Ontwerp van een algemene maatregel van bestuur inhoudende wijziging van het Besluit energie vervoer in verband met het vaststellen van de jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer en reductieverplichting vervoersemissies voor het kalenderjaar 2021
Wijziging van het Besluit energie vervoer in verband met het vaststellen van de jaarverplichting energie vervoer voor het kalenderjaar 2021.
Besluit van 5 november 2020 tot wijziging van het Besluit energie vervoer in verband met het vaststellen van de jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer en reductieverplichting vervoersemissies voor het kalenderjaar 2021
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 13 juli 2020, nr. IenW/BSK-2020/45189, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 9.7.2.1, eerste en tweede lid, en 9.8.2.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 september 2020, nr. W17.20.0269/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 2 november 2020, nr. IENW/BSK-2020/207797, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit energie vervoer wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
- 2021 17,5 procent.
- voor het kalenderjaar 2021 ten hoogste 5 procent;
- voor het kalenderjaar 2021 ten minste 1,2 procent;
B
Artikel 35 komt te luiden:
Artikel 35
Het percentage, bedoeld in artikel 9.8.2.1, eerste lid, van de wet bedraagt zes procent voor elk kalenderjaar.Artikel 35
Het percentage, bedoeld in artikel 9.8.2.1, eerste lid, van de wet bedraagt zes procent voor elk kalenderjaar.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.
Wet van 30 juni 2021 tot wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021 (Tweede incidentele suppletoire begroting inzake extra apparaten voor onderwijs op afstand in het primair en voortgezet onderwijs in verband met COVID-19)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de noodzaak is gebleken van een wijziging van de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
De begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021 wordt gewijzigd, zoals blijkt uit de desbetreffende bij deze wet behorende staat.
Artikel 2
De vaststelling van de begrotingsstaat geschiedt in duizenden euro’s.
Artikel 3
Deze wet treedt in werking met ingang van 6 januari 2021 van het onderhavige begrotingsjaar. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven op of na deze datum van 6 januari 2021, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van dat Staatsblad en werkt zij terug tot en met 6 januari 2021.