Part of Smart Yellow Suite

WGK010179
Besluit formalisering Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector politie 2018-2020

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Justitie en Veiligheid
Datum uitgave 18 oktober 2019
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Besluit tot wijziging van het Besluit bezoldiging politie en enkele andere rechtspositionele besluiten ter formalisering en uitvoering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Politie 2018-2020

Samenvatting

Het besluit heeft tot doel het formaliseren en uitvoeren van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Politie 2018-2020 inzake onder meer het inkomen, de opleiding en loopbaan, capaciteit en duurzame inzetbaarheid, eenmalige uitkering en overurencompensatie.

Documenten

stb-2019-495 (PDF)

Besluit van 13 december 2019 tot wijziging van het Besluit bezoldiging politie en enkele andere rechtspositionele besluiten ter formalisering en uitvoering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Politie 2018–2020 inzake onder meer afspraken betreffende het inkomen, de capaciteit en inzetbaarheid, de kwaliteit, loopbaan en onderwijs en de duurzame inzetbaarheid van ambtenaren, werkzaam in de sector Politie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 28 oktober 2019, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2733326;

Gelet op artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 november 2019, W16.19.0342/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, Directie Wetgeving en Juridische Zaken van 9 december 2019, nr. 2767010;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit algemene rechtspositie politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

  1. voor een andere dan in onderdeel a tot en met e genoemde reden.
3.
In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en f, wordt de ambtenaar in vaste dienst aangesteld vanaf de dag waarop:
  1. aanstellingen in tijdelijke dienst elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden;
  2. meer dan drie aanstellingen in tijdelijke dienst elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van ten hoogste zes maanden.
4.
Over een tijdelijke aanstelling op grond van het eerste lid, onderdeel f, voor een functie in het domein uitvoering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling vaststelling LFNP, wint het bevoegd gezag vooraf een advies in van een door hem in te stellen paritaire commissie.
5.
Indien het advies, bedoeld in het vierde lid, niet positief is, kan de in het eerste lid bedoelde aanstelling slechts plaatsvinden indien hierover in het overleg GOKB, bedoeld in artikel 1 van het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994, overeenstemming is bereikt.
B

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a
1.
Een aanstelling van een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, kan in tijdelijke dienst plaatsvinden:
  1. ter bevordering van de arbeidsparticipatie van de in de aanhef bedoelde ambtenaren in de vijf jaren voorafgaand aan hun AOW-gerechtigde leeftijd;
  2. in een functie in een van de door Onze Minister aangewezen vakgebieden in het domein uitvoering, indien de betrokkene enkel een van de door Onze Minister aangewezen politieopleidingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel s, onder 2°, van de Politiewet 2012 heeft voltooid.
2.
In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, wordt de ambtenaar in vaste dienst aangesteld vanaf de dag waarop:
  1. aanstellingen in tijdelijke dienst elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden;
  2. meer dan drie aanstellingen in tijdelijke dienst elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van ten hoogste zes maanden.
3.
Over een tijdelijke aanstelling op grond van het eerste lid, wint het bevoegd gezag vooraf een advies in van een door hem in te stellen paritaire commissie.
4.
Artikel 4, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
C

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

5.
Het in het vierde lid berekende product wordt verhoogd met 1% voor de in de artikelen 30e, tweede lid, en 88a bedoelde ambtenaren.
16.
Indien het bevoegd gezag de ambtenaar niet houdt aan het verrichten van de dienst, zoals vastgesteld in het dagrooster, of indien het bevoegd gezag die dienst verkort zonder instemming van de ambtenaar, en een van deze gevallen aan de ambtenaar meedeelt in de periode vanaf vier dagen tot aan de dag waarop de dienst moest worden gedaan, wordt de ambtenaar geacht de volledige dienst te hebben verricht.
19.
Op verzoek van de ambtenaar kan worden afgeweken van het vijftiende lid, onderdeel a, het zeventiende en het achttiende lid, onderdeel a.
20.
Indien op verzoek van de ambtenaar wordt afgeweken van het achttiende lid, onderdeel a, heeft de ambtenaar in een kalenderjaar recht op 22 periodes van twee aaneengesloten vrije dagen.
D

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

5.
Het in het vierde lid berekende product wordt verhoogd met 1% voor de ambtenaren bedoeld in artikel 30e, tweede lid, onderdelen a en c.
E

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1.
In afwijking van artikel 12, derde lid, kan de ambtenaar met een volledige betrekking bij het bevoegd gezag een arbeidstijd aanvragen van gemiddeld 38, gemiddeld 39,6 uur of gemiddeld 40 uur per week, met dien verstande dat de ambtenaar bedoeld in artikel 30e, tweede lid, de aanvraag van gemiddeld 40 uur per week niet kan doen.
3.
Tenzij de nieuw aan te stellen ambtenaar vóór zijn aanstelling verzoekt om een arbeidstijd van gemiddeld 36 of gemiddeld 38 uur per week, vindt de aanstelling in een volledige betrekking in afwijking van artikel 12, derde lid, plaats met een arbeidstijd van gemiddeld 40 uur per week.
F

In artikel 13, eerste lid, wordt de zinsnede «de ambtenaar bedoeld in artikel 30e, tweede lid, de aanvraag van gemiddeld 40 uur per week niet kan doen.» vervangen door: «de ambtenaren bedoeld in artikel 30e, tweede lid, onderdelen a en c, de aanvraag van gemiddeld 40 uur per week niet kunnen doen.».

G

Aan artikel 13a worden twee leden toegevoegd:

8.
De ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, kan niet verzoeken om vermeerdering van de arbeidsduur als bedoeld in artikel 2 van de Wet flexibel werken.
9.
Een vermindering van de arbeidsduur als bedoeld in het eerste lid kan, behoudens onvoorziene omstandigheden, niet eerder ingaan dan een jaar na toekenning van een verzoek om vermeerdering van de arbeidsduur als bedoeld in artikel 2 van de Wet flexibel werken.
H

In de artikelen 28a, eerste lid, en 28b, eerste lid, wordt «artikel 12, vijfde en zesde lid» vervangen door «artikel 12, vierde, vijfde en zesde lid».

I

In artikel 30e, vierde lid, komt de zinsnede «12, vijfde lid,» te vervallen.

J

Artikel 30e wordt als volgt gewijzigd:

2.
Artikel 30 is niet van toepassing op de ambtenaar:
  1. bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 3, die in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019 bij het bevoegd gezag schriftelijk kenbaar heeft gemaakt geen aanspraak te maken op levensfase-uren;
  2. die op 30 juni 2018 in dienst was en op 1 juli 2018 55 jaar of ouder was;
  3. op wie artikel 88a van toepassing is.
K

Artikel 30f, tweede lid, komt te luiden:

2.
Het aantal, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend door middel van de volgende formule, met inachtneming van de daarbij vermelde begrenzingen en het derde en vierde lid:{(A1 x 53,8) – (A1 x 14) – (A2 x 25,032) – (B1 x 7,2) – (B2 x 14,4) – (B3 x 21,6) – (B4 x 28,8)} x C/36, afgerond op 1 decimaal,waarbij:A1 = de op grond van het derde en vierde lid berekende diensttijd;A2 = de diensttijd gelijk aan A1, tenzij deze meer bedraagt dan 25 jaar. In dat geval bedraagt A2: 25;B1 = de diensttijd die het leeftijdscohort 45 tot en met 49 jaar omvat;B2 = de diensttijd die het leeftijdscohort 50 tot en met 54 jaar omvat;B3 = de diensttijd die het leeftijdscohort 55 tot en met 59 jaar omvat;B4 = de diensttijd die het leeftijdscohort 60 jaar en ouder omvat, waarbij voor B1 tot en met B4 geldt dat de op grond van het derde en vierde lid berekende diensttijd wordt geacht direct voorafgaand aan 1 juli 2019 onafgebroken te zijn volbracht, enC = de betrekkingsomvang in uren per week per 1 juli 2019, waarbij geldt dat C niet groter kan zijn dan 36.
L

Artikel 30f vervalt.

M

In artikel 37, eerste lid, wordt, onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel d, onderdeel d geschrapt.

N

In artikel 41 wordt onder vernummering van het derde lid tot vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

3.
Ontslag op aanvraag van de in artikel 2, onderdelen a en b, van de Politiewet 2012 bedoelde ambtenaar onderscheidenlijk de in artikel 2, onderdeel d, van de Politiewet 2012 bedoelde ambtenaar gevolgd door een aanstelling van betrokkene binnen vier weken als ambtenaar bedoeld in artikel 2, onderdeel d, van de Politiewet 2012 onderscheidenlijk ambtenaar bedoeld in artikel 2, onderdelen a en b van de Politiewet 2012, wordt niet als ontslag in de zin van het tweede lid aangemerkt.
O

Aan artikel 64a worden twee leden toegevoegd, luidende:

4.
Vanaf het moment dat de ambtenaar wordt ingezet op grond van het tweede lid, ontvangt hij een tegemoetkoming voor elke kilometer die de afstand tussen zijn woning en de oorspronkelijke plaats van tewerkstelling te boven gaat.
5.
De in het vierde lid bedoelde tegemoetkoming wordt berekend overeenkomstig artikel 7a van het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie.
P

Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:

6.
Geen gratificatie als bedoeld in het eerste lid bij een 45-jarig ambtsjubileum ontvangen ambtenaren die de gratificatie uit anderen hoofde hebben ontvangen.
Q

In het eerste lid van artikel 90 wordt «ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie» vervangen door «ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie» en «artikel 4, eerste lid, onderdelen b, c, d en e» door «artikel 4a, eerste lid, en artikel 4, eerste lid, onderdelen b, c, d, e en f».

R

De artikelen 99f tot en met 99h vervallen.

Artikel 4a

ARTIKEL II

Het Besluit bezoldiging politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 2a
De artikelen 2.1, eerste tot en met derde lid, en 2.3 van de Wet normering topinkomens zijn van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar.
B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

8.
In afwijking van het zevende lid, onder c, vindt de aanstelling van de aspirant in het vakgebied GGP of Tactische Opsporing, die op of na 1 januari 2021 met de opleiding is gestart en deze op niveau 4 heeft afgerond, plaats in een functie waaraan salarisschaal 6 is verbonden.
C

Artikel 3bis a wordt als volgt gewijzigd:

11.
In afwijking van het tiende lid, onder c, vindt de aanstelling van de aspirant in het vakgebied GGP of Tactische Opsporing, die op of na 1 januari 2021 met de opleiding is gestart en deze op niveau 4 heeft afgerond, plaats in een functie waaraan salarisschaal 6 is verbonden.
D

In artikel 12b, derde lid, wordt onderdeel a vervangen door:

  1. ambtenaar op wie artikel 30, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie van toepassing is;
E

In artikel 12c, zevende lid, wordt onderdeel a vervangen door:

  1. ambtenaar op wie artikel 30, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie van toepassing is;
F

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

G

In artikel 15, eerste lid, onderdeel b, wordt «de twaalf maanden voorafgaande aan» vervangen door «de 13 perioden van vier weken voorafgaande aan».

H

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 25b, eerste lid, wordt «ten bedrage van 8%» vervangen door «ten bedrage van 8,33%».

J

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

3.
Onder overwerk wordt verstaan dienst in opdracht van het daartoe bevoegde gezag buiten de voor de ambtenaar krachtens artikel 12 van het Besluit algemene rechtspositie politie vastgestelde arbeidstijden, voor zover daardoor de per dienstdag vastgestelde totale arbeidstijd wordt overschreden, uitgezonderd de uren die in de periode vanaf zeven dagen tot vier dagen voorafgaand aan de dag waarop de dienst moet worden gedaan door het bevoegd gezag worden opgedragen.
10.
Indien overwerk wordt vergoed door middel van het in het zevende en achtste lid bedoelde verlof, wordt dat verlof toegekend in levensfase-uren bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel rr, van het Besluit algemene rechtspositie politie.
K

In artikel 27a, eerste lid, wordt «vakantie-uren» vervangen door «vakantie-uren of levensfase-uren, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel rr, van het Besluit algemene rechtspositie politie».

L

Artikel 27b wordt als volgt gewijzigd:

5.
De vergoeding voor een verschuiving in het dagrooster, bedoeld in artikel 12, twaalfde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie, wordt slechts toegekend indien de verschuiving ten minste een half uur bedraagt en deze verschuiving plaatsvindt binnen een termijn van vier dagen voor de dag waarop dienst moet worden gedaan.
M

In artikel 29a vervalt het derde lid.

N

In artikel 38, tiende lid, tweede volzin, wordt «een verhoging van het salaris als bedoeld in artikel 9» vervangen door «een verhoging van het salaris als bedoeld in de artikelen 9 of 9a».

O

In artikel 39b, zevende lid, wordt onderdeel d verletterd tot onderdeel c.

P

Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

Q

Artikel 50a wordt vervangen door:

Artikel 50a
1.
De bijlagen, behorende bij dit besluit, met uitzondering van bijlage IV, alsmede de bedragen, genoemd in de artikelen 3a, 14, 18, 23, 25b, 29 en 29a worden bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig een algemene salarismaatregel in de sector politie.
2.
Bijlage IV van dit besluit en het bedrag genoemd in artikel 27 kunnen bij ministeriële regeling worden gewijzigd.
R

Het opschrift van bijlage II komt te luiden: «Bijlage II. bij het Besluit bezoldiging politie, salaristabellen van aspiranten, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2017 (in euro per maand)».

S

Het opschrift van bijlage III komt te luiden: «Bijlage III. bij artikel 3, zevende lid, Besluit bezoldiging politie op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2017 (in euro per maand)».

T

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

U

Het opschrift van bijlage V komt te luiden: «Bijlage V. bij artikel 3bis a, vierde lid, van het Besluit bezoldiging politie op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2017 (in euro per maand)».

V

Het opschrift van bijlage VI komt te luiden: «Bijlage VI. bij artikel 3bis a, vijfde lid, van het Besluit bezoldiging politie op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2017 (in euro per maand)».

W

In Bijlage VII wordt na «Medewerker Tactische Opsporing» ingevoegd:

Operationeel Begeleider AOperationeel Begeleider B

Artikel 2a

De artikelen 2.1, eerste tot en met derde lid, en 2.3 van de Wet normering topinkomens zijn van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar.

Artikel 50a

ARTIKEL III

Het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

B

Na artikel 26ca worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 26cb
De artikelen 2, vierde lid, en 8, vierde lid, zoals die luidden op 30 juni 2016, blijven van toepassing ingeval de betrokkene:
  1. op 1 juli 2016 gebruik maakt van de regelingen vervat in die artikelonderdelen, of
  2. in de periode op of na 1 januari 2013 tot uiterlijk 1 juli 2016 gebruik heeft gemaakt van die regelingen.
Artikel 26cc
1.
De betrokkene, bedoeld in artikel 26cb, heeft bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar:
  1. vóór 1 april 2017, recht op de financiële compensatie als bedoeld in het tweede lid;
  2. op of na 1 april 2017, recht op de tegemoetkoming als bedoeld in het derde lid.
2.
De financiële compensatie wordt berekend door het aantal maanden dat de AOW-gerechtigde leeftijd van de betrokkene later ligt dan de datum waarop deze de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt te vermenigvuldigen met 70% van het bedrag van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
3.
De tegemoetkoming bestaat uit:
  1. een uitkering die netto een bedrag oplevert dat gelijk is aan het ouderdomspensioen, verhoogd met de vakantiebijslag, dat de betrokkene op grond van de Algemene ouderdomswet had ontvangen, indien die wet al op hem van toepassing was geweest;
  2. een financiële compensatie voor de verlaging van het ouderdomspensioen, als bedoeld in hoofdstuk 5 van het pensioenreglement, wegens het eerder ingaan van dit pensioen dan de op dat moment geldende pensioenrekenleeftijd, als bedoeld in de bijlage 2 bij het pensioenreglement, waarbij voor de vaststelling van de omvang van de verlaging wordt uitgegaan van een ingang van het ouderdomspensioen bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar door de betrokkene;
  3. een aanvullend bedrag voor zover de op grond van de onderdelen a en b vastgestelde aanspraken tezamen minder bedragen dan 90 procent van de gerechtvaardigde aanspraak.
4.
De tegemoetkoming wordt met ingang van het bereiken van de leeftijd van 65 jaar maandelijks uitgekeerd en eindigt met ingang van de dag waarop de betrokkene de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, waarbij geldt dat het op grond van het derde lid, onderdeel b, berekende totaal in die periode wordt uitgekeerd. Indien de betrokkene overlijdt voordat hij de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, eindigt de tegemoetkoming met ingang van de dag volgend op de dag van overlijden.
5.
De aan de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde betrokkene op grond van artikel V, van het Besluit van 21 juni 2016 tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en enkele andere rechtspositionele regelingen ter formalisering van de Uitvoeringsafspraak sector Politie van 5 juni 2015 eerder uitbetaalde financiële compensatie, wordt geacht op grond van het tweede lid te zijn toegekend.
6.
De in het derde lid bedoelde tegemoetkoming wordt verminderd met de financiële compensatie die de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, heeft ontvangen op grond van artikel V, van het Besluit van 21 juni 2016 tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en enkele andere rechtspositionele regelingen ter formalisering van de Uitvoeringsafspraak sector Politie van 5 juni 2015.

Artikel 26cb

De artikelen 2, vierde lid, en 8, vierde lid, zoals die luidden op 30 juni 2016, blijven van toepassing ingeval de betrokkene:

Artikel 26cc

ARTIKEL IV

Het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

B

In artikel 3, eerste lid, wordt «dan nadat door of namens Onze Minister overleg is gepleegd met de Commissie» vervangen door «dan nadat hierover met de Commissie overleg is gepleegd in het overleg CGOP of het overleg GOKB».

C

Onder vernummering van artikel 3a tot artikel 3b wordt een artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 3a
1.
In het overleg CGOP worden voorstellen over aangelegenheden en regels als bedoeld in artikel 3, eerste lid, die moeten worden of zijn vastgelegd in algemeen verbindende voorschriften, besproken.
2.
In het overleg GOKB worden voorstellen over aangelegenheden en regels als bedoeld in artikel 3, eerste lid, die bij besluit van de korpschef worden vastgelegd in beleidsregels, besproken.
3.
In het overleg GOPB worden aangelegenheden in het betreffende korpsonderdeel of de Rijksrecherche besproken, aangaande:
  1. de toepassing van arbeidsvoorwaarden en rechtspositie zoals vastgelegd in algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels;
  2. de uitvoering van afspraken, opgenomen in het Arbeidsvoorwaardenakkoord sector Politie 2018–2020;
  3. de uitvoering van afspraken met de Commissie in het kader van verbetering van de politieorganisatie voor zover dit past binnen de eigen rol en verantwoordelijkheid van de politiechef of directeur van het korpsonderdeel.
4.
Indien eenzelfde aangelegenheid zich in meerdere korpsonderdelen voordoet, wordt de kwestie in het overleg GOKB geagendeerd.
D

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4
1.
Het overleg CGOP staat onder voorzitterschap van Onze Minister. Onze Minister is bevoegd het voorzitterschap op te dragen aan een door hem aan te wijzen ambtenaar.
2.
Indien de Commissie in meerderheid of de voorzitter van het overleg GOKB in overleg met de voorzitter van het overleg CGOP van oordeel is dat over een bepaalde aangelegenheid overleg gevoerd dient te worden met Onze Minister, wordt die aangelegenheid zo mogelijk in het eerstvolgende overleg CGOP geagendeerd.
3.
De voorzitter wordt bij het overleg CGOP terzijde gestaan door functionarissen die daartoe door Onze Minister worden aangewezen.
4.
Onze Minister wordt bij het overleg CGOP terzijde gestaan door de korpschef of diens vertegenwoordiger.
5.
Onze Minister kan de directeur van de Politieacademie of zijn plaatsvervanger uitnodigen tot het als waarnemer bijwonen van het overleg CGOP.
6.
Het secretariaat van het overleg CGOP wordt gevoerd door een door Onze Minister benoemde secretaris of daartoe aangewezen functionaris, die onder leiding van de voorzitter ter beschikking staat van deze, van de in het derde lid bedoelde functionarissen en van de leden van de Commissie. De benoeming van de secretaris of de aanwijzing van een functionaris daartoe geschiedt, de Commissie gehoord.
7.
Bij de behandeling van bepaalde aangelegenheden kan op uitnodiging of met toestemming van de voorzitter ook door anderen dan degenen die daartoe ingevolge artikel 2 gerechtigd zijn, aan het overleg worden deelgenomen.
8.
De leden van de Commissie kunnen zich na overleg met de voorzitter ter vergadering voor de behandeling van een bepaald onderwerp door deskundigen laten bijstaan.
E

Na artikel 4 worden twee artikelen ingevoegd, luidend:

Artikel 4a
1.
Het overleg GOKB staat onder voorzitterschap van de korpschef of een door hem aan te wijzen lid van de korpsleiding.
2.
Indien de Commissie in meerderheid of de voorzitter van het overleg GOPB van oordeel is dat over een bepaalde aangelegenheid overleg gevoerd dient te worden met de korpschef, wordt die aangelegenheid zo mogelijk in het eerstvolgende overleg GOKB geagendeerd.
3.
De voorzitter wordt bij het overleg GOKB terzijde gestaan door functionarissen die daartoe door hem worden aangewezen.
4.
Onze Minister neemt deel aan het overleg GOKB vanuit zijn verantwoordelijkheid voor het overleg CGOP.
5.
De COR is als toehoorder bij het overleg GOKB aanwezig en wordt in dat overleg vertegenwoordigd door maximaal twee leden.
6.
Artikel 4, zesde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4b
1.
Het overleg GOPB staat onder voorzitterschap van de politiechef, de directeur van het betreffende korpsonderdeel, hun plaatsvervangers of, indien het de rijksrecherche betreft, de directeur van de rijksrecherche of zijn plaatsvervanger.
2.
De voorzitter wordt bij het overleg GOPB terzijde gestaan door functionarissen die daartoe door hem worden aangewezen, alsmede door functionarissen die daartoe door de korpschef worden aangewezen.
3.
Een vertegenwoordiger van de ondernemingsraad van het betreffende korpsonderdeel is als toehoorder bij het overleg GOPB aanwezig.
4.
Artikel 4, zevende en achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
F

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

4.
Het overleg GOPB vindt eens per halfjaar plaats, tenzij partijen concluderen dat er geen reden is voor overleg.
G

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Een vertegenwoordiger van de COR kan als toehoorder bij een werkgroep worden uitgenodigd.
3.
Artikel 4, zesde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
H

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

I

Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 12
De korpschef draagt er zorg voor dat vertegenwoordigers van de verenigingen van ambtenaren met een aanstelling bij de politie die deel uitmaken van de Commissie niet uit hoofde van hun deelname worden benadeeld in hun positie bij de politie.
J

Aan artikel 24 wordt, onder vervanging van de punt aan het einde door een komma, een zinsnede toegevoegd, luidend: «voor zover zij voortvloeien uit het overleg CGOP.».

Artikel 3a

Artikel 4

Artikel 4a

Artikel 4b

Artikel 12

De korpschef draagt er zorg voor dat vertegenwoordigers van de verenigingen van ambtenaren met een aanstelling bij de politie die deel uitmaken van de Commissie niet uit hoofde van hun deelname worden benadeeld in hun positie bij de politie.

ARTIKEL V

Artikel 3a van het Besluit rangen politie komt te luiden:

Artikel 3a
In afwijking van artikel 2, eerste lid, behoudt de ambtenaar:
  1. de rang zoals die gold direct voorafgaand aan het besluit tot verplaatsing op grond van artikel 64 van het Besluit algemene rechtspositie politie, waarbij hij wordt verplaatst naar een functie waaraan een lagere rang is verbonden;
  2. met een aanstelling als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Politiewet 2012, onverminderd artikel 55ra, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie, bij een vrijwillige overstap naar een administratief technische functie, de rang die gold direct voorafgaand aan het besluit tot plaatsing in de administratief technische functie, voor zover de ambtenaar blijft aangesteld als ambtenaar voor de uitvoering van de politietaak.

Artikel 3a

In afwijking van artikel 2, eerste lid, behoudt de ambtenaar:

ARTIKEL VI

Het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid, wordt, onder verlettering van de onderdelen b, c en d tot c, d en e, een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

  1. de woning en een door de ambtenaar gekozen andere locatie, waar hij zijn werkzaamheden verricht, dan de plaats van tewerkstelling;
B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

5.
De tegemoetkoming voor reizen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, bedraagt ten hoogste het bedrag van de tegemoetkoming voor reizen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a.
C

In artikel 7a wordt «de tegemoetkoming op grond van artikel 64 Besluit algemene rechtspositie politie, derde en vierde lid» vervangen door «de aanvulling op grond van de artikelen 64, derde en vierde lid, en 64a, vierde en vijfde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie».

D

Aan artikel 8, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het einde door een komma, toegevoegd «tenzij de ambtenaar kiest om zijn werkzaamheden te verrichten op een andere locatie dan de plaats van tewerkstelling».

E

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

F

In de artikelen 14, derde lid, 14a, tweede lid, 27, derde lid en 31, vijfde lid, wordt «€ 0,18» vervangen door «€ 0,19».

ARTIKEL VII

ARTIKEL VIII

ARTIKEL IX

Artikel V van het Besluit van 21 juni 2016 tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en enkele andere rechtspositionele regelingen ter formalisering van de Uitvoeringsafspraak sector Politie van 5 juni 2015 vervalt.

ARTIKEL X OVERGANGS- EN SLOTBEPALING

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.