Wet van 11 november 2021 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met een vereenvoudiging van de bestuurlijke inrichting van het stelsel voor beroepsonderwijs door omvorming van het aoc tot verticale scholengemeenschap en een andere invulling van bevoegd gezag (Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bestuurlijke inrichting van het stelsel voor beroepsonderwijs te stroomlijnen door het agrarisch opleidingscentrum voortaan vorm te geven als een verticale scholengemeenschap en voor bijzondere instellingen de rechtspersoon die de instelling in stand houdt als normadressant in de wet aan te duiden (bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1.1 wordt als volgt gewijzigd:
B
Na artikel 1.1.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1.1.2. Aard bepalingen bekostigd onderwijs
De bij of krachtens deze wet gestelde bepalingen die zich rechtstreeks of naar hun aard richten tot het bevoegd gezag, zijn voor het bekostigd bijzonder onderwijs voorwaarden voor bekostiging.C
Artikel 1.1.3 vervalt.
D
Na artikel 1.3.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1.3.2. Beroepscolleges
1.
Aan een beroepscollege worden opleidingen beroepsonderwijs verzorgd. Voor andere dan entreeopleidingen zijn deze naar hun aard en onderlinge samenhang gericht op en van belang voor een specifieke bedrijfstak of groep van bedrijfstakken.2.
Artikel 1.3.1, derde lid, aanhef en onder a, en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.E
De artikelen 1.3.2a en 1.3.3 vervallen.
F
In het opschrift van artikel 1.5.1 wordt «Art.» vervangen door «Artikel».
G
Aan hoofdstuk 1, titel 5, worden de volgende artikelen toegevoegd:
Artikel 1.5.2. Organisatie SBB
1.
Als rechtspersoon in de zin van artikel 1.5.1, eerste lid, wordt aangewezen een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zonder winstoogmerk, niet zijnde een publiekrechtelijke rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.2.
In de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven participeren vertegenwoordigers van het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven.3.
Onze Minister benoemt de voorzitter van het bestuur van de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven en diens plaatsvervanger op voordracht van vertegenwoordigers van het beroepsonderwijs en van het bedrijfsleven voor een periode van ten hoogste vier jaren. Zij kunnen eenmaal worden herbenoemd voor eenzelfde periode. Artikel 12 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is van overeenkomstige toepassing.4.
De statuten van de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven regelen in ieder geval de betrokkenheid van het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven bij de uitvoering van haar wettelijke taken. Aanvullend kan een bestuursreglement worden vastgesteld.5.
De statuten en het bestuursreglement alsmede wijzigingen daarvan behoeven de goedkeuring van Onze Minister.Artikel 1.5.3. Erkenning leerbedrijven voor de beroepspraktijkvorming
1.
De Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven is belast met het bij regeling vaststellen van de erkenningsvoorwaarden voor bedrijven en andere organisaties die de beroepspraktijkvorming verzorgen.2.
De Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven erkent op aanvraag een bedrijf of organisatie, die aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, als leerbedrijf voor de beroepspraktijkvorming.3.
Een erkenning geldt voor vier jaren. Zij wordt van rechtswege verlengd bij een positieve herbeoordeling. Ten bewijze daarvan wordt ambtshalve een beschikking uitgereikt.4.
De erkenning wordt geweigerd of ingetrokken als niet of niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan. De erkenning vervalt van rechtswege als het leerbedrijf gedurende een periode van vier jaren geen beroepspraktijkvorming heeft verzorgd.5.
De Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven draagt zorg voor openbaarmaking van een actueel overzicht van alle erkende leerbedrijven.6.
De regeling, bedoeld in het eerste lid, treedt eerst in werking na goedkeuring door Onze Minister. Goedkeuring wordt onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.H
Aan hoofdstuk 2 wordt na het opschrift van titel 1 het volgende opschrift ingevoegd:
I
In artikel 2.1.1 wordt «1.3.2a, 1.3.3» vervangen door «1.3.2».
J
Artikel 2.1.3 wordt als volgt gewijzigd:
- instellingen die zijn voortgekomen uit:
- een institutionele fusie of splitsing van bekostigde instellingen;
- een omzetting van een bijzondere instelling in een openbare of omgekeerd.
3.
Een uit ’s Rijks kas bekostigde bijzondere instelling wordt in stand gehouden door een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die zich het geven van beroepsonderwijs of opleidingen voortgezet algemeen volwassenonderwijs als bedoeld in artikel 2.1.2 ten doel stelt, zonder daarbij het maken van winst te beogen, en die geen publiekrechtelijke rechtspersoon is als bedoeld in artikel 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.K
Na artikel 2.1.3 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 2.1.4. Fusie, splitsing en omzetting
1.
Een fusie, splitsing of omzetting van een instelling als bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel b, komt niet tot stand dan na goedkeuring van Onze Minister.2.
Onze Minister besluit binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag, welke termijn eenmaal kan worden verlengd met ten hoogste dertien weken. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.3.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid.Artikel 2.1.5. Verplichtingen bij bestuursoverdracht instelling
1.
Na een goedkeuringsbesluit als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, geschiedt de overdracht van de instandhouding van een instelling bij notariële akte. Bij deze akte verbindt het bevoegd gezag zich om de rechten ten aanzien van de gebouwen en terreinen en roerende zaken met betrekking tot die instelling over te dragen. Deze akte geldt tevens als akte van levering als bedoeld in artikel 89 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. In de akte wordt bepaald dat het bevoegd gezag aan wie wordt overgedragen het personeel in gelijke betrekkingen in dienst neemt met ingang van de datum van overdracht.2.
Door overdracht met inachtneming van het eerste lid treedt het verkrijgende bevoegd gezag in alle uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van zijn rechtsvoorganger met betrekking tot de instelling, onverminderd hetgeen verder voor de overgang naar burgerlijk recht is vereist.3.
Van de verplichting tot overdracht van de rechten ten aanzien van onroerende en roerende zaken kan Onze Minister ontheffing verlenen in bijzondere omstandigheden. Onze Minister besluit binnen zes maanden na ontvangst van een aanvraag.4.
Bij een splitsing als bedoeld in artikel 334a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van een rechtspersoon die een instelling in stand houdt, wordt in de splitsingsakte bepaald dat de voortbestaande splitsende rechtspersoon de instelling in stand zal houden of op welke verkrijgende rechtspersoon de instandhouding van de instelling overgaat.Artikel 2.1.6. Bestuursoverdracht openbare instelling
1.
Het bevoegd gezag van een openbare instelling kan de instelling overdragen aan een andere rechtspersoon die tot instandhouding ervan bevoegd is.2.
Artikel 2.1.5 is van toepassing.L
Hoofdstuk 2, titel Ib. Fusietoets vervalt.
M
Na artikel 2.1.6 (nieuw) wordt de volgende paragraaf ingevoegd:
N
Artikel 2.2.1 wordt als volgt gewijzigd:
O
De artikelen 2.2.4a en 2.2.4b vervallen.
P
Hoofdstuk 2, titel 2, paragraaf 2, vervalt.
Q
Na artikel 2.2.4 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
R
In artikel 2.3.6a, tweede lid, onderdeel o, wordt «artikel 9.1.7, eerste lid, onderdeel c» vervangen door «artikel 3.1.3, eerste lid, onderdeel c».
S
In artikel 2.5.5a, eerste lid, onderdeel u, wordt «artikel 9.1.7, eerste lid, onderdeel c» vervangen door «artikel 3.1.3, eerste lid, onderdeel c».
T
Hoofdstuk 2, titel 6, komt te luiden:
U
Hoofdstuk 2, titel 8, vervalt.
V
Na hoofdstuk 2 wordt een hoofdstuk ingevoegd:
W
In artikel 4.1.2, derde lid, wordt «leden van het college van bestuur» vervangen door «bestuurders».
X
In artikel 6.1.3, tweede lid, wordt «een instelling als bedoeld in artikel 1.3.2a of 1.3.3» vervangen door «een beroepscollege».
Y
Artikel 7.2.4, tweede lid, onderdeel c, onder 5°, komt te luiden:
- of een beroepscollege een op de kwalificatie gerichte beroepsopleiding mag verzorgen,
Z
Aan artikel 7.2.8 wordt het volgende lid toegevoegd:
4.
De beroepspraktijkvorming vindt plaats bij een bedrijf of organisatie met een erkenning op grond van artikel 1.5.3.AA
In artikel 7.2.9, tweede lid, wordt «artikel 7.2.10» vervangen door «artikel 1.5.3».
BB
Artikel 7.2.10 vervalt.
BBa
Aan artikel 8.1.1, vierde lid, wordt de volgende zin toegevoegd:
De inschrijving kan niet worden geweigerd of beëindigd op grond van de derde volzin maar uitsluitend op grond van de tweede volzin die van overeenkomstige toepassing is op de vak-, middenkader- en specialistenopleiding, indien betrokkene binnen een verticale scholengemeenschap doorstroomt respectievelijk is doorgestroomd van openbaar voortgezet onderwijs naar beroepsonderwijs.CC
De laatste zin van het vierde lid van artikel 8.1.1c komt te luiden:
Dit geldt niet voor beroepscolleges als bedoeld in artikel 1.3.2.DD
De laatste zin van het derde lid van artikel 8.1.7a komt te luiden:
De vorige volzin geldt niet voor beroepscolleges als bedoeld in artikel 1.3.2 of als het een student betreft op wie artikel 8.1.1c, derde lid, onderdeel a of b, van toepassing is.EE
Artikel 8.5a.3, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
FF
Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid van artikel 8.5a.4 vervallen
GG
Artikel 8a.1.2, eerste lid, komt te luiden:
1.
Aan elke instelling en aan elke school die deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap is een studentenraad verbonden. De studentenraad behartigt de belangen van de studenten in de instelling en van de leerlingen in de school.GGa
Artikel 8a.1.1 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Voor de toepassing van hoofdstuk 8a wordt onder student mede begrepen een leerling van een school die deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap.HH
Artikel 8a.1.3 komt te luiden:
Artikel 8a.1.3. Ouderraad
1.
Indien ten minste 25 ouders van vavo-studenten of studenten van een instelling daarom verzoeken, stelt het bevoegd gezag een ouderraad in.2.
Aan elke verticale scholengemeenschap is een ouderraad verbonden.3.
De ouderraad behartigt in het bijzonder de belangen van de minderjarigen die onderwijs volgen.4.
Indien een instelling zich met een school of scholengemeenschap verenigt tot een verticale scholengemeenschap, maakt de oudergeleding van de medezeggenschapsraad van die school van rechtswege deel uit van de ouderraad tot de eerstvolgende verkiezingen.5.
Het bevoegd gezag legt de bevoegdheden van een ouderraad vast in het medezeggenschapsstatuut. Indien een situatie als bedoeld in het vierde lid zich voordoet, wordt het medezeggenschapsstatuut binnen vier maanden opnieuw vastgesteld.6.
Op de ouderraad zijn de artikelen 8a.1.1, 8a.1.2, met uitzondering van het eerste lid, 8a.2.1, 8a.2.2, derde lid, aanhef en onderdeel a, en titel 4 van hoofdstuk 8a van overeenkomstige toepassing.II
In artikel 8a.1.5, derde lid, vervalt «als bedoeld in artikel 2.1.8».
JJ
In artikel 8a.2.1, eerste lid, vervalt «De besprekingen worden namens het bevoegd gezag gevoerd door een lid van het college van bestuur.».
JJa
Het opschrift van hoofdstuk 8a, titel 2, komt te luiden:
KK
Het zesde en zevende lid van artikel 8a.2.2 vervallen.
KKa
Aan hoofdstuk 8a, titel 2, wordt het volgende artikel toegevoegd:
Artikel 8a.2.4. Advies- en instemmingsbevoegdheden ouderraad vsg
1.
Een ouderraad van een verticale scholengemeenschap heeft instemmingsbevoegdheid met betrekking tot voorgenomen beslissingen van het bevoegd gezag ten aanzien van:- de vaststelling van de schoolgids voor een school;
- de vaststelling of wijziging van de hoogte en de vaststelling of wijziging van de bestemming van de middelen die van de ouders wordt gevraagd zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat dan wel zijn ontvangen op grond van een overeenkomst die door de ouders is aangegaan;
- de vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het beheersbaar houden van de middelen die van de ouders worden gevraagd voor schoolkosten, met uitzondering van lesmateriaal als bedoeld in artikel 6 e, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, die door het bevoegd gezag noodzakelijk worden bevonden;
- vaststelling of wijziging van een regeling over het verwerken van en de bescherming van persoonsgegevens van ouders;
- vaststelling of wijziging van het beleid ten aanzien van de uitwisseling van informatie tussen het bevoegd gezag en ouders.
2.
De ouderraad van een verticale scholengemeenschap heeft adviesbevoegdheid met betrekking tot voorgenomen beslissingen van het bevoegd gezag ten aanzien van:- regeling van de gevolgen voor ouders met betrekking tot een aangelegenheid omtrent beëindiging, belangrijke inkrimping, uitbreiding van werkzaamheden van een school of een belangrijk onderdeel daarvan, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake;
- regeling van de gevolgen voor ouders van het aangaan, verbreken of belangrijk wijzigen van een duurzame samenwerking met een andere school of instelling, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake;
- verandering of omzetting van de grondslag van de school, of een onderdeel daarvan, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake.
3.
Artikel 8a.2.2, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.LL
Het zesde lid van artikel 8a.4.3 vervalt.
MM
In artikel 8a.4.5 wordt «het advies, bedoeld in artikel 8a.2.2, zesde lid, eerste volzin» vervangen door «een advies als bedoeld in artikel 3.1.4, tweede lid».
NN
Hoofdstuk 9 vervalt.
OO
Artikel 11.1 wordt als volgt gewijzigd:
PP
In artikel 12.2.3 wordt «scholengemeenschap in de zin van artikel 2.6» vervangen door «verticale scholengemeenschap in de zin van artikel 2.6.1».
Na artikel 12.2.3 wordt het volgende artikel ingevoegd:
Artikel 12.2.4. Omzetting aoc naar verticale scholengemeenschap
1.
De agrarische opleidingscentra als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs zijn van rechtswege omgezet in verticale scholengemeenschappen als bedoeld in artikel 2.6.1.2.
De verticale scholengemeenschap als bedoeld in het eerste lid omvat een beroepscollege en een school voor vbo.3.
Scholengemeenschappen in de zin van artikel 2.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs zoals die bepaling luidde op de dag voor inwerkingtreding van de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs die een agrarisch opleidingscentrum en een school voor mavo of een school voor praktijkonderwijs omvatten als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van de hiervoor genoemde wet, zijn van rechtswege omgezet in verticale scholengemeenschappen, bestaande uit in ieder geval een beroepscollege en een school voor vbo, alsmede, afhankelijk van het geval, een school voor mavo of een school voor praktijkonderwijs.4.
Indien bij de omzetting van het agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in het derde lid ten minste een school voor vbo en een school voor mavo resteren, worden beide scholen aangemerkt als een scholengemeenschap.5.
De vorming van een verticale scholengemeenschap ingevolge dit artikel brengt geen wijzigingen aan in het aanbod van profielen of ander voortgezet onderwijs of in het aanbod aan kwalificaties en niveaus van beroepsonderwijs.RR
Artikel 12.3.9 vervalt.
Artikel 1.1.2. Aard bepalingen bekostigd onderwijs
De bij of krachtens deze wet gestelde bepalingen die zich rechtstreeks of naar hun aard richten tot het bevoegd gezag, zijn voor het bekostigd bijzonder onderwijs voorwaarden voor bekostiging.
Artikel 1.3.2. Beroepscolleges
Artikel 1.5.2. Organisatie SBB
Artikel 1.5.3. Erkenning leerbedrijven voor de beroepspraktijkvorming
Artikel 2.1.4. Fusie, splitsing en omzetting
Artikel 2.1.5. Verplichtingen bij bestuursoverdracht instelling
Artikel 2.1.6. Bestuursoverdracht openbare instelling
Artikel 2.1.7. Aanvraag en fusie-effectrapportage
Artikel 2.1.8. Toetsingsmaatstaf
Artikel 2.2.5. Reallocatie
Het bevoegd gezag kan het deel van de rijksbijdrage dat overblijft na dekking van de exploitatie- en huisvestingskosten voor een instelling of de huisvestingskosten van een school binnen een verticale scholengemeenschap mede aanwenden ter dekking van de exploitatie- en huisvestingskosten van een door hem in stand gehouden:
Artikel 2.2.6. Rijksbijdrage en private activiteiten
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de besteding van de rijksbijdrage aan private activiteiten ten behoeve van het onderwijs.
Artikel 2.2.7. Beleggen en belenen
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over het door het bevoegd gezag uitzetten van gelden, het aangaan van geldleningen en het aangaan van verbintenissen voor financiële producten.
Artikel 2.2.8. Financieel beheer
Het bevoegd gezag beheert de middelen van de instelling op zodanige wijze dat een behoorlijke exploitatie en het voortbestaan van de instelling zijn verzekerd.
Artikel 2.2.9. Waarborgfonds instellingen
Artikel 2.2.10. Einde bekostigde instelling
Artikel 2.6.1. Verticale scholengemeenschap
Artikel 2.6.2. Totstandkoming verticale scholengemeenschap
Artikel 2.6.3. Afwijkingen en regels voor school in een vsg
Artikel 3.1.1. Goed bestuur
Artikel 3.1.2. Het interne toezicht binnen de rechtspersoon
Artikel 3.1.3. Bestuursreglement
Artikel 3.1.4. Rol medezeggenschap bij bestuur en toezicht
Artikel 3.1.5. Aanwijzing
Artikel 8a.1.3. Ouderraad
Artikel 8a.2.4. Advies- en instemmingsbevoegdheden ouderraad vsg
Artikel 12.2.4. Omzetting aoc naar verticale scholengemeenschap
ARTIKEL II. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS BES
De Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
De begripsbepaling van bevoegd gezag in artikel 1.1.1 komt te luiden als volgt:
B
Artikel 10.1 wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL III. WIJZIGING WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 10b7 wordt gewijzigd als volgt:
C
Artikel 10b10, vijfde lid, vervalt.
D
In artikel 10b11, derde lid, vervallen «of een agrarisch opleidingscentrum» en «of van het agrarisch opleidingscentrum».
E
Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid van artikel 10b12 vervallen.
F
Artikel 10b21, zesde lid, vervalt.
G
Artikel 10d, eerste lid, komt te luiden:
1.
Naast het onderwijs in de leerwegen, genoemd in de artikelen 10 en 10b, kan onderwijs in de gemengde leerweg worden gegeven aan een scholengemeenschap met in elk geval een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en een school voor voorbereidend beroepsonderwijs.H
Artikel 19 vervalt.
I
In het opschrift van artikel 53c wordt «Bestuurlijke fusie» vervangen door «Bestuursoverdracht».
J
Artikel 53e, eerste lid, komt te luiden:
1.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:K
In artikel 53g, tweede lid, wordt «geldt eveneens als een aanvraag om voor bekostiging in aanmerking te komen als bedoeld in de artikelen 72 en 72a» vervangen door «geldt eveneens als een aanvraag om voor bekostiging in aanmerking te komen als bedoeld in artikel 72».
L
Artikel 53h wordt als volgt gewijzigd:
M
Artikel 72a vervalt.
N
In artikel 74a, vierde lid, onderdeel c, wordt «regionale opleidingencentra en de agrarische opleidingscentra» vervangen door «instellingen voor beroepsonderwijs».
O
Artikel 74b wordt als volgt gewijzigd:
P
Artikel 96c.1 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Dit artikel is niet van toepassing op een school die deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap.Q
Aan artikel 96n, eerste lid, onderdeel c, wordt onder vervanging van de punt aan het slot de volgende zinsnede toegevoegd «, waarbij de scholen of scholengemeenschappen die onderdeel zijn van een verticale scholengemeenschap hiervan kunnen worden uitgezonderd.»
Qa
In het eerste lid van artikel 109 wordt «artikel 74b, eerste lid, onderdeel e of f» vervangen door «artikel 74b, eerste lid, onderdeel e».
R
Artikel 118a, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden:
Burgemeester en wethouders en de bevoegde gezagsorganen van de scholen in de gemeente voeren tenminste jaarlijks overleg over het voorkomen van segregatie, het bevorderen van integratie en het bestrijden van onderwijsachterstanden, de afstemming over inschrijvings- en toelatingsprocedures en het uit het overleg voortvloeiende voorstel van het bevoegd gezag van in de gemeente gevestigde scholen om tot een evenwichtige verdeling van leerlingen met een onderwijsachterstand over de scholen te komen.S
In artikel 118ii wordt «scholengemeenschap in de zin van de artikelen 2.6 en 12.2.3 WEB» vervangen door «verticale scholengemeenschap in de zin van de artikelen 2.6.1 en 12.2.3 WEB».
ARTIKEL V. WIJZIGING WET TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN
Artikel 4.6 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL VI. WIJZIGING WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
Hoofdstuk 16, paragraaf 2, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek vervalt.
ARTIKEL VII. WIJZIGING WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van artikel 17 komt te luiden:
B
Artikel 64, eerste lid, komt te luiden:
1.
In deze afdeling wordt verstaan onder:C
Artikel 64a wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL VIII. WIJZIGING WET OP DE EXPERTISECENTRA
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van artikel 28 komt te luiden:
B
Artikel 66, eerste lid, komt te luiden:
1.
In deze afdeling wordt verstaan onder:C
In artikel 66a, tweede lid, vervalt «bestuurlijke en institutionele» en wordt «zijn» vervangen door «is».
ARTIKEL IX. WIJZIGING ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
Artikel 2 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt met betrekking tot de Wet educatie en beroepsonderwijs als volgt gewijzigd:
ARTIKEL X. WIJZIGING WET NORMERING TOPINKOMENS
Bijlage 1 van de Wet normering topinkomens wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL Xa. WIJZIGING WET MEDEZEGGENSCHAP OP SCHOLEN
Aan artikel 4a, tweede lid, wordt toegevoegd:
«Indien een school onderdeel is van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 2.6.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, vindt de afvaardiging plaats door de gezamenlijke vergadering van ouderraad, studentenraad en ondernemingsraad van die verticale scholengemeenschap.»ARTIKEL XI. EVALUATIE
Onze Minister zendt binnen 5 jaren na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
ARTIKEL XII. SAMENLOOPBEPALING WET VOORTGEZET ONDERWIJS 2020
Indien de Wet voortgezet onderwijs 2020:
ARTIKEL III. WIJZIGING WET VOORTGEZET ONDERWIJS 2020
De Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 2.22, vijfde en zesde lid, vervallen.
C
Artikel 2.28 vervalt.
D
In artikel 2.93, derde lid, vervalt «of verticale scholengemeenschap».
E
In het eerste lid van artikel 2.104 wordt «een roc of aoc» vervangen door «een instelling voor beroepsonderwijs».
F
Artikel 2.107a, vijfde lid, vervalt.
G
In artikelen 2.107b, derde lid, vervallen «of een aoc» en «of van het aoc».
H
Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid van artikel 2.107c vervallen.
I
Artikel 2.107l, zesde lid, vervalt.
J
In het opschrift van artikel 3.28 wordt «Bestuurlijke fusie» vervangen door «Bestuursoverdracht».
K
In artikel 3.29 vervalt «dan wel instellingen als bedoeld in de WEB».
L
Artikel 3.30 wordt als volgt gewijzigd:
M
In artikel 3.31, tweede lid, wordt «de artikelen 4.10, eerste lid, en 4.11, eerste lid» vervangen door «artikel 4.10, eerste lid».
N
In artikel 3.33, eerste lid, wordt «bestuurlijke fusie» vervangen door «bestuursoverdracht».
O
In artikel 3.42, eerste lid, wordt «, de bevoegde gezagsorganen van de scholen in de gemeente, en de bevoegde gezagsorganen van de in de gemeente gelegen aoc’s voor zover het gaat om het daarin verzorgde vbo,» vervangen door «en de bevoegde gezagsorganen van de scholen in de gemeente».
P
Artikel 4.11 vervalt.
Q
In artikel 4.19, vierde lid, onderdeel c, wordt «roc’s en de aoc’s» vervangen door «instellingen voor beroepsonderwijs».
R
Artikel 4.20 wordt als volgt gewijzigd:
Ra
In artikel 4.26 wordt «onderdeel e of f» vervangen door «onderdeel e».
S
Artikel 5.22 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Dit artikel is niet van toepassing op een school die deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap.T
Aan artikel 5.33, tweede lid, onderdeel c, wordt onder vervanging van de punt aan het slot de volgende zinsnede toegevoegd «, waarbij de scholen of scholengemeenschappen die onderdeel zijn van een verticale scholengemeenschap hiervan kunnen worden uitgezonderd.»
U
In artikel 12.28 wordt «scholengemeenschap in de zin van de artikelen 2.6 en 12.2.3 van die wet» vervangen door «verticale scholengemeenschap in de zin van de artikelen 2.6.1 en 12.2.3 van die wet».
ARTIKEL XIIa. SAMENLOOPBEPALING WET ELEKTRONISCHE PUBLICATIES
Indien artikel 10.5 van de Wet elektronische publicaties later in werking treedt dan artikel I, onderdeel G van deze wet, vervalt artikel 10.5 van die wet.
ARTIKEL XIIb. SAMENLOOPBEPALING VEREENVOUDIGING GRONDSLAGEN BEKOSTIGING VO-SCHOLEN
Indien artikel V van de Wet van 28 oktober 2020 houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met vereenvoudiging van de grondslagen van de bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten van de scholen voor voortgezet onderwijs (vereenvoudiging grondslagen bekostiging vo-scholen) (Stb. 2020, 437) later in werking treedt dan artikel I, onderdeel P, van deze wet, vervalt artikel V van die wet.
ARTIKEL XIII. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL XIV. CITEERTITEL
Deze wet wordt aangehaald als: Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs.