Wet van 25 januari 2022 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen ter uitvoering van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet Huis voor klokkenluiders wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:B
Na artikel 1 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
C
Artikel 2 komt te luiden:
Artikel 2
1.
De werkgever bij wie in de regel ten minste vijftig werknemers werkzaam zijn, stelt voor hen een procedure vast voor het melden van een vermoeden van een misstand binnen zijn organisatie.2.
In de procedure, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval:- de wijze waarop met de interne melding wordt omgegaan vastgelegd;
- omschreven wanneer sprake is van een vermoeden van een misstand met inachtneming van de definitie van een vermoeden van een misstand als bedoeld in deze wet;
- vastgelegd dat een werknemer in ieder geval op de volgende wijze een melding kan doen:
- schriftelijk;
- mondeling via de telefoon of andere spraakberichtsystemen, of
- op zijn verzoek binnen een redelijke termijn door middel van een gesprek op een locatie;
- vastgelegd bij welke daartoe aangewezen onafhankelijke functionaris of functionarissen het vermoeden van een misstand kan worden gemeld, en welke onafhankelijke functionarissen zorgvuldige opvolging kunnen geven aan die melding;
- vastgelegd bij welke daartoe aangewezen onafhankelijke functionaris of functionarissen, die voldoen aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen eisen, het vermoeden van een misstand anoniem kan worden gemeld, en welke functionarissen zorgvuldige opvolging kunnen geven aan die melding;
- vastgelegd op welke wijze, die voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te vast te stellen eisen, het vermoeden van een misstand anoniem kan worden gemeld;
- vastgelegd dat de werknemer de mogelijkheid heeft om een adviseur in vertrouwen te raadplegen over een vermoeden van een misstand;
- vastgelegd dat een melder binnen zeven dagen na ontvangst van een melding een ontvangstbevestiging krijgt;
- een redelijke termijn vastgelegd van ten hoogste drie maanden na verzending van de ontvangstbevestiging, bedoeld in onderdeel h, waarbinnen aan de melder informatie wordt verstrekt over de beoordeling en voor zover van toepassing de opvolging van de melding.
3.
In afwijking van het eerste lid, geldt de daarin neergelegde grens van vijftig werknemers niet voor een werkgever die valt onder het toepassingsgebied van de in de delen I.B en II van de bijlage van de richtlijn genoemde Uniehandelingen.4.
Voor het in ontvangst nemen van een melding, alsmede voor het uitvoeren van onderzoeken daarnaar, mogen middelen worden gedeeld door:- werkgevers in de private sector met 50 tot 249 werknemers, en
- gemeenten of openbare lichamen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
5.
De werkgever stelt aan zijn werknemers op schriftelijke of elektronische wijze informatie beschikbaar over:- de procedure, bedoeld in het eerste lid;
- de wijze waarop een vermoeden van een misstand buiten de organisatie kan worden gemeld aan bevoegde autoriteiten en voor zover van toepassing aan instellingen, organen en instanties van de Europese Unie, en
- de rechtsbescherming van een werknemer bij het melden van een vermoeden van een misstand.
6.
De procedure, bedoeld in het eerste lid, kan door een werkgever tevens worden opengesteld voor personen die geen werknemer zijn, maar anderszins werkgerelateerde activiteiten verrichten of hebben verricht, en stelt in dat geval de informatie, bedoeld in het vijfde lid, eveneens aan die personen beschikbaar.7.
Een werkgever als bedoeld in het eerste of derde lid, die geen ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging heeft ingesteld, en daartoe ook niet verplicht is, behoeft bij de vaststelling van de procedure, bedoeld in het eerste lid, de instemming van meer dan de helft van de werknemers. Deze instemming is niet vereist voor zover de procedure inhoudelijk is geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst.8.
Iedere belanghebbende werknemer kan de kantonrechter verzoeken te bepalen dat de werkgever binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn een procedure als bedoeld in het eerste lid, vaststelt.D
Na artikel 2 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 2a
1.
Een werkgever als bedoeld in artikel 2 registreert een melding bij de ontvangst ervan in een daarvoor ingericht register.2.
De gegevens van een melding in het register worden vernietigd indien zij niet langer noodzakelijk zijn om te voldoen aan de eisen van deze wet of andere bij of krachtens wet of Unierecht vastgestelde eisen.3.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld aan het register, bedoeld in het eerste lid, en de gegevens die daarin worden opgenomen.Artikel 2b
1.
Indien voor een melding een telefoonlijn of een ander spraakberichtsysteem wordt gebruikt of een melder een melding doet in een gesprek op een afgesproken locatie, registreert de werkgever de melding door:- het maken van een opname van het gesprek in een duurzame en opvraagbare vorm, of
- een volledige en nauwkeurige schriftelijke weergave van het gesprek.
2.
Voor de opname van een gesprek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is voorafgaand instemming van de melder vereist.3.
De melder krijgt de gelegenheid om de schriftelijke weergave van een gesprek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, te controleren, te corrigeren en voor akkoord te tekenen.Artikel 2ba
De artikelen 2 tot en met 2b zijn van overeenkomstige toepassing op het melden van een vermoeden van een misstand binnen het Huis.E
Na artikel 2ba worden twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:
F
Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:
- het informeren en adviseren van een natuurlijke persoon die in de context van zijn werkgerelateerde activiteiten een melding heeft gedaan of voornemens is een melding te doen, degene die deze persoon bijstaat en een betrokken derde over de te ondernemen stappen inzake een vermoeden van een misstand, alsmede over de rechten van deze personen;
- het verwijzen naar instanties of organisaties die juridische of psychosociale ondersteuning kunnen verlenen, en.
- de wijze waarop de werkgever zich jegens de melder heeft gedragen naar aanleiding van een melding;.
- het opleggen van sancties ter zake van de inrichting van het interne meldkanaal door de werkgever, het niet opvolgen van aanbevelingen van de afdeling onderzoek door de werkgever en de wijze waarop de werkgever zich jegens de werknemer heeft gedragen naar aanleiding van een melding van een vermoeden van een misstand.
4.
Onverminderd het tweede en derde lid, heeft het Huis tot taak kennis te bevorderen met het oog op een organisatiecultuur waarin meldingen van vermoedens van misstanden in een werkgerelateerde context op een zorgvuldige en doelmatige wijze worden behandeld.G
[Vervallen]
H
[Vervallen]
I
Artikel 3i komt te luiden:
Artikel 3i
Artikel 1a is van overeenkomstige toepassing op eenieder die betrokken is bij de uitvoering van de overige taken van het Huis.J
Artikel 3j vervalt.
K
Artikel 3k wordt als volgt gewijzigd:
L
[Vervallen]
M
Artikel 4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
N
Na artikel 4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4a
De artikelen 5 tot en met 17 zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, met dien verstande dat in die artikelen voor «het vermoeden van een misstand» dan wel «de misstand» telkens wordt gelezen «de gedraging van de werkgever», en de artikelen 2d, 2e en artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel a, voor zover het de indiening van het verzoek door een vertrouwenspersoon of een advocaat betreft, niet van toepassing zijn.O
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
Een verzoek als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, wordt overeenkomstig artikel 2d, tweede lid, door de verzoeker of diens gemachtigde ingediend en wordt ondertekend ingeval het verzoek op schrift is gesteld. Het verzoek bevat ten minste:P
[Vervallen]
Q
Artikel 6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
Onverminderd artikel 2e, stelt de afdeling onderzoek binnen zes weken na de dagtekening van het verzoek een onderzoek in, tenzij de afdeling onderzoek oordeelt dat:.R
In artikel 8, eerste lid, vervalt de zinsnede «over de ontvankelijkheid».
S
[Vervallen]
T
[Vervallen]
U
[Vervallen]
V
[Vervallen]
W
Artikel 17b wordt als volgt gewijzigd:
2.
Het Huis, een bevoegde autoriteit en een bestuursorgaan of dienst als bedoeld in het eerste lid zijn bevoegd uit eigen beweging en desgevraagd aan elkaar persoonsgegevens te verstrekken indien dit noodzakelijk is voor de beoordeling of opvolging van een melding waar zij bij betrokken zijn.X
Na artikel 17d wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Y
Artikel 20 komt te luiden:
Artikel 20
1.
Onze Minister zendt binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen, en vervolgens elke drie jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.2.
Het Huis en bevoegde autoriteiten en werkgevers als bedoeld in deze wet verlenen medewerking aan het verslag, bedoeld in het eerste lid, en verschaffen Onze Minister de daartoe benodigde informatie.Z
Na artikel 21a worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 21b
1.
De artikelen 1a, 2a, 2b, 2d, tweede lid, 2e, 2f, 2j, 2k, 5a, 17b, 17e, 17ea, 17eb, 17ec, 17f en 17g zijn niet van toepassing op:- een melding van een schending van het Unierecht bij een werkgever die onderdeel uitmaakt van de publieke sector als bedoeld in artikel 9 of een bevoegde autoriteit, die is gedaan voor 17 december 2021, en
- een melding, niet zijnde een melding als bedoeld in onderdeel a, die is gedaan voor de inwerkingtreding van de wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen.
2.
De artikelen 2, tweede lid, onderdeel d, 3i, 3j en 6, eerste lid, onderdeel e, van deze wet, artikel 658c van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de artikelen 12quater, tweede lid, en 12o, vijfde lid, van de Wet ambtenaren defensie en artikel 47, derde lid, van de Politiewet 2012 zoals die artikelen luidden op de dag voor inwerkingtreding van de wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen, blijven van toepassing op:- een melding van een schending van het Unierecht bij een werkgever die onderdeel uitmaakt van de publieke sector als bedoeld in artikel 9 of een bevoegde autoriteit, die is gedaan voor 17 december 2021, en
- een melding, niet zijnde een melding als bedoeld in onderdeel a, die is gedaan voor de inwerkingtreding van de wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen.
Artikel 21c
1.
Artikel 2 zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van de wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen, blijft tot 17 december 2023 van toepassing op werkgevers in de private sector met 50 tot 249 werknemers.2.
De artikelen 2 tot en met 2b zoals die luiden na inwerkingtreding van de wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen zijn met ingang van 17 december 2023 van toepassing op werkgevers in de private sector met 50 tot 249 werknemers.AA
Artikel 23 komt te luiden:
Artikel 23
Deze wet wordt aangehaald als: Wet bescherming klokkenluiders.Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Artikel 1a
Artikel 1b
Artikel 1a en paragraaf 2 van hoofdstuk 1a zijn niet van toepassing voor zover voor de in deel II van de bijlage bij de richtlijn vermelde sectorspecifieke handelingen specifieke regels voor een melding van een schending van het Unierecht gelden.
Artikel 1c
Artikel 2
Artikel 2a
Artikel 2b
Artikel 2ba
De artikelen 2 tot en met 2b zijn van overeenkomstige toepassing op het melden van een vermoeden van een misstand binnen het Huis.
Artikel 2c
Autoriteiten die zorgdragen voor de ontvangst en opvolging van een melding, voor zover bevoegd op de in artikel 2 van de richtlijn genoemde gebieden, zijn:
Artikel 2d
Artikel 2e
Artikel 2f
Artikel 2g
Artikel 2h
Artikel 2i
Een bevoegde autoriteit evalueert elke drie jaar de procedures voor de ontvangst van en de onderzoeken naar de meldingen.
Artikel 2j
Deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op een bestuursorgaan, een dienst of andere bevoegde instantie, niet zijnde een bevoegde autoriteit, die op grond van een bij of krachtens de wet of in mandaat toegekende taak of bevoegdheid een melding van een schending van het Unierecht ontvangt.
Artikel 2k
Artikel 3i
Artikel 1a is van overeenkomstige toepassing op eenieder die betrokken is bij de uitvoering van de overige taken van het Huis.
Artikel 4a
De artikelen 5 tot en met 17 zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, met dien verstande dat in die artikelen voor «het vermoeden van een misstand» dan wel «de misstand» telkens wordt gelezen «de gedraging van de werkgever», en de artikelen 2d, 2e en artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel a, voor zover het de indiening van het verzoek door een vertrouwenspersoon of een advocaat betreft, niet van toepassing zijn.
Artikel 17da
Artikel 17e
Een melder mag tijdens en na de behandeling van een melding van een vermoeden van een misstand niet worden benadeeld, onder de voorwaarde dat bij de melding aan de werkgever, een bevoegde autoriteit of een bestuursorgaan, dienst of andere bevoegde instantie als bedoeld in artikel 2j, de melder redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de gemelde informatie over het vermoeden van een misstand op het moment van de melding juist is.
Artikel 17ea
Artikel 17eb
Bij benadeling van een melder tijdens en na de behandeling van een melding bij de werkgever, een bevoegde autoriteit of een bestuursorgaan, dienst of andere bevoegde instantie als bedoeld in artikel 2j, dan wel na openbaarmaking van een vermoeden van een misstand, wordt vermoed dat de benadeling het gevolg is van de melding dan wel de openbaarmaking.
Artikel 17ec
De artikelen 17e, 17ea en 17eb zijn van overeenkomstige toepassing op degene die een melder bijstaat, een betrokken derde en een functionaris, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d.
Artikel 17f
Artikel 17g
Een bevoegde autoriteit en een bestuursorgaan, dienst of een bevoegde instantie als bedoeld in artikel 2j verstrekt aan een melder de bewijsstukken en documenten om in een procedure waarbij rechtsbescherming wordt gezocht te kunnen aantonen dat een melding van een vermoeden van een misstand is gedaan.
Artikel 17h
Artikel 17i
Artikel 20
Artikel 21b
Artikel 21c
Artikel 23
Deze wet wordt aangehaald als: Wet bescherming klokkenluiders.
ARTIKEL II
Artikel 658c van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vervalt.
ARTIKEL III
De artikelen 12quater, tweede lid, en 12o, vijfde lid, van de Wet ambtenaren defensie vervallen.
ARTIKEL IV
De Politiewet 2012 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 47 vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde tot het derde lid.
B
In artikel 81, tweede lid, wordt «Artikel 47, tweede en derde lid,» vervangen door «Artikel 47, tweede lid,» en wordt «artikel 47, vierde lid,» vervangen door «artikel 47, derde lid».
ARTIKEL V
Artikel 12, tweede lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand wordt als volgt gewijzigd:
- dat rechtsbelang betrekking heeft op benadeling als bedoeld in de artikelen 17e en 17ea van de Wet bescherming klokkenluiders;.
ARTIKEL VI
De Wet op de ondernemingsraden wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL VIA
In artikel 7.2 van de Wet luchtvaart en artikel 4, onderdeel b, van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen wordt telkens «Wet Huis voor klokkenluiders» vervangen door «Wet bescherming klokkenluiders».
ARTIKEL VII
Indien het bij geleidende brief van 5 juli 2012 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Snels en Van Weyenberg houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) (33 328) tot wet is of wordt verheven en artikel 8.8 van die wet en artikel 18g van de Wet Huis voor klokkenluiders in werking treedt of is getreden, wordt in de bijlage bij artikel 8.8 «Wet Huis voor klokkenluiders: de artikelen 3i, 3j, 3k, vierde lid, 6, tweede lid en 17, zevende en achtste lid, voor zover de informatie berust bij het Huis voor klokkenluiders» vervangen door «Wet bescherming klokkenluiders: de artikelen 1a, 3i, 3k, vierde lid, 6, tweede lid, en 17, zevende en achtste lid, voor zover de informatie berust bij het Huis voor klokkenluiders».
ARTIKEL VIIA
1. Indien artikel I, onderdeel B, van de Wet van 14 oktober 2020 tot wijziging van de Politiewet 2012 en de Wet op de medische keuringen in verband met het screenen van personen die ambtenaar van politie willen worden of zijn en personen die krachtens overeenkomst werkzaamheden verrichten voor de politie, de rijksrecherche of de Politieacademie gaan verrichten of verrichten (screening van ambtenaren en politie-externen) (Stb. 2020, 412) in werking treedt of is getreden, wordt:
- In artikel 81, tweede lid, vervalt de eerste volzin en wordt «artikel 47, derde lid,» vervangen door «artikel 47, tweede lid,».
ARTIKEL VIII
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen verschillend kan worden vastgesteld.