit van de toegangen op die bouwlaag tot het trappenhuis;
    2. bij samenkomst in een ruimte, maar geen trappenhuis, wordt de capaciteit evenredig verdeeld over de doorstroomcapaciteit van de toegangen tot die ruimte; en
    3. als de beschikbare opvang- en doorstroomcapaciteit van de ruimte vanuit een of meer toegangen van die ruimte of het bovengelegen deel van het trappenhuis niet volledig wordt benut, wordt de restcapaciteit op de onder 1° en 2° beschreven wijze verdeeld over de resterende toegangen en het bovengelegen deel van het trappenhuis;
  6. het hoogteverschil tussen bouwlagen in het trappenhuis is ten minste 2,1 m en ten hoogste 4 m;
  7. de daalsnelheid is 30 seconden per bouwlaag voor zover de vluchtroute over een trap of door een trappenhuis voert;
  8. de opvangcapaciteit van een trap is 0,5 persoon per trede, voor zover de breedte van de trap niet groter is dan 1,1 m;
  9. de opvangcapaciteit van een trap is 0,9 persoon per trede per m breedte van die trede, voor zover de breedte van de trap groter is dan 1,1 m en de breedte van het tredevlak groter is dan 0,17 m;
  10. de opvangcapaciteit van een vloer of hellingbaan is ten hoogste vier personen per m2 vrije vloeroppervlakte;
  11. het gestelde in artikel 2.108, waarbij voor «personen» wordt gelezen: personen per minuut;
  12. het gestelde in artikel 6.25, derde lid, waarbij voor «37 personen» wordt gelezen: 37 personen per minuut;
  13. in afwijking van onderdeel l geldt het gestelde in artikel 6.25, derde lid, onverkort als in de ruimte voor de deur tijdens een tijdstap meer dan 37 personen aanwezig zijn;
  14. brand ontstaat niet op twee of meer plaatsen tegelijk;
  15. in ieder subbrandcompartiment kan brand ontstaan; en
  16. de opvang- en doorstroomcapaciteit van vluchtroutes die door het bedreigde subbrandcompartiment voeren blijven buiten beschouwing.
5.
Bij toepassing van het vierde lid, onder j, geldt voor een bijeenkomstfunctie een opvangcapaciteit van ten hoogste twee personen per m2 vrije vloeroppervlakte als bij een tijdstap als bedoeld in het vierde lid, onder a, in een ruimte als bedoeld in het derde lid meer dan 200 personen aanwezig zijn en die ruimte niet door alle personen binnen 3,5 minuten kan worden verlaten.
Q

Tabel 3.48 komt te luiden:

R

Artikel 3.51 wordt als volgt gewijzigd:

S

Tabel 4.21 komt te luiden:

T

Artikel 4.27 wordt als volgt gewijzigd:

6.
Op ten minste een route tussen de vloer ter plaatse van de toegang van een gebouw zonder een toegankelijkheidssector en het aansluitende terrein is een hoogteverschil groter dan 0,02 m, gemeten vanaf de afgewerkte vloer, overbrugd door een hellingbaan. Het hoogteverschil tussen die toegang en het aansluitende terrein is niet groter dan 1 m.
U

In artikel 5.9, eerste lid, wordt «van ten hoogste 1» vervangen door «van ten hoogste 0,8».

V

Tabel 6.19 komt te luiden:

W

Aan artikel 6.21 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6.
Een bestaande woonfunctie heeft op iedere bouwlaag met een verblijfsruimte of met een besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert tussen de uitgang van een verblijfsruimte en de uitgang van de woonfunctie een rookmelder die voldoet aan EN 14604. Deze eis is niet van toepassing tot 1 juli 2022.
X

Tabel 6.22 komt te luiden:

Y

Aan artikel 6.26 worden twee leden toegevoegd, luidende:

5.
Een toegangsdeur van een woonfunctie is alleen zelfsluitend bij brand in de woonfunctie of het woongebouw waarin de woonfunctie is gelegen.
6.
Het eerste en vijfde lid zijn ook van toepassing bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk of wijziging van de gebruiksfunctie van een bouwwerk of een gedeelte daarvan naar een woonfunctie.
Z

Artikel 6.48, eerste lid, komt te luiden:

1.
Een bouwwerk met een toegankelijkheidssector, een woongebouw zonder een toegankelijkheidssector als bedoeld in artikel 4.27, derde lid, en een gebouw zonder een toegankelijkheidssector als bedoeld in artikel 4.27, zesde lid, zijn vanaf de openbare weg toegankelijk voor personen met een functiebeperking.
AA

In artikel 6.49, eerste lid, wordt na «van een toegankelijkheidssector van een gebouw» ingevoegd «, een woongebouw zonder een toegankelijkheidssector als bedoeld in artikel 4.27, derde lid, of een gebouw zonder een toegankelijkheidssector als bedoeld in artikel 4.27, zesde lid,».

AB

In artikel 9.2 worden, onder vernummering van het negende, tiende, elfde, elfde, twaalfde, en dertiende lid tot elfde tot en met zestiende lid, twee leden ingevoegd, luidende:

9.
Op een route vanaf de openbare weg naar een woongebouw zonder een toegankelijkheidssector als bedoeld in artikel 4.27, derde lid, die is aangelegd voor 1 januari 2022, en op een route vanaf de openbare weg naar een woongebouw zonder een toegankelijkheidssector als bedoeld in artikel 4.27, zesde lid, die is aangelegd voor 1 juli 2021, of waarvoor voor de genoemde data een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, zijn de artikelen 6.48 en 6.49 niet van toepassing.
10.
Op een bouwwerk met een toegankelijkheidssector blijven de artikelen 6.48 en 6.49 van toepassing zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel II, onderdeel AA, van het Besluit houdende aanpassing van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met het regelen van de veiligheidscoördinator directe omgeving en enkele andere wijzigingen in werking treedt.

Artikel 1.15b (waterkerende bouwwerken)

Afdeling 2.1 is niet van toepassing voor zover de eisen betrekking hebben op de mate van waterkerendheid van het bouwwerk of een onderdeel daarvan.

Artikel 2.33a. markering trap

Een trap als bedoeld in artikel 2.27, is op de bovenste en onderste trederand over de volle breedte voorzien van een markering van ten minste 50 mm met een hoog contrast. De overige treden zijn aan beide zijkanten voorzien van markeringen van ten minste 50 mm met een hoog contrast.

Artikel 2.94a. Weerstand tegen rookdoorgang: subbrandcompartiment

Artikel 2.94b. Weerstand tegen rookdoorgang: beschermd subbrandcompartiment

Artikel 2.95. Verbouw

Artikel 2.107a. Inrichting vluchtroute: weerstand tegen rookdoorgang

Artikel 2.108a. Doorstroomcapaciteit bij opvangcapaciteit

ARTIKEL III INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.