Wet van 16 maart 2022 tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet milieubeheer voor de invoering van een minimum CO2-prijs bij elektriciteitsopwekking (Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is vanwege de aardopwarming om de emissie van broeikasgassen te verminderen door een nationale belasting op de emissie van CO2 bij elektriciteitsopwekking in te voeren;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
- een minimum CO2-prijs.
B
Na hoofdstuk VI wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Artikel 71a
Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Artikel 71b
Onder de naam minimum CO2-prijs wordt een belasting geheven ter zake van de emissie van broeikasgas als gevolg van de opwekking van elektriciteit.
Artikel 71c
Artikel 71d
Artikel 71e
De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip waarop de emissie van broeikasgas plaatsvindt.
Artikel 71f
Artikel 71g
ARTIKEL II
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:
B
Na hoofdstuk 16 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
C
In artikel 18.2f, eerste lid, wordt «hoofdstuk 16» vervangen door «hoofdstukken 16 en 16a».
D
Artikel 18.6a wordt als volgt gewijzigd:
2.
In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 16a.3, eerste of tweede lid, dan wel het derde lid in verbinding met de artikelen 16.6, eerste en derde lid, 16.12, of 16.19, of de artikelen 16a.5, 16a.6 of 16a.9, kan het bestuur van de emissieautoriteit een last onder dwangsom opleggen.E
Na artikel 18.16a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 18.16b
1.
In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 16a.3, eerste of tweede lid, dan wel het derde lid in verbinding met de artikelen 16.6, eerste en derde lid, 16.12, of 16.19, of de artikelen 16a.5, 16a.6, 16a.8, eerste en tweede lid, of 16a.9, kan het bestuur van de emissieautoriteit de overtreder een bestuurlijke boete opleggen.2.
In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 16a.9, voor zover het een voorschrift betreft dat is verbonden aan de goedkeuring van een elektriciteitsmonitoringsplan krachtens hoofdstuk 16a, kan het bestuur van de emissieautoriteit de overtreder een bestuurlijke boete en een last onder dwangsom tezamen opleggen.F
In artikel 18.16e, eerste lid, wordt «artikel 18.16a, eerste lid» vervangen door «de artikelen 18.16a, eerste lid, en 18.16b, eerste lid».
G
In artikel 18.16g, eerste lid, wordt «artikel 18.16a, eerste en tweede lid, eerste volzin» vervangen door «de artikelen 18.16a, eerste en tweede lid, eerste volzin en 18.16b, eerste lid».
H
In artikel 18.16l wordt «artikel 18.16a, eerste en tweede lid» vervangen door «de artikelen 18.16a, eerste en tweede lid, en 18.16b, eerste lid».
I
Artikel 19.7 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 16a.1
Artikel 16a.2
Artikel 16a.3
Artikel 16a.4
Het bestuur van de emissieautoriteit weigert de goedkeuring van een elektriciteitsmonitoringsplan indien het elektriciteitsmonitoringsplan niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn bij of krachtens dit hoofdstuk of het bestuur van de emissieautoriteit van oordeel is dat onvoldoende is gewaarborgd dat de aanvrager in staat is het elektriciteitsmonitoringsplan naar behoren uit te voeren.
Artikel 16a.5
Artikel 16a.6
Artikel 16a.7
Artikel 16a.8
Artikel 16a.9
Artikel 18.16b
ARTIKEL III
In bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt in artikel 6 «Wet milieubeheer: de artikelen 18.16a, eerste, tweede of vijfde lid,» vervangen door «Wet milieubeheer: de artikelen 18.16a, eerste, tweede of vijfde lid, 18.16b, eerste lid,».
ARTIKEL IV
Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat zendt in overeenstemming met Onze Minister van Financiën binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk, met name in relatie tot de ontwikkelingen in het Europese klimaatbeleid.
ARTIKEL V
Indien het bij koninklijke boodschap van 11 april 2019 ingediende voorstel Wijziging van de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PbEU L 76), Kamerstukken II 2018/19, 35 190, nr. 2, tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdelen F en J, van die wet eerder in werking treedt of is getreden dan deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel B:
2.
Indien op 31 december van het tijdvak geen broeikasgasinstallatie meer wordt geëxploiteerd, wordt de belasting geheven van degene die als laatste in dat tijdvak de broeikasgasinstallatie heeft geëxploiteerd.;B
In artikel II, onderdeel B, wordt:
ARTIKEL VI
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2020. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2020, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
ARTIKEL VII
Deze wet wordt aangehaald als: Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking.