Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie in verband met de uitvoering van Verordening (EU) nr. 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PbEU 2018, L 303/1)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is het Wetboek van Strafvordering en de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie te wijzigen met het oog op de rechtstreekse werking in Nederland van Verordening (EU) nr. 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PbEU 2018, L 303/1);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5.5.1 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Deze afdeling is van toepassing op een bevel als bedoeld in het derde lid, uitgevaardigd door een bevoegde justitiële autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie die niet is gebonden door Verordening (EU) nr. 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PbEU 2018, L 303/1).B
In artikel 5.5.4, eerste lid, onderdeel c, wordt «artikel 5.5.1, tweede lid, onderdeel b of c» vervangen door «artikel 5.5.1, derde lid, onderdeel b of c».
C
Artikel 5.5.9 komt te luiden:
Artikel 5.5.9 (bevel tot inbeslagneming)
1.
Deze afdeling is van toepassing op een bevel als bedoeld in het tweede lid aan een autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie die niet is gebonden door Verordening (EU) nr. 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PbEU 2018, L 303/1).2.
De officier van justitie kan een bevel uitvaardigen strekkende tot inbeslagneming als bedoeld in artikel 94, eerste of tweede lid, of artikel 94a, tweede lid, van voorwerpen welke zich bevinden op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie, en dit bevel zenden aan de autoriteiten van die andere lidstaat met het oog op de erkenning en tenuitvoerlegging ervan in die lidstaat.3.
Het tweede lid is tevens van toepassing op een bevel tot inbeslagneming van voorwerpen als bedoeld in artikel 94a, vierde en vijfde lid, voor zover het bevel ziet op voorwerpen die toebehoren aan een ander dan degene aan wie, in het in artikel 94a, tweede lid, bedoelde geval, het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden ontnomen.D
Aan het Vijfde Boek, Titel 5, wordt een afdeling toegevoegd, luidende:
Artikel 5.5.9 (bevel tot inbeslagneming)
Artikel 5.5.14 (begripsbepalingen)
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 5.5.15 (inkomend bevriezingsbevel)
Artikel 5.5.16 (weigeringsgronden)
De officier van justitie kan de erkenning of de tenuitvoerlegging van een bevriezingsbevel weigeren als één van de gronden, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Verordening 2018/1805, van toepassing is.
Artikel 5.5.17 (prioritering)
Indien de officier van justitie twee of meer bevelen tot bevriezing of confiscatie uit verschillende lidstaten ontvangt die zijn uitgevaardigd tegen dezelfde persoon of betrekking hebben op hetzelfde voorwerp, beslist de officier van justitie welk van de bevelen ten uitvoer moet worden gelegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van Verordening 2018/1805.
Artikel 5.5.18 (rechtsmiddelen)
Belanghebbenden kunnen zich schriftelijk beklagen over de beslissing van de officier van justitie tot erkenning en tenuitvoerlegging van een bevriezingsbevel. De artikelen 552a, 552c tot en met 552d, eerste lid en 552e, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de rechter niet treedt in een onderzoek naar de grondslag van het bevriezingsbevel. Het beklag heeft geen schorsende werking.
Artikel 5.5.19 (uitgaand bevriezingsbevel)
ARTIKEL II
De Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van dat artikel door een puntkomma, de volgende onderdelen toegevoegd:
B
De artikelen 4 en 5 komen te luiden:
Artikel 4 (bevoegde autoriteiten inkomend)
1.
De officier van justitie bij het arrondissement Noord-Nederland is bevoegd tot erkenning van een in een andere lidstaat van de Europese Unie opgelegde beslissing houdende:- een geldelijke sanctie;
- een beslissing tot confiscatie;
- een confiscatiebevel.
2.
Onze Minister is bevoegd tot tenuitvoerlegging van de beslissing of het bevel.Artikel 5 (bevoegde autoriteiten uitgaand)
Onze Minister is bevoegd tot het verzenden van een in Nederland opgelegde beslissing, houdende een geldelijke sanctie, een beslissing tot confiscatie of een confiscatiebevel, aan een andere lidstaat van de Europese Unie met het oog op de tenuitvoerlegging aldaar.C
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
- confiscatiebevelen.
D
In artikel 10, eerste lid, wordt, onder verlettering van onderdeel f tot onderdeel g, een onderdeel ingevoegd, luidende:
- uitgevaardigd confiscatiebevel;
E
Het opschrift van hoofdstuk III komt te luiden:
F
In artikel 22 wordt, onder vernummering van het eerste tot en met het derde lid tot tweede tot en met vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:
1.
Deze afdeling is van toepassing op een beslissing tot confiscatie van een andere lidstaat van de Europese Unie die niet is gebonden door Verordening 2018/1805.G
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Deze afdeling is van toepassing op een beslissing tot confiscatie van een andere lidstaat van de Europese Unie die niet is gebonden door Verordening 2018/1805.H
In artikel 33, tweede lid, wordt «vijfde en zesde lid» vervangen door «zesde en zevende lid».
I
Aan Hoofstuk III wordt, onder vernummering van de artikelen 34 tot en met 38 tot 40 tot en met 44, een afdeling toegevoegd, luidende:
J
Artikel 40 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4 (bevoegde autoriteiten inkomend)
Artikel 5 (bevoegde autoriteiten uitgaand)
Onze Minister is bevoegd tot het verzenden van een in Nederland opgelegde beslissing, houdende een geldelijke sanctie, een beslissing tot confiscatie of een confiscatiebevel, aan een andere lidstaat van de Europese Unie met het oog op de tenuitvoerlegging aldaar.
Artikel 34 (toepassingsbereik)
Deze afdeling is van toepassing op een confiscatiebevel van een andere lidstaat van de Europese Unie die is gebonden door Verordening 2018/1805.
Artikel 35 (erkenning en tenuitvoerlegging confiscatiebevel)
Artikel 36 (weigeringsgronden)
De officier van justitie of Onze Minister kan de erkenning onderscheidenlijk de tenuitvoerlegging van een confiscatiebevel weigeren als één van de gronden, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van Verordening 2018/1805, van toepassing is.
Artikel 37 (prioritering)
Indien de officier van justitie twee of meer bevelen tot confiscatie of bevriezing uit verschillende lidstaten ontvangt die zijn uitgevaardigd tegen dezelfde persoon of betrekking hebben op hetzelfde voorwerp, beslist de officier van justitie welk van de bevelen ten uitvoer moet worden gelegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van Verordening 2018/1805.
Artikel 38 (beslag ten behoeve van tenuitvoerlegging)
Artikel 39 (rechtsmiddelen erkenning en tenuitvoerlegging confiscatiebevel)
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.