Part of Smart Yellow Suite

WGK010215
Wijziging Opiumwet ivm het toevoegen van een derde lijst met als doel het tegengaan van de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele andere wijzigingen

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Datum uitgave 4 augustus 2020
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Samenvatting

Het voorstel bevat een lijst IA bij de Opiumwet. Op deze lijst staan stofgroepen. Vertegenwoordigers uit die stofgroepen staan op lijst I bij de Opiumwet. Het aanwezig hebben, verhandelen, vervoeren etc. van stoffen die onderdeel zijn van een stofgroep wordt verboden.

Documenten

stb-2025-32 (PDF)

Wet van 29 januari 2025 tot wijziging van de Opiumwet in verband met het toevoegen van een derde lijst met als doel het tegengaan van de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele andere wijzigingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo, Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Opiumwet te wijzigen om een derde lijst toe te voegen met als doel de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen tegen te gaan, en daarmee de volksgezondheid en de openbare orde te beschermen en dat het wenselijk is een extra grondslag op te nemen voor het verlenen van een ontheffing op grond van de Opiumwet voor industriële doeleinden waarbij het eindproduct voldoet aan de eisen gesteld bij of krachtens de Opiumwet;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Opiumwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

B

In artikel 2, onder B, wordt «te telen te bereiden» vervangen door «te telen, te bereiden».

C

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a
1.
Het is verboden een substantie die deel uitmaakt van een stofgroep als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst IA of een preparaat daarvan:
  1. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
  2. te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
  3. aanwezig te hebben;
  4. te vervaardigen.
2.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op:
  1. een geneesmiddel waarvoor een handelsvergunning is verleend als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, of een geneesmiddel als bedoeld in artikel 40, derde lid, van die wet;
  2. een fabrikant als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel mm, van de Geneesmiddelenwet of een groothandelaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel nn, van die wet;
  3. een fabrikant of groothandelaar van werkzame stoffen die is geregistreerd als bedoeld in artikel 38 van de Geneesmiddelenwet;
  4. een apotheker of huisarts die geneesmiddelen bereidt als bedoeld in artikel 40, derde lid, onder a, van de Geneesmiddelenwet;
  5. een diergeneesmiddel waarvoor een vergunning is verleend voor het in de handel brengen krachtens artikel 2.19 van de Wet dieren;
  6. een fabrikant aan wie krachtens artikel 2.19 van de Wet dieren een vergunning is verleend voor het vervaardigen van diergeneesmiddelen;
  7. een groothandel aan wie krachtens artikel 2.19 van de Wet dieren een vergunning is verleend voor de handel van diergeneesmiddelen;
  8. een geregistreerde stof genoemd in Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren (PbEU 2004, L 47);
  9. een geregistreerde stof genoemd in de Bijlage bij Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad van 22 december 2004 houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren (PbEU 2005, L 22); of
  10. een middel als bedoeld in de artikelen 2 en 3.
3.
Een wijziging van Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren (PbEU 2004, L 47) of de Bijlage bij Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad van 22 december 2004 houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren (PbEU 2005, L 22) gaat voor toepassing van dit artikel gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven.
D

Na artikel 3a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3aa
1.
Bij algemene maatregel van bestuur kan aan de bij deze wet behorende lijst IA een stofgroep worden toegevoegd indien twee of meer substanties die deel uitmaken van die stofgroep zijn of worden toegevoegd aan de bij deze wet behorende lijst I.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen stofgroepen die bij of krachtens deze wet zijn toegevoegd, van lijst IA worden geschrapt indien substanties die deel uitmaken van die stofgroep zijn of worden geschrapt van lijst I.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt een stofgroep die bij of krachtens deze wet is toegevoegd, van lijst IA geschrapt indien substanties die deel uitmaken van die stofgroep zijn of worden geschrapt van lijst I en daardoor niet langer twee of meer substanties die deel uitmaken van die stofgroep zijn of worden toegevoegd aan lijst I.
4.
De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan de beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
E

In artikel 3b, eerste lid, wordt «als bedoeld in artikel 2 of artikel 3» vervangen door «als bedoeld in de artikelen 2, 2a, eerste lid, of 3,».

F

In artikel 3c wordt in het eerste lid «een in artikel 2 of 3 omschreven verbod» vervangen door «een in de artikelen 2, 2a, eerste lid, of 3 omschreven verbod».

G

In artikel 6, eerste lid wordt «als bedoeld in artikel 2 of 3» vervangen door «als bedoeld in de artikelen 2, 2a, eerste lid, of 3».

H

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

  1. deze nodig hebben voor industriële doeleinden teneinde een product te realiseren dat voldoet aan de eisen gesteld bij of krachtens deze wet.
3.
Een ontheffing van een verbod als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, kan slechts worden verleend indien de aanvrager ten genoegen van Onze Minister heeft aangetoond:
  1. dat daarmee het belang van de volksgezondheid of dat van de diergezondheid wordt gediend;
  2. deze nodig te hebben voor het verrichten van wetenschappelijk of analytisch-chemisch onderzoek dan wel voor instructieve doeleinden, voor zover het belang van de volksgezondheid zich hier niet tegen verzet; of
  3. deze nodig te hebben voor het verrichten van een handeling als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, krachtens een overeenkomst met:
    1. een ander aan wie krachtens artikel 6, eerste lid, een ontheffing is verleend;
    2. een ander die in een ander land is gevestigd en die gerechtigd is de middelen in dat land in te voeren, voor zover het belang van de volksgezondheid zich hier niet tegen verzet;
  4. deze nodig te hebben voor industriële doeleinden teneinde een product te realiseren dat voldoet aan de eisen gesteld bij of krachtens deze wet.
I

Artikel 8a wordt als volgt gewijzigd:

J

In artikel 8f, eerste lid, wordt «als bedoeld in artikel 2 of 3» vervangen door «als bedoeld in de artikelen 2, 2a, eerste lid, of 3».

K

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

5.
Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is bevoegd desgevraagd met gebruikmaking van de door landbouwers op grond van de artikelen 24 en 25 van de Landbouwwet verstrekte informatie over de toestand van de door hen beteelde percelen en de naam van het gewas waarmee het perceel zal worden beteeld, gegevens waaronder persoonsgegevens te verstrekken met betrekking tot hennepteelt welke is aangewezen krachtens artikel 3c aan de opsporingsambtenaren, bedoeld in de artikelen 141 en 142, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Wetboek van Strafvordering, ten behoeve van de opsporing van de bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten.
L

Na artikel 10a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 10b
1.
Hij die handelt in strijd met een in artikel 2a, eerste lid, gegeven verbod wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie.
2.
Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 2a, eerste lid, gegeven verbod wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
3.
Indien het opzettelijk handelen in strijd met het in de artikelen 2a, eerste lid, onderdelen A of C, en 3b, eerste lid, gegeven verbod betrekking heeft op een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie opgelegd.
Artikel 10c
1.
Hij die om het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of vervaardigen van een substantie die deel uitmaakt van een stofgroep als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst IA of een preparaat daarvan voor te bereiden of te bevorderen:
  1. een ander tracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,
  2. zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen,
  3. voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2.
Niet strafbaar is hij die de in het eerste lid omschreven feiten begaat met betrekking tot het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik.
M

In artikel 11b wordt in het eerste lid «10a, eerste lid,» vervangen door «10a, eerste lid, 10b, tweede lid, 10c,».

N

In artikel 12 wordt «10a, eerste lid,» vervangen door «10a eerste lid, 10b, 10c,».

O

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

P

In artikel 13a wordt na «de in lijst I of II bedoelde middelen» ingevoegd «of substanties die deel uitmaken van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of de preparaten daarvan, met uitzondering van de middelen bedoeld in artikel 2a, tweede lid,».

Q

In artikel 13b, eerste lid, onder a, wordt na «krachtens artikel 3a, vijfde lid,» ingevoegd «of een substantie die deel uitmaakt van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of een preparaat daarvan, met uitzondering van de middelen bedoeld in artikel 2a, tweede lid,».

R

Na Lijst I van de Opiumwet wordt de bijlage bij deze wet als Lijst IA ingevoegd.

Artikel 2a

Artikel 3aa

Artikel 10b

Artikel 10c

ARTIKEL II

In artikel 67, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering wordt «de artikelen 11, tweede lid, en 11a van de Opiumwet» vervangen door «de artikelen 10c, 11, tweede lid, en 11a van de Opiumwet».

ARTIKEL III

Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zendt, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Veiligheid, binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

stb-2025-82 (PDF)

Besluit van 25 maart 2025, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 29 januari 2025 tot wijziging van de Opiumwet in verband met het toevoegen van een derde lijst met als doel het tegengaan van de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele andere wijzigingen (Stb. 2025, 32) en vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IIIB van de Wet van 10 oktober 2024 tot wijziging van de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet in verband met aanpassingen overwegend ter verbetering van toezicht en handhaving en aanpassingen van technische aard (Stb. 2024, 305)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 20 maart 2025, kenmerk 4067220-1078966-WJZ;

Gelet op artikel IV van de Wet van 29 januari 2025 tot wijziging van de Opiumwet in verband met het toevoegen van een derde lijst met als doel het tegengaan van de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele andere wijzigingen (Stb. 2025, 32) en artikel IV van de Wet van 10 oktober 2024 tot wijziging van de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet in verband met aanpassingen overwegend ter verbetering van toezicht en handhaving en aanpassingen van technische aard (Stb. 2024, 305);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.